ECLI:NL:RBNNE:2024:3440

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
C/19/148655 / KG ZA 24-87
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingskort geding inzake voorgenomen verkoop van gemeentelijk perceel voor campinguitbreiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Het Drentse Landschap (HDL) en de gemeente Aa en Hunze. HDL verzet zich tegen de voorgenomen verkoop van een perceel grond door de gemeente aan een camping, die het perceel wil gebruiken voor uitbreiding. De gemeente heeft de verkoop aangekondigd onder de voorwaarde dat de bestemming van het perceel kan worden gewijzigd van natuur naar recreatie. HDL, die het perceel ook wil kopen maar alleen voor natuurdoeleinden, stelt dat de gemeente in strijd handelt met het Didam-arrest van de Hoge Raad, dat vereist dat bij de verkoop van gemeentelijk onroerend goed een openbare selectieprocedure moet worden doorlopen als er meerdere gegadigden zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente niet voldoende onderbouwd heeft waarom de camping als enige serieuze gegadigde kan worden aangemerkt. Echter, HDL wordt niet als gegadigde beschouwd omdat zij het perceel alleen wil kopen voor natuurdoeleinden, wat niet aansluit bij de plannen van de gemeente. De vorderingen van HDL worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/148655 / KG ZA 24-87
Vonnis in kort geding van 3 september 2024
in de zaak van
STICHTING HET DRENTSE LANDSCHAP,
te Assen,
eisende partij,
hierna te noemen: HDL,
advocaat: mr. P.J.G.G. Sluijter,
tegen
GEMEENTE AA EN HUNZE,
te Gieten,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente, advocaat: mr. S. Elbertsen.
waarin zich heeft gevoegd aan de zijde van de gemeente:
[eiser] , H.O.D.N. [camping] ,
te [woonplaats] ,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: de camping,
advocaat mr. B.F.M. Kievitsbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 augustus 2024 met zeven producties,
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende akte overlegging producties van de gemeente (deproducties 1 tot en met 5),
  • de incidentele conclusie tot voeging van de camping met twee producties,
  • de nadere producties (de producties 8 tot en met 12 aan de zijde van HDL en productie 6 aan dezijde van de gemeente),
  • de op 20 augustus 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door HDL en de campingpleitnotities zijn overgelegd. Voorts heeft de griffier aantekeningen gemaakt van het verhandelde ter zitting.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
HDL is een terrein- en natuur beherende stichting en onder meer eigenaar van het Natura 2000 gebied het Drouwenerzand.
2.2.
Op korte afstand en in een ecologische rechtstreekse verbinding met het Drouwenerzand bevindt zich een perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [sectie xxx] .
2.3.
Dit perceel, eigendom van de gemeente, maakt deel uit van het zogenoemde Natuur Netwerk Nederland (NNN) en heeft in het geldende bestemmingsplan buitengebied (vastgesteld op 9 mei 2018) de bestemming natuur.
2.4.
De camping bevindt zich ten zuiden van het perceel. Aan de oostzijde van de camping ligt het Drouwenerzand.
2.5.
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente heeft op enig moment in juli 2024 bekendgemaakt dat zij voornemens is om een gedeelte van het perceel te verkopen (hierna gemakshalve te noemen: het perceel) ten behoeve van de uitbreiding van de camping.
2.6.
De aangepaste publicatie van 24 juli 2024 (productie 5 aan de zijde van de gemeente) luidt als volgt, voor zover van belang:
RECTIFICATIE - Voorgenomen verkoop gemeentegrond [weg] te [woonplaats]
()
Burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze maken bekend dat zij van plan zijn om een gedeelte van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats] , [sectie xxx] , met een oppervlakte van circa 6.607 m2, te verkopen ten behoeve van uitbreiding van een camping welke aangrenzend aan het perceel is gelegen.
Verkoop aan de camping sluit aan bij de vastgestelde "Strategienota Toekomst Vakantieparken 20202024". Hierin is onder meer opgenomen dat we vitale parken willen verstevigen en de gemeente zich inspant om belemmeringen weg te nemen.
Aangezien het perceel van de beoogde koper aangrenzend aan het te verkopen perceel is gelegen en daarnaast de voorwaarde is gesteld dat het perceel enkel ten behoeve van de uitbreiding van een bestaande camping mag worden gebruikt, mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke selectiecriteria slechts één serieuze gegadigde, de naastgelegen camping, in aanmerking komt voor de verkoop van een gedeelte van het kadastrale perceel gemeente [woonplaats] , [sectie xxx] , met een oppervlakte van circa 6.607 m2.
Levering van de grond aan de camping zal daarbij alleen plaatsvinden indien de planologische procedure voor het beoogde gebruik succesvol is doorlopen en goedgekeurd is door de bevoegde instanties
()
Mocht u zich niet kunnen verenigen met de voorgenomen verkoop dan dient u dat () kenbaar maken door een kort geding tegen dit voornemen aanhangig te maken bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord Nederland.

