ECLI:NL:RBNNE:2024:3437

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
LEE 23/2261
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming voor schade aan schapen door wolvenaanvallen; beoordeling van de toekenning en causaal verband

Op 3 september 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een schapenhouder, en het college van gedeputeerde staten van Drenthe. Eiseres had beroep aangetekend tegen de toekenning van een tegemoetkoming voor schade aan haar schapen, veroorzaakt door wolvenaanvallen. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor het causaal verband tussen de wolvenaanvallen en het niet drachtig worden van haar schapen. Eiseres had eerder schade gemeld na aanvallen op 19 en 24 april 2022, maar de rechtbank vond de enkele verklaring van de dierenarts onvoldoende om het verband aan te tonen. Eiseres had ook geen eerdere verzoeken om vergoeding van extra kosten ingediend, waardoor deze niet in de procedure konden worden meegenomen. De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten tot de toekenning van een tegemoetkoming van € 8.695,- voor de waarde van de schapen en € 2.500,- voor reiskosten. De rechtbank erkende de zorgen van eiseres over haar bedrijfsvoering, maar oordeelde dat de argumenten niet leidden tot vernietiging van het bestreden besluit. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2261

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

(gemachtigden: [naam] en [naam])
en

het college van gedeputeerde staten van Drenthe

(gemachtigde
:mr. E.M. Reijnders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van de tegemoetkoming voor geleden schade aan schapen door aanvallen van een wolf.
1.1.
Het college heeft op 30 september 2022 een tegemoetkoming toegekend voor twee aanvallen. Met het bestreden besluit van 7 april 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college een aanvullende tegemoetkoming toegekend.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen [naam] namens eiseres en namens het college zijn gemachtigde en L.F. de Jager en H.J. Westerbrink.
1.4.
Eiseres heeft tijdens de zitting, met instemming van het college, een diergeneeskundige verklaring van dierenarts [naam] overgelegd aan de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de toekenning van de tegemoetkoming voor schade aan schapen veroorzaakt door een wolf. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Eiseres heeft een schapenhouderij in [woonplaats] met shropshire schapen. De schapen worden onder andere ingezet voor landschapsbeheer op verschillende locaties.
4.1.
Op 29 oktober 2021 heeft eiseres een melding gedaan van schade aan haar schapen (locatie De Vorrelvenen Dwingeloo) veroorzaakt door een wolf (dossiernummer TKW241). Diezelfde dag heeft een taxateur namens het college de schade opgenomen en geconstateerd dat er één schaap is gedood.
4.2.
Op 11 maart 2022 is aan eiseres een tegemoetkoming voor de geleden schade inzake TKW241 verleend van € 386,77.
4.3.
Op 19 april 2022 heeft eiseres een melding gedaan van schade aan haar schapen (locatie Schipborgerweg, gemeente Aa en Hunze), veroorzaakt door een wolf (dossiernummer TKW433). De volgende dag heeft een taxateur namens het college de schade opgenomen en geconstateerd dat er zes schapen zijn gedood en twee zijn verwond.
4.4.
Op 24 april 2022 heeft eiseres een melding gedaan van schade aan haar schapen (locatie Schipborgerweg, gemeente Aa en Hunze), veroorzaakt door een wolf (dossiernummer TKW439). Diezelfde dag heeft een taxateur namens het college de schade opgenomen en geconstateerd dat er vijf schapen zijn gedood en twee zijn verwond.
4.5.
Op 30 september 2022 is aan eiseres een tegemoetkoming voor de geleden schade inzake TKW433 verleend van € 2449,44 en inzake TKW439 van € 2.737,96.
4.6.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenningen inzake TKW433 en TKW 439.
4.7.
Het college heeft op 7 april 2023 een besluit genomen op het bezwaar van eiseres. Het college heeft ambtshalve ook het besluit met kenmerk TKW241 heroverwogen. Het college heeft het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard en een aanvullende tegemoetkoming toegekend. Vanwege de meerwaarde van het betreffende ras heeft het college het bedrag per schaap verhoogd en de totaal te vergoeden waarde vastgesteld op
€ 8.695,-. Daarnaast heeft het college eiseres een eenmalige toekenning van € 2.500,- toegekend vanwege een reis naar het buitenland om nieuwe schapen te importeren.
Overgangsrecht
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Uit het overgangsrecht dat bij die wet hoort vloeit voort dat op deze procedure het recht van toepassing is zoals dat gold voor 1 januari 2024.
Omvang van het geding
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat de omvang van het geding zich beperkt tot de tegemoetkoming van de op 19 april 2022 (TKW433) en 24 april 2022 (TKW439) gemelde schades die hebben geleid tot het primaire besluit van 30 september 2022. Alleen tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Juridisch kader
6.1.
