ECLI:NL:RBNNE:2024:3492

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
18-013770-24 tussenvonnis
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak wegens witwassen met verstek verleend tegen de verdachte

Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die niet is verschenen. De verdachte, geboren in 1981 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, is beschuldigd van het plegen van witwassen. De tenlastelegging betreft het verbergen en verhullen van de herkomst van geldbedragen, met een totaal van 164.348 euro, gedurende de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2022. De rechtbank heeft op 23 augustus 2024 een onderzoek ter terechtzitting gehouden, waarbij de verdachte niet aanwezig was. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra en heeft verstek aangevraagd tegen de verdachte.

Tijdens de beraadslaging heeft de advocaat van de verdachte, mr. R.H. Wormhoudt, verzocht om heropening van het onderzoek. Hij stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de zittingsdatum, omdat de dagvaarding hem niet had bereikt. De officier van justitie heeft zich verzet tegen dit verzoek, stellende dat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend en dat de verdachte bekend was met de strafzaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel de betekening correct was, de verdachte feitelijk niet op de hoogte was van de zitting. Dit werd mede veroorzaakt door het ontbreken van een inschrijvingsadres.

Gelet op de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake het aanwezigheidsrecht, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen. De rechtbank heeft de schorsing van het onderzoek bevolen en zal de zaak op een nader te bepalen datum hervatten, zodat de verdachte en zijn raadsman de gelegenheid krijgen om zich te verdedigen. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. J. van Bruggen, mr. E.P. van Sloten en mr. L.S. Wachters, en is uitgesproken in de openbare terechtzitting op 6 september 2024.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18.013770.24

Tussenvonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 6 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 augustus 2024. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H.P. Polstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere
geldbedrag(en) van in totaal 164.348 euro, (a)
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was dan wel was/waren, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerpen(en) voorhanden had(den), en/of (b)
  • heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
  • gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen dan wel dat voorwerp geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig waren/was uit enig misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

Heropening van het onderzoek

Ter terechtzitting van 23 augustus 2024 is verdachte niet verschenen. Nadat de rechtbank had vastgesteld dat de dagvaarding tijdig en op de juiste wijze - middels een betekening door het Openbaar Ministerie op 16 juli 2024 - was betekend, heeft zij verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte en het onderzoek ter terechtzitting doen aanvangen. De officier van justitie heeft gerekwireerd en de rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gesloten en bij monde van de voorzitter medegedeeld dat op 6 september 2024 uitspraak zal worden gedaan.
Gedurende de beraadslaging van de rechtbank heeft mr. R.H. Wormhoudt, advocaat te Ruinerwold, zich bij brief van 28 augustus 2024 gesteld in de strafzaak tegen bovengenoemde verdachte en verzocht het onderzoek ter terechtzitting te heropenen. Door de raadsman is hiertoe aangevoerd dat verdachte eerst door zijn familie en berichtgeving in de media op 23 augustus 2024 in kennis is gesteld van de tegen hem aanhangige strafzaak en de dagvaarding verdachte niet heeft bereikt. Verdachte wenst alsnog gebruik te maken van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn dan wel zich te doen verdedigen.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich desgevraagd verzet tegen het verzoek tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting en heeft daartoe aangevoerd dat er terecht verstek is verleend tegen verdachte en de rechtbank de strafzaak tegen verdachte op goede gronden inhoudelijk heeft behandeld. De dagvaarding is geldig betekend en ook per post naar de laatste twee bekende adressen van verdachte gestuurd. Door de officier van justitie is hiertoe voorts aangevoerd dat verdachte staat geregistreerd als zijnde vertrokken onbekend waarheen en van verdachte geen recent opgegeven adres bekend is. Verdachte is daarnaast door de politie gehoord en wist derhalve dat er een strafzaak tegen hem aanhangig was.

Beoordeling van de rechtbank

Hoewel de betekening van de dagvaarding tijdig en op juiste wijze heeft plaatsgevonden, staat wel vast dat de dagvaarding verdachte feitelijk niet heeft bereikt en hij dus niet op de hoogte was van de zittingsdatum. Dat heeft verdachte primair aan zichzelf te wijten, door geen zorg te dragen voor een inschrijvingsadres en er ook niet op andere wijze voor te zorgen dat hij kennis kon nemen van handelingen in zijn strafzaak, waarvan hij, zoals de officier van justitie terecht heeft opgemerkt, wist dat die aanhangig
was of zou worden gemaakt.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de jurisprudentie van het EHRM inzake het aanwezigheidsrecht en de wens van verdachte alsnog gebruik te maken van dit recht, verdachte en zijn inmiddels ingeschakelde raadsman alsnog de mogelijkheid moeten krijgen om het woord ter verdediging te voeren op een zitting waarvoor de datum nog nader bepaald zal worden. .
De rechtbank ziet gezien het voorgaande aanleiding om het onderzoek te heropenen en te schorsen tot een nader te bepalen zittingsdatum.

Beslissing

De rechtbank

-
heropent het onderzoek, schorst dit in het belang ervan en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting;
- beveelt de oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen een nader te bepalen dag en tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. E.P. van Sloten en
mr. L.S. Wachters, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 september 2024.
Mrs. E.P. van Sloten en L.S. Wachters zijn buiten staat dit tussenvonnis mede te ondertekenen.