ECLI:NL:RBNNE:2024:3455

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
18.227849.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte heeft op 11 oktober 2023 te Leeuwarden een mortierbom geplaatst en afgestoken voor de voordeur van een restaurant, wat leidde tot aanzienlijke schade aan het pand en een levensgevaarlijke situatie voor omstanders. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de 38z-maatregel opgelegd, gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en verstandelijke beperking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet afdoet aan de ernst van het gepleegde feit. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf en de bijzondere voorwaarden toegewezen, en heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/292932-23 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/227849-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

3 september 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1971 te [geboorte plaats] (Suriname), wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 augustus 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.W. Delhaye, advocaat te Leeuwarden. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door officier van justitie mr. A.R. Posthuma.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te 03.26 uur, althans gedurende een voor de nachtrust bestemde tijd, te Leeuwarden, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht door nabij en/of voor de voordeur van [bedrijf] , gelegen aan de [adres] , in gebruik bij en/of eigendom van [naam] , een mortierbom (shell), althans een vuurwerkbom, althans een stuk (zwaar) vuurwerk neer te leggen en/of te gooien en/of (vervolgens) deze met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, waardoor deze (aldaar) tot ontploffing kwam en/of ten gevolge waarvan de glazen voordeur en/of pui van genoemde [bedrijf] en/of twee ramen van het bovenliggende pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand en/of ontploft, althans door de kracht van de ontploffing stuk zijn gegaan, terwijl daarvan
  • levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, althans voor anderen te duchtenwas, te weten gevaar voor één of meer personen welke aanwezig waren in het bovenliggende en/of het/de belendende pand(en) van die [bedrijf] en/of voor passanten welke in de [adres] liepen en/of fietsten, althans aanwezig waren en/of
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten die [bedrijf] en/of in dat pand aanwezige goederen en/of debovenliggende en/of naastgelegen panden en/of woningen en/of de in die panden en/of woning(en) aanwezige goederen, te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank of daarvan ook levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 augustus 2024;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 oktober 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Districtsrecherche Fryslân, Eenheid Noord-
Nederland, met nummer 2023272587 d.d. 22 januari 2024, inhoudend de verklaring van [naam] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2023, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2023, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2023, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 november 2023, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige] ;
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek naar in beslag genomen sporen afkomstig van vuurwerk d.d. 15 november 2023, opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 oktober 2023 te 03:26 uur te Leeuwarden opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door voor de voordeur van [bedrijf] , gelegen aan de [adres] , in gebruik bij en eigendom van [naam] , een mortierbom neer te leggen en vervolgens deze aan te steken, waardoor deze tot ontploffing kwam, ten gevolge waarvan de glazen voordeur en pui van genoemde [bedrijf] door de kracht van de ontploffing stuk zijn gegaan, terwijl daarvan
  • levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was, te weten gevaar voor personen welke aanwezig waren in het bovenliggende en de belendende panden van die [bedrijf] en voor passanten welke in de [adres] liepen en fietsten, en
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten die [bedrijf] en de in dat pand aanwezige goederen en debovenliggende en naastgelegen panden en woningen en de in die panden en woningen aanwezige goederen, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en aftrek van voorarrest. Ook heeft zij gevorderd om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: de 38z-maatregel) aan verdachte op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die medio september 2024 afloopt, zodat verdachte dan kan worden opgenomen in een kliniek in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman ziet geen noodzaak voor oplegging van de 38z-maatregel, omdat verdachte openstaat voor hulpverlening. Indien de rechtbank de 38z-maatregel zal opleggen, zal verdachte daaraan wel meewerken, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland d.d. 13 augustus 2024 en van GZ-psycholoog N. van der Weegen d.d. 2 april 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 juli 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Hij heeft een mortierbom geplaatst en afgestoken voor de deur van een restaurant in het centrum van Leeuwarden. De knal van de ontploffing was zo hard, dat de politie de ontploffing op drie kilometer afstand hoorde en direct richting het centrum van Leeuwarden is gereden. Kort voor en ten tijde van de ontploffing waren er meerdere personen aanwezig rondom het restaurant. Het mag een wonder heten dat er niemand (dodelijk) gewond is geraakt en het bij materiële schade is gebleven.
De rechtbank vindt het door verdachte gepleegde feit buitengewoon ernstig. De rechtbank ziet een zorgelijke tendens waarin in toenemende mate mensen die niet betrokken zijn bij een conflict toch bereid worden gevonden om in opdracht van anderen explosieven te plaatsen bij woningen en bedrijven, zo ook in deze zaak. Verdachte heeft, zoals blijkt uit hetgeen hij tegenover onder meer aangever op beeld heeft verklaard, zich in ruil voor de belofte van drugs laten gebruiken om een mortierbom te plaatsen en een ontploffing te veroorzaken, nota bene bij een restaurant waar hij regelmatig gratis broodjes kreeg. Verdachte heeft zijn middelengebruik en verslaving laten prevaleren boven de veiligheid van personen en goederen. Hij heeft levensgevaar voor anderen veroorzaakt en geen respect getoond voor de eigendommen van anderen.
Verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en plaatst de schuld buiten zichzelf. Hoewel hij bij de politie nog een beroep deed op zijn zwijgrecht, bleef hij ter terechtzitting herhalen dat hij het heeft gedaan, maar dat hij is gebruikt en niet kon nadenken omdat hij op dat moment onder invloed was van cocaïne en methadon. Hij heeft verklaard dat hij zich geen moment heeft afgevraagd of hij door zijn handelen anderen in gevaar kon brengen. Kennelijk kon verdachte echter nog wel dusdanig helder nadenken dat hij, nadat hij de lont had aangestoken, zichzelf in veiligheid kon brengen voordat de bom ontplofte. Immers ter zitting heeft hij verklaard dat hij direct nadat hij het lont had aangestoken, zich uit de voeten heeft gemaakt.