De rechtbank overweegt dat in artikel 6.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet natuurbescherming (Wnb) is bepaald dat gedeputeerde staten in voorkomende gevallen een tegemoetkoming verlenen in schade, geleden in hun provincie, aangericht door natuurlijk in het wild levende dieren die worden genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern, bijlage I bij het Verdrag van Bonn of de bijlage, onderdeel a, bij deze wet. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid slechts wordt verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren als bedoeld in het eerste lid, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
De wolf (canis lupus) is aangewezen in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn. Schade veroorzaakt door de wolf komt dus in beginsel voor tegemoetkoming in aanmerking.
6.2.
Het college hanteert beleid bij het nemen van een besluit over het toekennen van een tegemoetkoming op grond van artikel 6.1 van de Wnb. Dit beleid is neergelegd in de Beleidsregels Wet natuurbescherming provincie Drenthe van 23 december 2016 (beleidsregels). In de beleidsregels wordt onder andere verwezen naar door BIJ12 [1] vastgestelde taxatierichtlijnen. Het college heeft in het bestreden besluit gebruik gemaakt van de Richtlijn taxatie en prijzen bij wolvenschade in de schapenhouderij van 31 januari 2023 (Richtlijn 2023). In artikel 4 van de Richtlijn 2023 is bepaald dat de taxatiewaarde van het gedode dier bepalend is voor de hoogte van de tegemoetkoming. Volgens de toelichting bij de Richtlijn 2023 wordt de waarde bepaald met behulp van de Tabel Normwaarden van schapen, die tot stand is gekomen op basis van advies van de Wageningen University & Research, de Gezondheidsdienst voor Dieren en DLV.
In artikel 6, aanhef en onder b en c, van de Richtlijn 2023, is vermeld dat geen tegemoetkoming wordt toegekend voor de tijd die de veehouder kwijt is om de wolvenschade af te handelen en ook geen tegemoetkoming wordt toegekend voor bijzondere aankoopkosten die gemaakt worden ter vervanging van de dode dieren. In de toelichting bij de Richtlijn 2023 is over deze schadeposten uit artikel 6 opgenomen dat ze een afgeleid, (deels onbepaald en niet controleerbaar) indirect gevolg zijn, waarbij de relatie tussen de wolvenaanval en het gevolg niet altijd duidelijk aanwezig hoeft te zijn, dan wel in een verder verwijderd verband staat tot de wolvenaanval. Deze indirecte schadeposten stijgen niet uit boven hetgeen tot het normale bedrijfsrisico of normaal maatschappelijk risico behoort, en het wordt niet onredelijk of onevenredig geacht dat deze voor rekening van de dierhouder blijven.
Waardebepaling
7. Eiseres schrijft in haar beroepschrift dat zij bedenkingen heeft bij de wijze waarop de Tabel Normwaarden van schapen tot stand is gekomen. Voor zover eiseres daarmee de waardebepaling van haar schapen wil betwisten overweegt de rechtbank dat college in het bestreden besluit voor wat betreft de waardebepaling is afgeweken van de Richtlijn 2023 en de Tabel Normwaarden van schapen. Het college heeft op advies van de Vereniging van Speciale Schapenrassen, een waarde gehanteerd van € 350,00 voor een vrouwelijk schaap (1-5 jaar), € 900,00 voor een manlijk schaap (1-5 jaar), € 275 voor een vrouwelijk lam (16-25 kg) en € 550,00 voor een manlijk lam (16-25 kg). Bij dracht wordt een toeslag toegekend van 1,2%. Dit is een hogere waarde dan volgt uit de Richtlijn 2023 met de daarbij behorende tabel. Het college kent die hogere waarde in het bestreden besluit toe omdat het college een duidelijke meerwaarde in shropshire schapen ziet omdat raszuivere shropshire schapen gras eten en geen bast. Hierdoor kunnen de shropshire schapen worden ingezet als onkruidbestrijders bij bomenteelt, waardoor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel glyfosaat kan worden verminderd. Eiseres heeft in haar beroepschrift deze door het college gehanteerde taxatiewaarde niet gemotiveerd betwist.
Aanwas
8. Eiseres voert in haar beroepsschrift aan dat Wageningen University & Research in de WUR-richtlijn Waardebepaling Stamboekschapen, die als bijlage bij de Richtlijn 2023 is gevoegd, stelt dat vervolgschade in de vorm van bijvoorbeeld het verminderd kunnen inzetten van de schapen voor landschapsbeheer en niet geboren aanwas, ook voor vergoeding in aanmerking kan komen. Verder moet het college volgens eiseres aantonen dat er geen causaal verband is tussen de wolvenaanval en het niet meer drachtig worden van 36 schapen. Eiseres gebruikt al jaren dezelfde werkwijze om schapen te laten dekken en die “common practice” werkt nu niet meer. Eiseres stelt de aanwasschade op € 12.600,00; 36 niet geboren lammeren met, eenmaal volgroeid, een waarde van € 400,00 per schaap, minus de productiekosten van circa € 50,00 per schaap.
