Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een tussenbeslissing genomen in de ontnemingszaak tegen een verdachte, geboren in 1981, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is. De officier van justitie had op 23 augustus 2024 gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van 164.348 euro. Tijdens deze zitting was de verdachte niet aanwezig, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend. De verdachte was echter niet op de hoogte van de zittingsdatum, wat hij aan zijn eigen omstandigheden heeft te wijten. De raadsman van de verdachte heeft verzocht om heropening van het onderzoek, omdat de verdachte pas via zijn familie en media op de hoogte was gesteld van de zaak. De officier van justitie heeft zich verzet tegen dit verzoek, stellende dat de dagvaarding geldig was en de verdachte op de hoogte had moeten zijn van de procedure.