ECLI:NL:RBNNE:2024:3313

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
237488
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 augustus 2024 een beschikking gegeven over de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008. Het verzoek is ingediend door het college van B&W van de gemeente Eemsdelta, die de kinderrechter op 9 augustus 2024 heeft benaderd. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 21 augustus 2024 gehouden, waarbij de minderjarige, zijn advocaat, de vertegenwoordiger van het college, de moeder en de jeugdreclasseerder aanwezig waren. De minderjarige heeft in de gesloten setting van Harreveld positieve stappen gezet, maar er zijn zorgen over zijn onverwerkt trauma en de noodzaak van traumatherapie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmeren. Ondanks dat de gekwalificeerde gedragswetenschapper niet instemt met het verzoek voor gesloten jeugdhulp, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de huidige situatie en het ontbreken van alternatieve plekken een voortzetting van de gesloten plaatsing noodzakelijk maken. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, tot 1 december 2024, om de minderjarige de kans te geven zijn traumatherapie af te ronden en een goede basis te creëren voor zijn toekomst.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de machtiging voor gesloten jeugdhulp een ingrijpende maatregel is en daarom voor de kortst mogelijke periode moet worden verleend. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
Zaaknummer: C/18/237488 / JE RK 24-464
Datum uitspraak: 28 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
het college van B&W van de gemeente Eemsdelta,
gevestigd te Appingedam,
hierna te noemen "het college",
die betrekking heeft op
[naam minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen " [naam minderjarige] ",
advocaat: mr. F.H. Kappelhof, kantoorhoudende te Delfzijl.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen "de moeder",
Leger des heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Groningen,
hierna te noemen "de jeugdreclasseerder".
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam vader],
hierna te noemen "de vader",
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
De procedure is ingeleid met een verzoekschrift met bijlagen van het college dat de kinderrechter heeft ontvangen op 9 augustus 2024.
1.2.
Op 20 augustus 2024 heeft de kinderrechter een emailbericht met bijlage ontvangen van het college.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2024. De kinderrechter heeft toen gesproken met [naam minderjarige] , zijn advocaat, [naam] die het college vertegenwoordigt, de moeder, en [naam] die de jeugdreclasseerder vertegenwoordigt. [naam] , gedragswetenschapper bij Horizon Harreveld, is via een online videoverbinding aanwezig geweest. De vader is niet verschenen.
1.4.
Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
De kinderechter gaat bij de boordeling van het verzoek uit van de volgende feiten.
2.2.
[naam minderjarige] is geboren uit een affectieve relatie tussen de vader en de moeder. Deze relatie van de ouders is inmiddels beëindigd.
2.3.
De vader heeft [naam minderjarige] erkend. De moeder oefent van rechtswege alleen het gezag uit over [naam minderjarige] .
2.4.
[naam minderjarige] heeft van 18 maart 2021 tot 18 maart 2022 onder toezicht gestaan van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. De hulpverlening is vervolgens overgedragen aan de gemeente Eemsdelta.
2.5.
Op 9 augustus 2023 is [naam minderjarige] onder een voorwaardelijke schorsing overgeplaatst naar een open woongroep van Tjeenz Wonen in Roden. Deze schorsing is in september 2023 opgeheven waarna [naam minderjarige] bij de KVJJ geplaatst is. Op 19 december 2023 is hij overgeplaatst naar het Forensisch Centrum Jeugd Teylingereind in Sassenheim.
2.6.
Bij beschikking van 1 maart 2024 is een machtiging verleent voor de plaatsing van [naam minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van zes maanden, tot 1 september 2024.
2.7.