9. Voor zover eiseres een tegemoetkoming beoogt voor 36 schapen die sinds de aanval van de wolf niet drachtig zijn geworden overweegt de rechtbank als volgt. Voor een tegemoetkoming in de schade vereist artikel 6.1 van de Wnb een verband tussen de gestelde schade en de veroorzakende handeling. Anders dan eiseres stelt is het niet aan het college om dat causaal verband aan te tonen maar aan eiseres. De rechtbank is met het college van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een verband tussen het niet drachtig worden van deze 36 schapen, en de wolvenaanvallen van 19 en 24 april 2022.
De enkele verklaring van de dierenarts die eiseres op de zitting heeft overgelegd, is onvoldoende om dat verband met de aanvallen op 19 en 24 april 2022 aan te tonen. In deze verklaring verwijst de dierenarts naar de eerste wolvenaanval die op 19 november [jaar onbekend] heeft plaatsgevonden en wordt gesteld dat het hoogst aannemelijk is dat de sterk verminderde fertiliteit en uiteindelijke drachtresultaten in direct danwel indirect verband staan met de wolfaanval(len). Verder verklaart de dierenarts dat wanneer schapen een seizoen geen lammeren voorbrengen, ze de neiging hebben om te vervetten waardoor het seizoen daarop de vruchtbaarheid afneemt. Volgens de verklaring is rantsoenering van de schapen van eiseres om vervetting te voorkomen, niet mogelijk is omdat de kans dan groot is dat ze bast gaan eten en de schapen dan niet meer ingezet kunnen worden voor de begrazing van de kerstbomenteelt.
De rechtbank acht de inhoud van het verklaarde op zichzelf betrouwbaar en aannemelijk maar in de verklaring ontbreekt een concrete constatering dat naar aanleiding van de aanvallen op 19 en 24 april 2022, deze 36 schapen niet meer drachtig kunnen worden.
Naast deze verklaring van de dierenarts over de mogelijke gevolgen van wolvenaanvallen in zijn algemeenheid en de verminderde drachtigheid na een aanval op 19 november, heeft eiseres niets anders overgelegd waaruit blijkt dat er door de wolvenaanvallen op 19 en 24 april 2022, 36 schapen niet drachtig zijn geworden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen causaal verband is aangetoond en dat de kosten voor niet geboren aanwas daarom niet in aanmerking kunnen komen voor vergoeding.
9.1.
Omdat deze schade vanwege het ontbreken van causaal verband niet voor vergoeding in aanmerking komt, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van hetgeen eiseres nog stelt over het al dan niet kunnen verhalen van indirecte/vervolgschade.
Inzet schapen begrazing bij kerstbomenteelt
10. Verder voert eiseres aan dat zij ten onrechte geen vergoeding heeft gekregen voor vervolgschade in de vorm van gederfde inkomsten en het bedrijfsrisico dat zij loopt omdat eiseres haar contractuele afspraken met een kerstbomenteler voor het laten grazen van schapen, niet kan nakomen.
11. De rechtbank overweegt dat het college in het bestreden besluit heeft afgezien van een vergoeding van deze door eiseres gestelde kosten omdat alleen directe schade in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. Het college overweegt dat eventuele schade die derden lijden vanwege het niet nakomen van contractuele afspraken geen directe schade betreft vanwege predatie door de wolf. In het verweerschrift heeft het college dit standpunt herhaald en daaraan toegevoegd dat deze schade ook niet met enige stukken concreet is gemaakt.
De rechtbank volgt het college in zijn standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er schade is ontstaan vanwege het niet kunnen inzetten van de schapen bij de kerstbomenteler. In het dossier zit alleen een brief van Fernhout Kerstbomen bv van 18 mei 2022 met de mededeling dat zij eiseres aansprakelijk stelt voor de volle schade die voortvloeit uit het niet nakomen van afspraken voor het komend jaar. Van daadwerkelijke schade vanwege het niet kunnen inzetten van schapen bij de kerstboomteler door de wolvenaanvallen in april 2022, is niet gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college, zij het om een andere reden, terecht van vergoeding van deze kosten heeft afgezien.
Kosten inspanningen
12. Eiseres voert aan dat zij ten onrechte geen vergoeding heeft gekregen voor de marktanalyse voor nieuwe schapen, de specifieke behandeling bij vervetting, een bedrijfsanalyse over voortbestaan, de kudde als inkomstenbron, de kosten van ingeschakelde deskundigen en de kosten voor juridische bijstand. Met de toenemende aanwezigheid van wolven is het normaal bedrijfsrisico aanmerkelijk toegenomen. Het is niet meer mogelijk om een goedlopende business te hebben met shropshire schapen en er is geen vervangende inkomstenbron bij het wegvallen van de kudde. Eiseres vindt een tegemoetkoming van
€ 10.000,- voor de genoemde kosten billijk.
