ECLI:NL:RBNNE:2024:3361

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
18-086085-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van brandstichting en ontploffing met vermogensdelicten

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting en het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte heeft op 15 december 2023 in Franeker opzettelijk brand gesticht in de tuin van een appartementencomplex, wat leidde tot een explosie van een deodorantbus. Dit veroorzaakte een levensgevaarlijke situatie voor de omwonenden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet afdeed aan de ernst van de feiten. Naast de brandstichting heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan twee vermogensdelicten, waaronder diefstal en oplichting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee andere oplichtingen, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan het aannemen van een valse hoedanigheid. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en er werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een alcohol- en drugsverbod.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-086085-24
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18 016115-24 en 18-160176-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 augustus 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 augustus 2024. De strafzaak tegen verdachte is eerder behandeld op de zitting van 31 mei 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.H. Lek, advocaat te Leeuwarden. Tevens is verschenen [slachtoffer 6] , slachtoffer.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Parketnummer 18-086085-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2023 te Franeker, in elk geval in de gemeente Waadhoeke, in de tuin/op de binnenplaats van een appartementencomplex, gelegen aan of bij het [adres] , aldaar, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht door
  • een plastic tas met (onder meer) een deodorantbus, althans een soortgelijk voorwerp en/of wasbenzine, althans met een brandbare vloeistof en/of die (met voornoemde goederen) gevulde plastic tas in een doos te leggen en/of (vervolgens)
  • deze (gevulde) plastic tas en/of (gevulde) doos te plaatsen (na)bij een bank, welke onder een/de overkapping op de binnenplaats van dat appartementencomplex stond en/of (vervolgens)
  • papier met een aansteker in brand te steken en dat brandende papier in de (gevulde) plastic tas en/of (gevulde) doos te gooien, althans die/dat goeder(en) met open vuur in aanraking te brengen,
ten gevolge waarvan die een of meer voornoemde goed(eren) en/of de overkapping en/of een of meer de(e)(l)(en) van de overkapping en/of een of meer de(e)(l)(en) van de naast die overkapping gelegen/aangrenzende woning(en) en/of de in die woning(en) aanwezig(e) goed(eren)/inboedel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan
en/of waardoor die deodorantbus, althans dat soortgelijke voorwerp, tot ontploffing is gekomen, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de (overige) inboedel van de naastgelegen woning(en) en/of de overige woning(en) in dat appartementencomplex en/of onderdelen van de naastgelegen en/of overige woning(en) in dat appartementencomplex en/of dat appartementencomplex, en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoner(s) en/of bezoekers in dat appartementencomplex, te duchten was;
Parketnummer 18-016115-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in de periode van 15 december 2023 tot en met 18 december 2023, te [adres] , gemeente Waadhoeke, een chromecast, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij in de periode van 1 november 2023 tot en met 26 december 2023 te Utrecht en/of Leeuwarden en/of Franeker, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
een of meerdere geldbedragen, door in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven
  • zich voor te doen als een loodgieter (via de app 'next door'),
  • ( in die hoedanigheid) die [slachtoffer 3] een offerte te sturen
  • in die offerte gebruik te maken van andermans adres
  • samen met aangever [slachtoffer 3] naar de bouwmarkt te gaan en kit te kopen voor de herstelwerkzaamheden,
  • die [slachtoffer 3] meerdere tikkies, althans betaalverzoeken, te sturen en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 3] te blokkeren op whatsapp en geen werkzaamheden (meer) uit te voeren, althans de werkzaamheden onjuist te verrichten;
3
hij op of omstreeks 21 augustus 2023 te Franeker, gemeente Waadhoeke, Leeuwarden en/of Franeker, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
een geldbedrag (van 20,-), door in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
  • te reageren op een Facebook-advertentie van die [slachtoffer 4] waarin die [slachtoffer 4] vraagt naar folie, althans enig goed,,
  • hij, verdachte, zich heeft voorgedaan als verkoper van die folie,
  • hij, verdachte op facebook de indruk heeft gewekt dat hij de genoemde folie kon leveren en/of ter beschikking had
  • hij, verdachte, die [slachtoffer 4] een tikkie, althans een betaalverzoek, heeft gestuurd van 20,- en/of (vervolgens)
  • het gevraagde folie niet heeft opgestuurd naar die [slachtoffer 4] en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 4] heeft geblokkeerd op whatsapp;
Parketnummer 18-160176-24
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 oktober tot en met 27 januari 2024 te Nieuwegein, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
een geldbedrag van 300, door in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven-
- zich voor te doen als loodgieter (via de app 'next door') en/of
-(in die hoedanigheid) die [slachtoffer 5] een offerte te sturen en/of
  • die [slachtoffer 5] om een voorschot te verzoeken voor benodigde materialen ten behoeve van het verhelpen van daklekkage en/of
  • een tikkie, althans een betaalverzoek, heeft gestuurd van 300 en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 5] te blokkeren op Whatsapp en geen werkzaamheden uit te voeren.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

Parketnummer 18-086085-24
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van dit feit, gelet op de aangifte van [slachtoffer 6] , diens aanvullende verklaring, het forensisch onderzoek, de getuigenverklaring van [naam] , het onderzoek naar de telefoon van verdachte en zijn bekennende verklaring bij de politie en ter terechtzitting.