Met ingang van 8 april 2024 verblijft [naam minderjarige] in de gesloten jeugdzorg in Harreveld. Hier volgt hij schematherapie. [naam minderjarige] heeft ieder weekend verlof en verblijft dan bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoek de kinderrechter om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor [naam minderjarige] voor de duur van 6 maanden met de mogelijkheid tot schorsen. Het college heeft dit verzoek onderbouwd met een daartoe strekkend verzoekschrift en de daaraan gehechte bijlagen.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het college, samengevat weergegeven, naar voren gebracht dat [naam minderjarige] het in de gesloten setting heel goed doet. Hij heeft de afgelopen periode hele goede stappen gezet. Het laatste dat [naam minderjarige] nog moet doen is het volgen van traumatherapie. Het is voor hem belangrijk om deze therapie te volgen. Daarnaast is het belangrijk dat hij dit in de huidige gesloten setting kan doen. De kans is namelijk groot dat wanneer hij deze therapie buiten de geslotenheid gaat volgen, zijn motivatie hiervoor vervalt. Bovendien kan de therapie het nodige bij [naam minderjarige] teweeg brengen en de gesloten setting is dan nodig om de veiligheid van [naam minderjarige] en zijn omgeving te waarborgen. Wat ook een belangrijk punt is, is dat er momenteel geen andere plek voor [naam minderjarige] beschikbaar is. Dit betekent dat wanneer de huidige gesloten plaatsing eindigt, [naam minderjarige] is aangewezen op de crisisopvang, temeer nu de moeder heeft aangegeven dat [naam minderjarige] nu nog niet thuis kan wonen. De traumatherapie kan direct starten en kan binnen drie maanden worden afgerond. Na het afronden van de traumatherapie kan [naam minderjarige] weer bij de moeder gaan wonen en heeft hij ook de mogelijkheid om weer naar school te gaan. Om die reden volstaat een machtiging van drie maanden. De komende periode zal worden bekeken welke ambulante hulpverlening er kan worden ingezet vanaf het moment dat [naam minderjarige] weer thuis bij de moeder woont.

4.De standpunten

Het standpunt van [naam minderjarige]
4.1.
heeft aan de rechtbank verteld dat hij het liefst naar huis wil, naar zijn moeder. Als dit niet kan, wil hij niet opnieuw naar een andere plek. Hij wil dan liever in Harreveld blijven waar hij inmiddels iedereen kent en is gewend. [naam minderjarige] heeft twijfels bij de traumatherapie. Hij vraagt zich af waaruit is afgeleid dat hij deze therapie nodig heeft. Daarnaast betwijfelt hij of traumatherapie voor hem de komende maanden een verschil gaat maken. Ondanks de twijfels wil hij de therapie wel proberen. Voor het volgen van traumatherapie is het wat [naam minderjarige] betreft niet nodig dat hij in een gesloten setting verblijft. Dit kan ook als hij thuis is. Door de advocaat van [naam minderjarige] is verder naar voren gebracht dat het enerzijds tijd is voor een volgende stap, zoals de gekwalificeerde gedragswetenschapper aangeeft. Anderzijds moet [naam minderjarige] wel een basis hebben om die stap te kunnen zetten. Er moet te allen tijde worden voorkomen dat [naam minderjarige] in een situatie raakt waarin het opnieuw misgaat. De advocaat van [naam minderjarige] heeft zich daarom primair op het standpunt gesteld dat [naam minderjarige] naar huis moet, maar acht het, gelet op de bezwaren hiertegen en de wens van [naam minderjarige] om niet opnieuw te worden overgeplaatst, voorstelbaar dat aan dit standpunt voorbij wordt gegaan en dat de verzochte machtiging wordt verleend voor maximaal drie maanden.
Het standpunt van de moeder
4.2.
Hoewel de moeder [naam minderjarige] het liefst weer thuis heeft, is dat op dit moment niet mogelijk. Zij vindt het belangrijk dat [naam minderjarige] nog drie maanden in Harreveld blijft en daar traumatherapie volgt. Na het afronden van de traumatherapie kan hij weer thuis wonen met ambulante begeleiding en kan hij naar school. Als hij nu al thuis zou komen, kan hij niet naar school, omdat de school hem niet aanneemt voordat hij traumatherapie heeft gevolgd. Hij heeft in dat geval geen dagbesteding en zal naar alle waarschijnlijkheid de straat weer op gaan. Dit moet worden voorkomen. De moeder gunt het [naam minderjarige] erg dat hij het traject bij Harreveld, inclusief de traumatherapie, kan afronden.
Het standpunt van de jeugdreclassering
4.3.