3.Het incident tot voeging

3.1.
De camping heeft gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van de gemeente.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de raadsman van HDL - desgevraagd aangeven zich te refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de camping toegelaten als voegende partij, omdat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft.

4.Het geschil in de hoofdzaak

4.1.
HDL vordert - zakelijk weergegeven - een verbod tot verkoop en levering van het perceel aan derden, meer bijzonder aan de camping, anders dan na het doorlopen van een openbare en nondiscriminatoire selectieprocedure, en voorts om de gemeente te veroordelen om een uitnodiging aan HDL te sturen om een bod uit te brengen op het perceel.
4.2.
Aan haar vorderingen legt HDL, samengevat, het volgende ten grondslag. Met de voorgenomen verkoop van het perceel aan de camping handelt de gemeente in strijd met het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778), het zogenoemde Didam-arrest. De gemeente heeft aangenomen dat de camping als enige serieuze gegadigde voor de aankoop in aanmerking komt, maar dat is (in de aankondiging) niet onderbouwd en zonder objectieve, toetsbare en redelijke criteria niet ten nadele van HDL vast te stellen. HDL heeft de wens om het perceel in eigendom te verkrijgen. Daarmee wordt, in tegenstelling tot het commerciële initiatief van de camping, bestaand ruimtelijk beleid van de gemeente (en de provincie) en maatschappelijke doeleinden - het waar mogelijk versterken en behoud van natuur - geborgd. Er is evenmin sprake van prestatieafspraken, op basis waarvan zou kunnen worden afgezien van een openbare selectieprocedure. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft HDL nader aangevoerd dat de gemeente met haar voornemen tot verkoop prematuur handelt, door niet eerst in te zetten op de planologische procedure tot wijzing van de bestemming. Het voorgaande in samenhang bezien rechtvaardigt de door HDL gevorderde verboden.
4.3.
De gemeente en de camping voeren gemotiveerd verweer dat hierna bij de beoordeling, voor zover van belang, zal worden besproken.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
Het spoedeisend belang van HDL bij haar vorderingen is met de aard van de zaak voldoende gegeven en overigens ook niet betwist.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat de voorgenomen verkoop van het perceel een privaatrechtelijke transactie tussen de gemeente en de camping betreft. Daarvoor geldt het beginsel van contractsvrijheid, zij het dat nu de overheid daarbij betrokken is óók de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (waaronder het gelijkheidsbeginsel) in acht moeten worden genomen (artikel 3:14 van het Burgerlijk Wetboek, BW).
5.3.
De Hoge Raad heeft in het Didam-arrest de toepassing van het gelijkheidsbeginsel bij de verkoop van aan een overheidslichaam toebehorende onroerende zaak als volgt uitgewerkt, voor zover van belang:
3.1.4.
Uit het gelijkheidsbeginsel - dat in deze context strekt tot het bieden van gelijke kansen - vloeit voort dat een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop van de desbetreffende onroerende zaak of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn.
3.1.5.
Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.
3.1.6.
De hiervoor in 3.1.4 en 3.1.5 bedoelde mededingingsruimte door middel van een selectieprocedure hoeft niet te worden geboden indien bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval dient het overheidslichaam zijn voornemen tot verkoop tijdig voorafgaand aan de verkoop op zodanige wijze bekend te maken dat een ieder daarvan kennis kan nemen, waarbij het dient te motiveren waarom naar zijn oordeel op grond van de hiervoor bedoelde criteria bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt.
5.4.
Het voorgaande komt er in deze zaak op neer dat de gemeente bij de verkoop van het perceel slechts mag afzien van het doorlopen van een openbare selectieprocedure, als redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor die verkoop. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.5.