De rechtbank neemt verdachte dit alles bijzonder kwalijk.
De persoonlijke omstandigheden
Verdachte is bekend met (druggerelateerde) verwervingscriminaliteit en ook het onderhavige delict past hierbij. In de periode voorafgaand aan dit delict is verdachte meermalen tot gevangenisstraffen veroordeeld wegens het plegen van vermogensfeiten. Blijkens het psychologisch onderzoek Pro Justitia van GZ-psycholoog N. van der Weegen d.d. 2 april 2024 lijdt verdachte aan een matige verstandelijke ontwikkelingsstoornis en ernstige stoornissen in het gebruik van opioïden en cocaïne. Dit was ook het geval tijdens het onderhavige delict en er lijkt volgens de psycholoog geen scenario denkbaar waarin de stoornissen niet hebben doorgewerkt. Daarbij stelt de psycholoog dat wanneer verdachte weer drugs gaat gebruiken, het risico op nieuwe vermogensdelicten hoog is. Ook de reclassering schat het recidiverisico in op gemiddeld-hoog. De psycholoog adviseert een (korte) klinische behandeling binnen een instelling met expertise op het gebied van mensen met een verstandelijke beperking en stoornissen in middelgebruik, gevolgd door een beschermde of begeleide woonvorm met dagbesteding. Hij zal permanent aangewezen blijven op begeleiding. Het voorgaande kan vormgegeven worden in een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en een zo lang mogelijke proeftijd, eventueel met toevoeging van de 38zmaatregel, aldus de psycholoog. De reclassering adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een klinische opname in [instelling] , ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het hebben van dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole, alsook de 38z-maatregel. De reclassering heeft contact gehad met [instelling] en verdachte zou daar half september 2024 kunnen worden opgenomen.
Gelet op de bevindingen van de psycholoog is de rechtbank van oordeel dat niet alleen de verslavingsproblematiek, maar ook de matige verstandelijke ontwikkelingsstoornis van verdachte een rol heeft gespeeld bij de besluitvorming en het handelen van verdachte in het onderhavige feit. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden.
De straf
Gelet op de ernst van het feit en rekening houdend met de recidive van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is. Vanwege de ernstige problematiek en verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zal de rechtbank van voornoemde gevangenisstraf 12 maanden voorwaardelijk opleggen. Hieraan zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, omdat de rechtbank het, om herhaling te voorkomen, van belang vindt dat verdachte wordt behandeld en daarnaast begeleiding en reclasseringstoezicht krijgt. Verdachte heeft ter terechtzitting ook aangegeven te zullen meewerken aan die voorwaarden.
De 38z-maatregel
Ter bescherming van de algemene veiligheid van personen en goederen zal de rechtbank de 38z-maatregel opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Gelet op de rapportage van de psycholoog en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat er een noodzaak bestaat om verdachte na zijn straf onder toezicht te stellen, om het recidiverisico ook in de toekomst te kunnen terugdringen.
De rechtbank sluit zich aan bij de woorden van de psycholoog dat verdachte permanent aangewezen zal zijn op begeleiding. Er is bij verdachte sprake van hardnekkige verslavingsproblematiek en het is een feit van algemene bekendheid dat afkicken met vallen en opstaan gaat. Dit is ook terug te zien in de justitiële documentatie van verdachte, waarin hij in de periodes waarin hij clean was niet met politie en justitie in aanraking kwam en door een terugval in middelengebruik toch weer delicten is gaan plegen. Het voorgaande rechtvaardigt dan ook de oplegging van de 38z-maatregel.
Bij onherroepelijk vonnis van 21 september 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 oktober 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Bij vonnis van de politierechter d.d. 21 augustus 2023 zijn 30 dagen van voornoemde voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer gelegd.
De officier van justitie heeft bij vordering van 29 december 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij haar vordering, maar wel aangevoerd dat al 30 dagen van de voorwaardelijke straf ten uitvoer zijn gelegd. Om die reden heeft zij haar vordering beperkt tot tenuitvoerlegging van 105 dagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen, subsidiair verzocht een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het feit in de hoofdzaak op te leggen en het voorarrest vervolgens te verrekenen met een toewijzing van de vordering en meest subsidiair verzocht de vordering voor slechts 105 dagen gevangenisstraf toe te wijzen, omdat een deel al eerder ten uitvoer is gelegd.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
Daarbij heeft de rechtbank in overweging genomen dat verdachte al een tweede kans heeft gekregen van de politierechter d.d. 21 augustus 2023, die de voorwaardelijke gevangenisstraf toen slechts gedeeltelijk (voor 30 dagen) ten uitvoer heeft gelegd. Ondanks dat verdachte een gewaarschuwd man was, heeft hij toch het onderhavige feit gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dan ook de consequenties daarvan moet ondervinden, door het restant van de voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten 105 dagen, te ondergaan.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38z en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres] of via telefoonnummer [telefoonnummer] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich gedurende een jaar, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, laat opnemen bij [instelling] op het adres [adres] , of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat veroordeelde zich, indien en zolang de reclassering dat nodig acht, aansluitend op zijn klinische behandeling ambulant laat behandelen door Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat veroordeelde, aansluitend op zijn klinische behandeling bij Trajectum, zolang de reclassering dit nodig vindt, verblijft in een begeleide/beschermde woonvorm van Trajectum of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat veroordeelde zich, samen met zijn behandelaren en de reclassering, inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
dat veroordeelde op de door de reclassering te bepalen tijdstippen meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) ter controle van het gebruik van alcohol/drugs, om het middelengebruik te beheersen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/227849-22:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 21 september 2022, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. H.K. de Haan, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 september 2024.
Mr. H.K. de Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.