ECLI:NL:RBNNE:2024:3491

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
18-013770-24 tussenbeslissing
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake heropening van het onderzoek in een ontnemingszaak

Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een tussenbeslissing genomen in de ontnemingszaak tegen een verdachte, geboren in 1981, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is. De officier van justitie had op 23 augustus 2024 gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van 164.348 euro. Tijdens deze zitting was de verdachte niet aanwezig, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend. De verdachte was echter niet op de hoogte van de zittingsdatum, wat hij aan zijn eigen omstandigheden heeft te wijten. De raadsman van de verdachte heeft verzocht om heropening van het onderzoek, omdat de verdachte pas via zijn familie en media op de hoogte was gesteld van de zaak. De officier van justitie heeft zich verzet tegen dit verzoek, stellende dat de dagvaarding geldig was en de verdachte op de hoogte had moeten zijn van de procedure.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18.013770.24
Tussenbeslissing van de meervoudige kamer d.d. 6 september 2024 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats], zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Procesverloop

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 23 augustus 2024 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van 164.348,00 (zegge: honderdvierenzestigduizend driehonderdachtenveertig euro) ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18.013770.24 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel. De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 23 augustus 2024.
Heropening van het onderzoek
Ter terechtzitting van 23 augustus 2024 is verdachte niet verschenen. Nadat de rechtbank had vastgesteld dat de dagvaarding tijdig en op de juiste wijze - middels een betekening door het Openbaar Ministerie op 16 juli 2024 - was betekend, en ook de oproeping in de ontnemingszaak aan verdachte is toegezonden, heeft zij verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte en het onderzoek ter terechtzitting doen aanvangen. De officier van justitie heeft gerekwireerd en de rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gesloten en bij monde van de voorzitter medegedeeld dat op 6 september 2024 uitspraak zal worden gedaan.
Gedurende de beraadslaging van de rechtbank heeft mr. R.H. Wormhoudt, advocaat te Ruinerwold, zich bij brief van 28 augustus 2024 gesteld in de strafzaak tegen bovengenoemde verdachte en verzocht het onderzoek ter terechtzitting te heropenen. Door de raadsman is hiertoe aangevoerd dat verdachte eerst door zijn familie en berichtgeving in de media op 23 augustus 2024 in kennis is gesteld van de tegen hem aanhangige strafzaak en ontnemingsvordering en respectievelijk de dagvaarding en oproeping verdachte niet hebben bereikt. Verdachte wenst alsnog gebruik te maken van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn dan wel zich te doen verdedigen.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich desgevraagd verzet tegen het verzoek tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting en heeft daartoe aangevoerd dat er terecht verstek is verleend tegen verdachte en de rechtbank de strafzaak en ontnemingsvordering tegen verdachte op goede gronden inhoudelijk heeft behandeld. De dagvaarding is geldig betekend en ook de oproeping in de ontnemingszaak is per post naar de laatste twee bekende adressen van verdachte gestuurd. Door de officier van justitie is hiertoe voorts aangevoerd dat verdachte staat geregistreerd als zijnde vertrokken onbekend waarheen en van verdachte geen recent opgegeven adres bekend is. Verdachte is daarnaast door de politie gehoord en wist derhalve dat er een strafzaak tegen hem aanhangig was.

Beoordeling van de rechtbank

Hoewel de betekening van de dagvaarding tijdig en op juiste wijze heeft plaatsgevonden en ook de oproeping in de ontnemingszaak naar de laatst bekende adressen van verdachte is toegezonden staat wel vast dat zowel de dagvaarding als oproeping verdachte feitelijk niet hebben bereikt en hij dus niet op de hoogte was van de zittingsdatum. Dat heeft verdachte primair aan zichzelf te wijten, door geen zorg te dragen voor een inschrijvingsadres en er ook niet op andere wijze voor te zorgen dat hij kennis kon nemen van handelingen in zijn strafzaak, waarvan hij, zoals de officier van justitie terecht heeft opgemerkt, wist dat die aanhangig was of zou worden gemaakt.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de jurisprudentie van het EHRM inzake het aanwezigheidsrecht en de wens van verdachte alsnog gebruik te maken van dit recht, verdachte en zijn inmiddels ingeschakelde raadsman alsnog de mogelijkheid moeten krijgen om het woord ter verdediging te voeren op een zitting waarvoor de datum nog nader bepaald zal worden.
De rechtbank ziet gezien het voorgaande aanleiding om het onderzoek te heropenen en te schorsen tot een nader te bepalen zittingsdatum.

Beslissing

De rechtbank

-
heropent het onderzoek, schorst dit in het belang ervan en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting;
- beveelt de oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen een nader te bepalen dag en tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
Deze tussenbeslissing is gegeven door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. E.P. van Sloten en
mr. L.S. Wachters, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 september 2024.
Mrs. E.P. van Sloten en L.S. Wachters zijn buiten staat deze tussenbeslissing mede te ondertekenen.