Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, gelet op de aard en de ernst van de ten laste gelegde feiten, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden. De officier van justitie ziet geen aanleiding voor een deels voorwaardelijke straf, nu verdachte nog maar net in de proeftijd loopt van een recente veroordeling door de rechtbank Amsterdam d.d. 20 december 2023. Met betrekking tot de vordering na voorwaardelijke veroordeling ten aanzien van voornoemde veroordeling, vordert de officier van justitie afwijzing van de vordering en wijziging van de bijbehorende bijzondere voorwaarden met inachtneming van het reclasseringsadvies d.d. 18 juli 2024, zodat de proeftijd en het toezicht met betrekking tot die veroordeling blijven doorlopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor matiging van de straf zoals door de officier van justitie geëist en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is een positieve gedragsverandering bij verdachte te zien ten opzichte van zijn houding ten tijde van zijn vorige strafzaak. Verdachte heeft gelijk openheid van zaken gegeven en zijn verantwoordelijkheid genomen. Daarnaast staat verdachte open voor hulp van de reclassering en is hij gemotiveerd om mee te werken aan de bijzondere voorwaarden zodat hij zijn leven weer op orde kan krijgen en hij er voor zijn dochter kan zijn. Daar komt bij dat bij verdachte verschillende stoornissen zijn vastgesteld die zeer waarschijnlijk een rol hebben gespeeld bij de ten laste gelegde feiten.
Ook dit dient verdisconteerd te worden in de op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 18 juli 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens, munitie en een geluidsdemper. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit geldt temeer nu verdachte de wapens voorhanden had in de openbare ruimte, namelijk in de trein waar zich op dat moment ook andere treinreizigers bevonden. Daar komt nog bij dat een van de wapens is aangetroffen in de broeksband van verdachte en dat het patroonmagazijn van dat wapen voorzien was van meerdere patronen. De rechtbank rekent verdachte het voornoemde zwaar aan. De praktijk wijst uit dat het bezit van vuurwapens vaak leidt tot het gebruik daarvan. Dit leidt niet zelden tot levensgevaarlijke situaties, ook voor omstanders. Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij - naar zijn zeggen - vanwege een geringe schuld aan iemand zich ervoor heeft geleend twee wapens op te halen kennelijk voor gebruik door een ander. Daarmee draagt verdachte indirect bij aan ondermijnende en zware criminaliteit. Gelet ook op de toename van vuurwapenbezit en het gevaarzettend karakter daarvan, dient daartegen streng te worden opgetreden. De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen dan ook een forse gevangenisstraf. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte recent, in december 2023, voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank neemt echter ook in aanmerking dat verdachte vanaf zijn eerste politieverhoor verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en openheid van zaken heeft gegeven. Ter terechtzitting heeft verdachte ook zijn spijt betuigd. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte gediagnosticeerd is met een autismespectrumstoornis en ADHD en dat dit mogelijk een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de bewezen verklaarde feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten, voornamelijk dat het hem ontbrak aan stabiele huisvesting na afloop van zijn detentieperiode. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat uit het reclasseringsadvies d.d. 18 juli 2024 blijkt dat verdachte gemotiveerd is om zijn leven op orde te krijgen en hij voor zijn dochter wil kunnen zorgen. Hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven is dat hij wil meewerken aan alle bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank wel aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Hoewel verdachte dan feitelijk in twee proeftijden loopt, wordt daarmee het totale voorwaardelijke strafdeel wat verdachte boven het hoofd hangt vergroot, hetgeen dient als grotere stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijke strafdeel verbindt de rechtbank niet de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal die bijzondere voorwaarden verdisconteren in de beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.