Parketnummer 18-016115-24feit 1
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 1, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting.
feit 2
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 2 en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier volgt dat verdachte zich valselijk heeft voorgedaan als klusjesman/medewerker van een klusbedrijf terwijl hij niet de intentie had om de gemaakte afspraken ten aanzien van de herstelwerkzaamheden na te komen en deze ook niet is nagekomen. Gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie kan het feit en ook het medeplegen bewezen worden.
feit 3
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 3, gelet op de aangifte van [slachtoffer 4] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting.
Parketnummer 18-160176-24
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van dit feit en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier volgt dat verdachte zich valselijk heeft voorgedaan als medewerker van een loodgietersbedrijf terwijl hij niet van plan was de gemaakte afspraken na te komen en deze ook niet is nagekomen. Gelet op de aangifte van [slachtoffer 5] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie kan het feit en ook het medeplegen bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-086085-24
De raadsvrouw heeft bepleit dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Parketnummer 18-016115-24feit 1
De raadsvrouw heeft bepleit dat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
feit 2
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder feit 2 ten laste gelegde, omdat verdachte niet handelde met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Verdachte had de intentie om de herstelwerkzaamheden (alsnog) uit te voeren en heeft met het ontvangen geld van aangeefster ook daadwerkelijk bouwmaterialen gekocht. Het leveren van een wanprestatie maakt nog niet dat sprake is van oplichting. Van een oplichtingsmiddel is evenmin gebleken nu verdachte zich niet heeft voorgedaan als loodgieter, hij was daadwerkelijk werkzaam als loodgieter en hij heeft zijn eigen naam en bankrekeningnummer gebruikt.
feit 3
De raadsvrouw heeft bepleit dat feit 3 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Parketnummer 18-160176-24
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, omdat verdachte niet handelde met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Uit het dossier volgt niet dat er sprake was van een vooropgezet plan. Verdachte had de intentie om de afgesproken werkzaamheden uit te voeren waardoor slechts sprake is van wanprestatie. Daar komt bij dat verdachte daadwerkelijk loodgieter was waardoor geen sprake is geweest van een oplichtingsmiddel.
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-086085-241
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv), nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit de aangifte van [slachtoffer 6]2, het proces-verbaal forensisch onderzoek3, de verklaring van getuige [naam]4 en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting5 blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.
Parketnummer 18-016115-246
feit 1
De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2]7 en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting8 blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna bewezen is verklaard.
feit 2
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte één of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van (in casu) één of meerdere geldbedragen.
Uit het dossier volgt dat aangeefster verdachte begin november 2023 via de app [naam] heeft ingeschakeld om een lekkage aan het dak te verhelpen. Hierop is verdachte een aantal dagen later met aangeefster naar de bouwmarkt gegaan om de benodigde materialen te kopen waarna hij werkzaamheden op het dak heeft uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit gedeelte van de tenlastelegging niet als oplichting worden gekwalificeerd.