De jeugdreclasseerder staat achter het verzoek van het college. De jeugdreclasseerder ziet veel risico's in het geval [naam minderjarige] weg moet uit Harreveld, vooral omdat er momenteel geen andere plekken beschikbaar zijn. Het is belangrijk dat [naam minderjarige] passende hulp krijgt, zodat hij ook in het strafrechtrechtelijk kader niet opnieuw naar voren komt en recidive wordt voorkomen.
Het standpunt van de gedragswetenschapper bij Horizon Harreveld
4.4.
Voor [naam minderjarige] is het heel belangrijk dat hij traumatherapie gaat volgen. Er worden bij hem bepaalde triggers gezien die voortkomen uit trauma en het is belangrijk dat hij hiermee aan de slag gaat. Als [naam minderjarige] met deze therapie start, kan dit het nodige bij hem oproepen en kan hij meer geprikkeld raken. De geslotenheid van Harreveld is dan nodig om de veiligheid van [naam minderjarige] en anderen te waarborgen. Uiteindelijk zal een volgende stap gezet moeten worden, maar [naam minderjarige] moet het traject bij Harreveld goed afsluiten om ook daadwerkelijk een volgende stap te kúnnen zetten. Als het traject bij Harreveld, inclusief traumatherapie, goed wordt afgerond en [naam minderjarige] vervolgens met de juiste hulp naar huis gaat, is zijn perspectief veel beter dan wanneer hij nu naar een crisisplek moet. De traumatherapie kan direct starten en binnen drie maanden worden afgerond. Daarbij is opgemerkt dat wanneer blijkt dat traumatherapie voor [naam minderjarige] niet werkt, er zal worden gekeken wat voor hem wel werkt. Geprobeerd wordt op dit punt zo goed mogelijk bij [naam minderjarige] aan te sluiten en met hem mee te denken.

5.De beoordeling

Waar gaat het in deze zaak om?
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de door de gemeente verzochte machtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van [naam minderjarige] moet worden verleend, en zo ja, voor welke duur die machtiging verleend moet worden.
Wat staat er in de wet?
5.2.
Op grond van artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Daarnaast vereist de wet dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.3.
Het derde lid van voornoemd artikel bepaalt dat een machtiging voor gesloten jeugdhulp slechts kan worden verleend indien de jeugdige onder toezicht is gesteld, de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling of de wettelijke vertegenwoordiger instemt met de opneming en het verblijf.
5.4.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, vijfde lid, Jeugdwet behoeft het verzoek de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Wat oordeelt de kinderrechter?
5.5.
Gelet op de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de kinderrechter van oordeel dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [naam minderjarige] naar de volwassenheid ernstig belemmeren. Hiertoe overweegt de kinderrechter het volgende. [naam minderjarige] heeft de afgelopen periode in Harreveld een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij houdt zich aan de regels, is respectvol, komt afspraken na en toont vermogen tot zelfreflectie. Hij is gemotiveerd om zich positief te ontwikkelen. Wanneer [naam minderjarige] echter wordt getriggerd en hij buiten zijn 'window of tolerence' schiet, kan [naam minderjarige] niet meer reguleren, waardoor onveiligheid ontstaat voor [naam minderjarige] en zijn omgeving. [naam minderjarige] laat dan zowel verbale als fysieke agressie zien, die zodanig ernstig kan zijn dat hij een gevaar vormt voor zichzelf en zijn omgeving. De gedragswetenschappers van Horizon Harreveld hebben geconstateerd dat bij [naam minderjarige] sprake is van onverwerkt trauma. [naam minderjarige] zelf heeft hierover twijfels geuit. Hij meent dat niet gezegd kan worden dat sprake is van trauma. De kinderrechter vindt echter dat voldoende duidelijk is dat [naam minderjarige] bepaalde triggers heeft waardoor er forse escalaties kunnen ontstaan. De kinderrechter vindt het voor [naam minderjarige] van belang dat hij met deze triggers leert omgaan, zodat hij leert zijn gevoel en gedrag onder controle te houden. Traumatherapie lijkt de meest aangewezen therapie om dit te leren. [naam minderjarige] is van ver gekomen en heeft al veel mooie stappen gezet. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [naam minderjarige] ook deze laatste stap van traumatherapie zet. Op die manier heeft [naam minderjarige] een goede basis om zijn leven voort te zetten buiten de geslotenheid van Horizon Harreveld.