In de aangepaste publicatie van 24 juli 2024 heeft de gemeente als volgt gemotiveerd waarom volgens haar slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop van het perceel (zodat geen openbare selectieprocedure hoefde te worden doorlopen):
  • de voorgenomen verkoop sluit aan bij de Strategienota;
  • het perceel van de beoogde koper (de camping; voorzieningenrechter) is aangrenzend aan hetperceel gelegen; en
  • het perceel mag enkel ten behoeve van de uitbreiding van een bestaande camping worden gebruikt.
5.6.
Hiermee voldoet de gemeente niet aan de door de Hoge Raad geformuleerde uitzondering op de verplichting tot het doorlopen van een openbare selectieprocedure. Immers, op voorhand staat vast dat de camping als enige aan alle drie de criteria, meer bijzonder het tweede criterium, kan voldoen. Er bevinden zich simpelweg geen andere campings (dan de camping) aangrenzend aan het perceel, zodat het perceel alleen aan de camping kan worden verkocht. Andere campingeigenaren die mogelijk ook belangstelling zouden kunnen hebben voor het perceel worden hierdoor bij voorbaat uitgesloten, hetgeen niet redelijk is. Dit zou - mogelijk - anders kunnen komen te liggen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er sowieso geen belangstelling is vanuit andere campingeigenaren, maar dat is gesteld noch gebleken.
5.7.
Aan het voorgaande kan niet (voldoende) afdoen dat de gemeente, zoals terecht door haar is bepleit, in beginsel beleidsruimte heeft bij het bepalen van selectiecriteria aan de hand waarvan wordt beoordeeld of sprake is van één serieuze gegadigde en dat zij haar grondposities mag inzetten om bepaalde beleidsdoelstellingen te realiseren. Dat staat hier niet ter discussie; wel dat de door de gemeente gehanteerde selectiecriteria redelijk dienen te zijn, hetgeen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval is.
5.8.
Zoals hiervoor is overwogen, heeft de gemeente geen redelijke criteria gehanteerd, waardoor wordt niet voldaan aan het Didam-arrest. Hierdoor handelt de gemeente in strijd met de wet (artikel 3:14 BW). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betekent dit echter niet dat de gemeente hiermee tevens onrechtmatig jegens HDL heeft gehandeld. De gemeente heeft namelijk eveneens toegelicht dat HDL niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bereid en in staat is om de uit te geven onroerende zaak te gebruiken voor het doel waarvoor het is uitgegeven. De gemeente wil de bestemming van het perceel wijzigen in recreatie en alleen in dat geval verkopen, terwijl HDL het perceel met geen ander doel dan de huidige bestemming - natuur - wil kopen. Om die reden kan HDL volgens de gemeente überhaupt niet als gegadigde worden aangemerkt. Dat heeft HDL naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet, althans onvoldoende weersproken. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft HDL, althans haar advocaat, desgevraagd verklaard dat HDL in voorkomend geval mogelijk ook een of meerdere campingplekken en/of (een) parkeerplaats(en) aan zou kunnen gaan bieden, maar dat beschouwt de voorzieningenrechter als een gelegenheidsargument en maakt, onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 juli 2024 (ECLI:GHARL:2024:4816), niet dat zij - alsnog - als gegadigde kan worden aangemerkt.
5.9.
Omdat HDL redelijkerwijs niet als (potentieel) gegadigde kan worden aangemerkt, strekt de norm niet tot het beschermen van het door HDL gestelde belang, waarmee zij geen dan wel onvoldoende belang heeft bij haar vorderingen, zodat deze zullen worden afgewezen.
5.10.
De voorzieningenrechter ziet in dit geval aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt. Daarvoor is redengevend dat HDL is opgekomen tegen de voorgenomen verkoop van het perceel, waartoe zij - zie de aangepaste publicatie - het onderhavig kort geding aanhangig moest maken. Zoals hiervoor is geoordeeld, is dat op zich op goede gronden geschied, maar kan dit HDL uiteindelijk niet baten. Partijen zijn hierdoor over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld.
De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vorderingen van HDL af;
6.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. van Baalen en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024.