Eind december 2023 schakelde aangeefster verdachte nogmaals in om herstelwerkzaamheden uit te voeren, omdat het dak weer was gaan lekken. Verdachte maakte hiervoor een offerte en gebruikte daarbij andermans adres waarna hij aangeefster tweemaal verzocht een voorschot te betalen. Vervolgens verzuimde hij de werkzaamheden uit te voeren.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat verdachte hierdoor bij aangeefster een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen met betrekking tot de persoon van verdachte. Verdachte is van beroep immers klusjesman en heeft zich dus niet bedrieglijk voorgedaan als loodgieter, noch is komen vast te staan dat de verdachte van meet af aan de intentie had het geld te incasseren zonder de werkzaamheden uit te voeren. Voorts kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat aangeefster is bewogen tot afgifte van geld dóór het gebruikmaken van andermans adres in de offerte. Er bestaat dan ook geen rechtstreeks verband tussen dit oplichtingsmiddel en het in artikel 326, eerste lid, Sr bedoelde gevolg.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte zich door het aannemen van een valse hoedanigheid en door gebruik making van andermans adres schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
feit 3
De rechtbank acht het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit de aangifte van [slachtoffer 4]9 en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting10 blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna bewezen is verklaard.
Parketnummer 18-160176-24
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voor een veroordeling voor oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte één of meer van de in artikel 326, eerste lid, Sr, bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van (in casu) een geldbedrag.
Uit het dossier volgt dat aangeefster verdachte medio oktober 2023 via de app [naam] heeft benaderd om een lekkage te verhelpen. Nadat de stiefvader van verdachte een offerte had gestuurd, is aangeefster hiermee akkoord gegaan en heeft zij aan verdachte een voorschot betaald zodat verdachte alvast bouwmaterialen kon aanschaffen voor de klus. Vervolgens heeft verdachte de overeengekomen werkzaamheden niet verricht en heeft hij aangeefster geblokkeerd op Whatsapp.
Ook in dit geval is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat verdachte op deze wijze bij aangeefster een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen met betrekking tot de persoon van verdachte. Verdachte is immers van beroep klusjesman en heeft zich dus niet bedrieglijk voorgedaan als loodgieter, noch is komen vast te staan dat de verdachte en zijn medeverdachte van meet af aan de intentie hadden het geld te incasseren zonder de werkzaamheden uit te voeren. Evenmin kan de rechtbank op basis van het dossier vaststellen dat aangeefster is bewogen tot afgifte van geld dóór het gebruikmaken van een andere naam in de offerte. Ook in dit geval bestaat geen rechtstreeks verband tussen dit oplichtingsmiddel en het in artikel 326, eerde lid, Sr bedoelde gevolg. Pas nadat aangeefster het voorschot heeft betaald verstuurde verdachte de verzinsels met betrekking tot onder meer zijn zieke dochter. Door deze verzinsels is aangeefster echter niet bewogen tot afgifte van het geldbedrag.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte zich door het aannemen van een valse hoedanigheid en door gebruik making van een andere naam schuldig heeft gemaakt aan oplichting.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde onder parketnummer 18-086085-24 en feit 1 en feit 3 van parketnummer 18-016115-24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-086085-24
hij op 15 december 2023 te Franeker op de binnenplaats van een appartementencomplex gelegen aan het [adres] opzettelijk brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht door
  • een plastic tas met onder meer een deodorantbus en wasbenzine te vullen en die met voornoemde goederen gevulde plastic tas vervolgens
  • te plaatsen nabij een bank, welke onder de overkapping op de binnenplaats van dat appartementencomplex stond en vervolgens
  • papier met een aansteker in brand te steken en dat brandende papier in de gevulde plastic tas te gooien,
ten gevolge waarvan die voornoemde goederen en de overkapping en delen van aangrenzende woningen en de in die woningen aanwezige goederen/inboedel geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en waardoor die deodorantbus tot ontploffing is gekomen, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de inboedel van de naastgelegen woningen en/of de overige woningen in dat appartementencomplex en
  • levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners en bezoekers in dat appartementencomplex, te duchten was;
Parketnummer 18-016115-241
hij in de periode van 15 december 2023 tot en met 18 december 2023 te [adres] een chromecast die aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 21 augustus 2023 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van 20,- door in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
  • op facebook de indruk te wekken dat hij de genoemde folie kon leveren en ter beschikking had
  • die [slachtoffer 4] een betaalverzoek te sturen van 20,- en vervolgens
  • de gevraagde folie niet op te sturen naar die [slachtoffer 4] en
  • vervolgens die [slachtoffer 4] te blokkeren op whatsapp.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-086085-24
opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Parketnummer 18-016115-24
diefstal.
oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake parketnummer 18-086085-24, parketnummer 18-016115-24 feiten 1, 2 en 3 alsmede parketnummer 18-160176-24 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarbij verzoekt de officier van justitie de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen, met uitzondering van het locatieverbod. De officier van justitie heeft de adviezen van de deskundigen tot toepassing van het volwassenenstrafrecht gevolgd en heeft er bij haar strafeis rekening mee gehouden dat de brandstichting en de oplichtingen verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht strafvermindering toe te passen, omdat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. De telefoon van verdachte is op grond van diefstal in beslag genomen en in dat kader heeft de officier van justitie een bevel afgegeven voor het veiligstellen van de op de telefoon aanwezige gegevens. Het onderzoek is echter verricht in het kader van de brandstichting, hetgeen een nieuw bevel vereiste en aldus leidt tot een onherstelbare onrechtmatige inbreuk op de privacy van verdachte. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist vanwege de gesignaleerde zorgen over de beïnvloedbaarheid van verdachte in detentie. De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het locatieverbod, omdat dit niet nader is uitgewerkt. Tot slot heeft de raadsvrouw bepleit dat bij de op te leggen straf rekening moet worden gehouden met het feit dat is geadviseerd de delicten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het meest recente
reclasseringsrapport, het psychologisch onderzoek, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Vormverzuim
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat geen sprake is geweest van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. De officier van justitie heeft in het kader van de diefstal toestemming gegeven om de telefoon van verdachte te onderzoeken. De politie heeft vervolgens rechtmatig onderzoek verricht aan de telefoon. In het onderzoek naar de diefstal zijn toen in de telefoon van verdachte aanwijzingen gevonden voor diens betrokkenheid bij de brandstichting die een aantal weken daarvoor had plaatsgevonden. In een rechtmatig onderzoek aan de telefoon van verdachte zijn aldus bevindingen geverbaliseerd omtrent een ander strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie onder deze omstandigheden geen hernieuwde toestemming had hoeven geven en acht het onderzoek rechtmatig.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting en het teweegbrengen van een ontploffing. Brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en wordt als een zeer ernstig strafbaar feit gekwalificeerd. Door een plastic tas gevuld met een deodorantbus, wasbenzine en papier nabij een bankstel op de binnenplaats van zijn appartementencomplex in brand te steken, is de brand ontstaan. De brand werd ontdekt door één van de bewoners van het complex. Op het moment dat deze bewoner weg liep om water te halen om het vuur te blussen, explodeerde de deodorantbus waardoor de ramen sprongen en de vlammen oplaaiden. Het is een gelukkige, de verdachte niet toe te schrijven omstandigheid dat de bewoner op het moment van de explosie net bij de brand was weggelopen en hierdoor niet gewond is geraakt. De overige bewoners van het complex waren ten tijde van de brand niet thuis. Als zij wel thuis waren geweest, hadden zij grote, mogelijk levensgevaarlijke risicos kunnen lopen, omdat geen enkel appartement van een nooduitgang of trappenhuis was voorzien. Door het handelen van verdachte is aldus een levensgevaarlijke situatie ontstaan en heeft hij de omwonenden hevige schik aangejaagd. Naast gevoelens van onrust en onveiligheid is er door de brandstichting ook materiële schade ontstaan aan het appartementencomplex.
Hoewel verdachte heeft verklaard de brand samen met een vriend te hebben gesticht, is de aanwezigheid van een ander op geen enkele wijze aannemelijk geworden en gaat de rechtbank er daarom van uit dat verdachte alleen handelde. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zonder rekening te houden met de belangen van anderen en hun levens in gevaar heeft gebracht. Daarnaast heeft verdachte ook nog een tweetal vermogensfeiten gepleegd. Tot slot rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij bij geen van de bewezen verklaarde feiten verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen, maar telkens de schuld bij een ander heeft neergelegd.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 2 juli 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in België één keer eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensfeiten.
Persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het psychologisch onderzoek van 27 mei 2024, opgesteld door J. Hardoar, GZ-psycholoog.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte een scheefgroei in zijn ontwikkeling heeft door een belast verleden. Hierdoor is verdachte beïnvloedbaar en is zijn geweten onvoldoende ontwikkeld. De psycholoog is ervan uitgegaan dat verdachte ten tijde van de brandstichting onder invloed was van middelen en dat hij dit delict samen met vrienden heeft gepleegd. Verdachte weet wat goed en fout is, maar door zijn beïnvloedbaarheid en gewetensontwikkeling heeft de psycholoog hem onvoldoende in staat geacht hiernaar te handelen. Geadviseerd is om verdachte de ten laste gelegde brandstichting en oplichting in verminderde mate toe te rekenen en de diefstal volledig toe te rekenen, omdat hij bij dit
laatste feit meerdere momenten heeft gehad waarop hij zich had kunnen bedenken.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundige gedeeltelijk over. Anders dan de deskundige is de rechtbank ervan uitgegaan dat verdachte bij de brandstichting alleen handelde en hierbij dus niet is beïnvloed door anderen. Gelet op zijn psychische ontwikkeling acht de rechtbank verdachte echter wel enigszins verminderd toerekeningsvatbaar, zodat alle bewezenverklaarde feiten verdachte enigszins verminderd worden toegerekend.
Voornoemde psycholoog heeft het risico op herhaling van gewelddadig gedrag en brandstichting ingeschat als matig. Voorts heeft de psycholoog geconcludeerd dat er geen indicaties zijn om het Adolescentenstrafrecht toe te passen. Geadviseerd is reclasseringstoezicht op te leggen waarbij aandacht dient te zijn voor een pro-sociale vriendenkeuze en een zinvolle dag- en vrijetijdsbesteding. In het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte wordt als voorwaarde geadviseerd verdachte te laten wonen in de omgeving van Utrecht waarbij hij begeleid wordt door een For-Fact team en een vorm van zelfstandigheidstraining krijgt. Daarbij is het noodzakelijk dat wordt ingezet op het vergroten van zijn weerbaarheid, het aanleren van copingsvaardigheden en hulp bij middelengebruik. Op deze manier kan hij meer zelfstandigheid ontwikkelen in zijn leven, verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen gedrag en kan hij zijn eigen keuzes maken.
Uit het reclasseringsrapport van 29 juli 2024, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker, blijkt dat de leefgebieden huisvesting, middelengebruik, dagbesteding en psychosociaal functioneren als delictgerelateerde factoren zijn aangemerkt. Gebleken is dat het verdachte na verschillende woontrajecten niet is gelukt om zelfstandig te wonen. Ten tijde van de delicten had verdachte geen vaste dagstructuur waardoor zijn cannabis- en alcoholgebruik toenam en resulteerde in delictgedrag.
Het risico op herhaling is ingeschat als gemiddeld. De reclassering heeft daarbij rekening gehouden met de beïnvloedbaarheid van verdachte, het ontbreken van adequate copingsvaardigheden, het alcoholgebruik wat een ontremmend effect op hem heeft gehad en het ontbreken van dagbesteding. Ook het risico op letselschade is ingeschat als gemiddeld. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor geweldsfeiten en uit het psychologisch onderzoek zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen voor pyromanie. Het risico op onttrekking aan voorwaarden is ingeschat als laag, omdat verdachte gemotiveerd is op zijn leven een andere wending te geven en hij bereid is mee te werken aan reclasseringscontact.
Geadviseerd is het volwassenenstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcohol- en drugsverbod alsmede een locatieverbod (zonder elektronische monitoring) en dagbesteding.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat een aanzienlijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van de delicten door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank zal een groot deel van deze vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en ook de oplegging van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, aangezien behandeling van de problematiek van verdachte noodzakelijk is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren voldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank is zich er van bewust dat zij hiermee uitgaat boven de eis van de officier van justitie nu de rechtbank verdachte van twee feiten vrijspreekt waarvoor de officier van justitie tot een bewezenverklaring had gerequireerd. Het eerste feit, de brandstichting en het teweegbrengen van een ontploffing, is gelet op de omstandigheden waaronder dit is gebeurd een dermate ernstig feit dat dit feit samen met de door de rechtbank bewezenverklaarde diefstal en oplichting, voornoemde straf rechtvaardigt. De rechtbank acht het noodzakelijk om met het oog op het verder terugdringen van het recidivegevaar aan het voorwaardelijk deel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden
te verbinden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod en dagbesteding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 6] , 185.000,00, bestaande uit materiële schade;
[slachtoffer 3] , 466,50, bestaande uit 216,50 aan materiële schade en 250,00 aan immateriële schade;
[slachtoffer 4] , 2.600,00, bestaande uit 100,00 aan materiële schade en 2.500,00 aan immateriële schade;
[slachtoffer 5] , 300,00, bestaande uit materiële schade.
telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 6] (parketnummer 18-086085-24)
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
[slachtoffer 3] (parketnummer 18-016115-24, feit 2)
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering volledig toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. Zowel de materiële als de immateriële schade is voldoende onderbouwd.
[slachtoffer 4] (parketnummer 18-016115-24, feit 3)
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de gevorderde materiële schade toewijsbaar is tot een bedrag van 20,00, te weten het bedrag aan geleden schade. Voor het overige is de vordering niet- ontvankelijk, omdat een onderbouwing ontbreekt.
[slachtoffer 5] (parketnummer 18-160176-24)
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering volledig toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. Uit het dossier volgt dat de gevorderde schade gelijk is aan het bedrag dat aangeefster als voorschot aan verdachte heeft betaald.
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 6] (parketnummer 18-086085-24)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de schade is vergoed door de verzekeraar en de vordering niet is onderbouwd.
[slachtoffer 3] (parketnummer 18-016115-24, feit 2)
Primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich ten aanzien de materiële
schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit moet worden afgewezen, omdat geen sprake is geweest van ernstige psychische schade.
[slachtoffer 4] (parketnummer 18-016115-24, feit 3)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van 20,00. Voor het overige moet de vordering worden afgewezen, omdat een onderbouwing ontbreekt.
[slachtoffer 5] (parketnummer 18-160176-24)
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden vanwege de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 6] (parketnummer 18-086085-24)
De rechtbank stelt vast, gelet op hetgeen [slachtoffer 6] daarover ter zitting heeft verklaard, dat de verzekeraar het gehele schadebedrag reeds heeft vergoed. De benadeelde partij zal daarom niet- ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
[slachtoffer 3] (parketnummer 18-016115-24, feit 2)
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
[slachtoffer 4] (parketnummer 18-016115-24, feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gedeeltelijk toewijsbaar is tot een bedrag van 20,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2023. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 bewezen verklaarde. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[slachtoffer 5] (parketnummer 18-160176-24)
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 157, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte met parketnummer 18-016115-24 onder feit 2 en parketnummer 18-160176-24 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het met parketnummer 18-086085-24 en parketnummer 18-016115-24 onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Inforsa op het adres Utrechtseweg 11-13 te Amersfoort. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich laat behandelen door een door de reclassering te bepalen zorgverlener. De behandeling start na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat veroordeelde verblijft bij [instelling] te [adres] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na het ingaan van de proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat veroordeelde geen drugs gebruikt zolang de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat veroordeelde geen alcohol gebruikt zolang de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Vorderingen benadeelde partijen [slachtoffer 6] , parketnummer 18-086085-24:

Verklaart de vordering van [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 6] zijn eigen proceskosten draagt.

[slachtoffer 3] , parketnummer 18-016115-24, feit 2:

Verklaart de vordering van [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 3] haar eigen proceskosten draagt.

[slachtoffer 4] , parketnummer 18-016115-24, feit 3:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 4] te betalen:
  • het bedrag van 20,00 (zegge: twintig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 4] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van 20,00 (zegge: twintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

[slachtoffer 5] , parketnummer 18-160176-24:

Verklaart de vordering van [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 5] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Joha, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr. A. Dantuma -Hieronymus, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 augustus 2024.
Mr. Dantuma -Hieronymus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer PL0100-2024035914, doorgenummerd 1 tot en met 155.
2 Paginas 28 en 29.
3 Paginas 71, 72 en 73.
4 Paginas 40 en 41.
5 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2024.
6 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer PL0100-2024011500, doorgenummerd tot en met 54.
7 Paginas 6 en 7.
8 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2024.
9 Paginas 24 en 25.
10 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2024.