ECLI:NL:RBNNE:2024:3294

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
18.294056.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en witwassen met ontslag van rechtsvervolging

Op 27 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de uitvoer van hard- en softdrugs naar Duitsland. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op voor de bewezen feiten, waaronder het medeplegen van de uitvoer van 4,3 kilogram crystal meth, 7 kilogram cocaïne en 22,63 kilogram hennep. De verdachte werd echter ontslagen van rechtsvervolging voor het ten laste gelegde witwassen van 61.000 euro, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat hij handelingen had verricht om de criminele herkomst van het geld te verbergen.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek naar gebruikers van versleutelde berichtendiensten, waarbij chatberichten en andere bewijsmiddelen de verdachte identificeerden als gebruiker van verschillende Encrochat-accounts. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een lagere straf rechtvaardigde, mede omdat de verdachte geen relevante strafdocumentatie had en een stabiele thuissituatie bleek te hebben.

De rechtbank benadrukte de schadelijke impact van drugshandel op de samenleving en de noodzaak om dergelijke misdrijven streng te bestraffen. De uitspraak werd gedaan na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, de persoon van de verdachte en de vordering van de officier van justitie.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.294056.22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 27 augustus 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1994 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 augustus 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 7 januari 2021 tot en met 1 februari 2021 te Groningen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(van) een of meer voorwerp(en), te weten 61.000,-, althans enig geldbedrag, in ieder geval enig goed,
a. a) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel verborgen of verhuld wie de rechthebbende was op dat voorwerp of het voorhanden had,
b) heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij (telkens) onder a en b wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
2
hij, in of omstreeks de periode van 17 april 2020 tot en met 10 januari 2021 te Groningen en/of elders in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan
niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet en/of vervoerd en/of geleverd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of aanwezig gehad een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet, te weten (onder meer)
  • ( ZD3) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 4,3 kilogram crystal meth(amfetamine), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (meth)amfetamine, (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
  • ( ZD6) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 7 kilogram cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij, in of omstreeks de periode van 28 maart 2020 tot en met 26 april 2020 te Groningen en/of elders in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan
niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet en/of vervoerd en/of geleverd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of aanwezig gehad een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten (onder meer)
  • ( ZD2) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 22,63 kilogram hennep en/of wiet en/of hasj, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
  • ( ZD1) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 25 kilogram hennep en/of wiet en/of hasj, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een algehele vrijspraak bepleit. Primair heeft de raadsman gesteld dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte de gebruiker is van het Sky account [naam] en de Encro usernames [naam] en [naam] . De raadsman heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de politie feiten en omstandigheden heeft genoemd op basis waarvan de identificatie heeft plaatsgevonden en daarbij heeft verwezen naar stukken die niet aan het dossier zijn toegevoegd. Daarom kan niet worden gecontroleerd of deze feiten en omstandigheden kloppen.
Mocht de rechtbank wel bewezen achten dat verdachte de gebruiker is van genoemde account en usernames, heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat de verdenking uitsluitend is gebaseerd op onderschepte PGP berichten en dat er geen enkel ander steunbewijs is. Er is geen bewijs dat er daadwerkelijk fysieke handelingen hebben plaatsgevonden, er is geen drugs onderschept en er zijn geen getuigen gehoord. Bovendien is sprake van interpretatie en invulling van de chats door de politie.
Oordeel van de rechtbank1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 en licht dit als volgt toe.