13. De rechtbank stelt vast dat het college in het bestreden besluit over de kosten voor inspanningen heeft overwogen dat artikel 6.1 van de Wnb geen recht geeft op een volledige schadevergoeding maar het een tegemoetkoming betreft in de schade die naar billijkheid wordt bepaald. Volgens het college komt schade die tot het normale bedrijfsrisico behoort niet voor een tegemoetkoming in aanmerking, waarbij geldt dat een zekere mate van schade door in het wild levende dieren voor lief genomen moet worden. De indirecte schadeposten, zoals de uren (tijd) die een dierhouder heeft besteed aan de schadeafwikkeling, komen conform artikel 6 van de Richtlijn 2023 niet voor een vergoeding in aanmerking. De werkzaamheden/uren besteed aan de verdere schadeafhandeling en schadevoorkoming stijgen naar het oordeel van het college niet uit boven hetgeen tot het normale bedrijfsrisico behoort en komen daarom niet voor een tegemoetkoming in aanmerking. Daarnaast heeft het college opgemerkt dat anders dan in andere schadegevallen, bij schade door de wolf, geen eigen risico van 5% wordt ingehouden.
Verder stelt de rechtbank vast dat het college, ondanks dat op grond van artikel 6 van de Richtlijn 2023 bijzondere aankoopkosten, gemaakt bij de aanschaf van dieren ter vervanging van de gedode dieren niet voor vergoeding in aanmerking komen, aan eiseres een extra tegemoetkoming van € 2.500 euro heeft toegekend in verband met de reis die eiseres heeft moeten maken om vervangende schapen te importeren.
13.1.
De rechtbank overweegt dat het college beoordelingsruimte toekomt ten aanzien van de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van een belanghebbende behoort te blijven. Uit vaste rechtspraak [2] volgt dat, mits voldoende gemotiveerd, als beleid mag worden gehanteerd dat bepaalde vormen van schade niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank overweegt verder dat in de beleidsregels en de Richtlijn 2023 voldoende gemotiveerd is dat kosten/uren die gemoeid zijn met de afhandeling van de schade en bijzondere aankoopkosten ter vervanging van de dieren niet bij de taxatie en de tegemoetkoming betrokken worden omdat deze schadeposten een afgeleid, (deels onbepaald en niet controleerbaar) indirect gevolg van de wolvenaanval zijn.
13.2.
De rechtbank kan uit het dossier niet opmaken dat eiseres eerder heeft verzocht om een vergoeding van de in het beroepschrift genoemde extra kosten: marktanalyse, behandeling vervetting, bedrijfsanalyse, vervallen inkomstenbron. Het college heeft op dit verzoek dus niet beslist en het maakt gelet daarop ook geen onderdeel uit te maken van deze procedure. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze grond alleen daarom al niet slagen.
14. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het toekennen van een tegemoetkoming van € 8.695,- voor de waarde van de schapen en € 2.500,- voor de reiskosten.
15. De rechtbank heeft begrip voor de zorgen van eiseres over haar bedrijfsvoering nu zij al vele malen te maken heeft gehad met wolvenaanvallen. De rechtbank begrijpt ook de frustratie van eiseres over de lange duur van de procedure, zoals zij die vooral heeft ervaren bij de eerdere verzoeken om tegemoetkoming van schade door wolvenaanvallen. Het college heeft op de zitting erkend dat na de terugkeer van de wolf in 2018/2019 gezocht moest worden naar een passende werkwijze voor beoordeling van schade veroorzaakt door de wolf. Eiseres heeft op de zitting aangegeven dat de afhandeling van recentere verzoeken om tegemoetkoming inmiddels soepeler verloopt. Wat daar ook van zij, de gronden en argumenten van eiseres die zien op de algemene gang van zaken bij tegemoetkoming van schade door het college en BIJ12, kunnen niet leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit van 7 april 2023 voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank beoordeelt in deze procedure alleen of het college in redelijkheid tot het bestreden besluit over tegemoetkoming voor de schade als gevolg van de wolvenaanvallen op 19 en 24 april 2022 heeft kunnen komen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2024.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.BIJ12 is een uitvoeringsorganisatie van de gezamenlijke provincies, zijnde onderdeel van de Vereniging Interprovinciaal Overleg, en onder andere belast met de afhandeling van verzoeken om tegemoetkoming op grond van artikel 6.1, eerste lid, van de Wnb
2.Zie onder andere ABRVS, 23 maart 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT1995, ABRvS, 26 maart 2008, ECLI:NLRVS:2008:BC7605 en ABRS, 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3024