5.6.
Uit de stukken blijkt dat de gekwalificeerde gedragswetenschapper, die [naam minderjarige] kort voor de behandeling van de zaak heeft onderzocht, niet instemt met het verzoek van het college. Deze gedragswetenschapper concludeert wel dat sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [naam minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Volgens de gedragswetenschapper maken deze problemen echter niet dat opneming en verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk is om te voorkomen dat [naam minderjarige] zich aan de jeugdhulp zal onttrekken of zal worden onttrokken. De gedragswetenschapper geeft aan dat een verlenging van de plaatsing binnen gesloten jeugdzorg niet noodzakelijk en proportioneel is. Volgens de gedragswetenschapper zijn minder ingrijpende maatregelen beschikbaar om de opgroei- en opvoedproblemen te doen afnemen, namelijk een plaatsing op een open groep met schematherapie en systeemtherapie.
5.7.
De kinderrechter is van oordeel dat het standpunt van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, dat het tijd is voor een volgende stap en dat [naam minderjarige] daarom naar een open groep moet, begrijpelijk is, maar op dit moment feitelijk niet uitvoerbaar. Door het college en de gedragswetenschapper van Horizon Harreveld is benadrukt dat er momenteel voor [naam minderjarige] geen alternatieve plek beschikbaar is, zodat [naam minderjarige] niet kan doorstromen naar een open groep. Dit betekent dat [naam minderjarige] óf terug moet naar de moeder, óf naar een crisisplek. Ter zitting is duidelijk geworden dat [naam minderjarige] nu nog niet terug kan naar de moeder. De kinderrechter vindt een crisisplek voor [naam minderjarige] ook geen goede oplossing. [naam minderjarige] heeft zelf aangegeven dat hij dit niet wil. Hij wil niet weer naar een nieuwe plek wil, waar hij niemand kent en waar hij weer moet wennen. Dan blijft hij liever in Harreveld, waar alles voor hem inmiddels vertrouwd is en waar hij zich goed voelt. De kinderrechter acht het voorstelbaar dat wanneer [naam minderjarige] , ondanks zijn bezwaren, toch naar een crisisplek moet, dit ten koste gaat van zijn motivatie voor verdere hulpverlening en therapie. Dit moet worden voorkomen.
5.8.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de enige mogelijkheid voor [naam minderjarige] om op een juiste wijze het behandeltraject af te laten ronden en hem met de best mogelijke basis naar huis te laten gaan, is gelegen in een voortzetting van de huidige gesloten plaatsing. Daarom zal de kinderrechter de machtiging verlenen.
5.9.
Ten aanzien van de termijn overweegt de kinderrechter het volgende. De machtiging gesloten jeugdhulp is een zeer verstrekkende maatregel, waarbij de vrijheid van [naam minderjarige] wordt ingeperkt. De gesloten jeugdhulp moet daarom voor een zo kort mogelijke periode ingezet worden. De kinderrechter is van oordeel dat een machtiging van een half jaar, zoals verzocht in het verzoekschrift, niet passend is, nu ter zitting door de gedragswetenschapper van Horizon Harreveld is aangegeven dat de traumatherapie binnen drie maanden zal kunnen worden afgerond. Nu bovendien de gekwalificeerde gedragswetenschapper hier niet mee instemt, zal de kinderrechter de machtiging niet toewijzen voor de gevraagde zes maanden. De kinderrechter is van oordeel dat een machtiging voor de duur van drie maanden in de rede ligt.
5.10.
De kinderrechter stelt vast dat de wettelijke vertegenwoordiger van [naam minderjarige] , zoals bedoeld in artikel 6.1.2, derde lid, sub c, Jeugdwet, in dit geval de moeder, instemt met de opneming en het verblijf van [naam minderjarige] in een gesloten accommodatie.
5.11.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de duur van drie maanden, tot 1 december 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent met ingang van 1 september 2024 een machtiging voor de plaatsing van
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, voor de duur van drie maanden, tot 1 december 2024;
6.2.
wijst het anders of meer verzochte af
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op
28 augustus 2024door mr. Th.A. Wiersma, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.