Bewijsmiddelen

Identificatie Encrochat-accounts [naam] en [naam] en [naam] ID [naam]
HOP is een onderzoek naar gebruikers van de versleutelde berichtendiensten Encrochat en [naam]. De verdenking jegens verdachte berust in belangrijke mate op chatberichten die aan hem worden toegeschreven. Daarom zal de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of verdachte inderdaad de gebruiker was van de aan hem toegeschreven accounts.
Verdachte is geïdentificeerd als gebruiker van de Encrochat-accounts [naam] en [naam] . De politie baseert dit op het onderzoek dat is uiteengezet in een proces-verbaal van bevindingen.2 Uit dit proces- verbaal blijkt onder meer het volgende.
De usernames [naam] en [naam] zijn van dezelfde gebruiker.
Uit de mastgegevens van de beschikbare IMEI-nummers komt naar voren dat de gebruiker veelvuldig in Groningen verblijft.
In chatberichten wordt de gebruiker aangeduid als [verdachte] .
In een chatbericht stuurt [naam] een foto met een adres en de initialen KD. Daarbij geeft hij aan dat zijn broertje daar is. Ter terechtzitting van 13 augustus 2024 heeft verdachte verklaard dat dit het postadres is van zijn broer Kamran.
Daarnaast is verdachte geïdentificeerd als gebruiker van [naam] met ID [naam] . De politie komt tot deze conclusie in een proces-verbaal van bevindingen3, waaruit onder meer het volgende naar voren komt.
[naam] geeft aan dat hij [naam] is bij de start van dit Sky-account. [naam] heeft "[naam]" als bijnaam bij meerdere tegencontacten. [naam] heeft zelf als nickname [naam] groningen.
[naam] wordt aangesproken als [verdachte] .
[naam] spreekt vaak af nabij de [bedrijf] [adres] te Groningen.
(Ook in de chats van [naam] en [naam] is te lezen dat wordt afgesproken bij de [bedrijf] .4) [naam] heeft geen rijbewijs.
De meest gebruikte Cell-ID heeft de dekking over het GBA-adres [adres] te Groningen.
Ter terechtzitting van 13 augustus 2024 heeft verdachte bevestigd dat zijn voornaam [verdachte] is, dat hij woont op het adres [adres] te Groningen en dat hij niet in het bezit van een rijbewijs is.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden waarop de identificatie van verdachte als gebruiker van de accounts is gebaseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies die de politie in de proces-verbalen trekt. De proces-verbalen zijn op ambtseed opgemaakt en behoeven naar het oordeel van de rechtbank geen nadere onderbouwing, mede ook gelet op de door verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting.
Feit 1: witwassen
Uit de chatberichten5 van 1 februari 2021 blijkt het volgende. De gebruiker van het [naam]-account [naam] (hierna: verdachte) heeft contact met de gebruiker van het [naam]-account [naam], geïdentificeerd als [naam]6 (hierna [naam] ). Verdachte geeft aan Ik heb je 59k compleet liggen en dat hij dit kan afgeven, het liefst bij de [bedrijf] . [naam] vraagt vervolgens of verdachte het kan verhogen tot
61. Verdachte zegt dat dit kan en stuurt kort hierop een foto van bundels met briefgeld van in totaal 61.000,-. Verdachte geeft aan dat hij het rond 14.15 uur bij de [bedrijf] kan afgeven. Om 13.41.02 uur stuurt verdachte een bericht naar [naam] dat het is gelukt.
Feit 2:
medeplegen uitvoer crystal meth naar Duitsland
Uit de chatberichten7 blijkt het volgende. De gebruiker van het Encrochat-account [naam] , geïdentificeerd als [naam] , heeft vanaf 18 april 2020 - in het Duits8- contact met de gebruiker van het account internazionale. Afgesproken wordt dat [naam] 5 kilo crystal meth levert aan internazionale voor een totaalbedrag van
85.000,-. [naam] heeft op 25 april 2020 contact met de gebruiker van het Encrochat-account [naam] (hierna: verdachte). [naam] geeft aan dat hij nu daar rijdt en er zo is. Verdachte heeft contact met de chauffeuse en geeft aan [naam] door dat zij bij afslag wins (de rechtbank begrijpt: Winschoten) is. [naam] geeft vervolgens aan dat er niks staat.
[naam] geeft om 05:18:22 aan internazionale door dat de chauffeur onderweg is. Rond 11:30 uur komt de chauffeuse aan op de plaats van bestemming. Rond 12:00 uur vertrekt ze weer en om 19:09:10 uur meldt verdachte aan [naam] dat ze met 20 minuten hier is.
Op 26 april 2020 hebben [naam] en internazionale contact -wederom in het Duits- over de kwaliteit van de crystal meth. Internazionale zegt dat er 700 gram te weinig is geleverd.
medeplegen uitvoer cocaïne naar Duitsland
Uit de chatberichten9 blijkt het volgende. Op 7 januari 2021 stuurt verdachte vijf fotos naar [naam] . Op deze fotos zijn (stukken van) blokken van een witte stof te zien. Op zaterdag 9 januari 2021 meldt verdachte aan [naam] dat er maandag een nieuwe regel in Duitsland komt. Verdachte vraagt aan [naam] of hij nog snel 3 wittis bij die koelii kan pakken om morgen te sturen. Verdachte geeft aan dat hij 4 boli heeft liggen en dat er dus nog 3 stuks bij kan. Er wordt akkoord gegaan met 28. Verdachte geeft hierop aan dat hij nu alles gaat regelen en amu, de chauffeur, laat slapen. Op 10 januari 2021 geeft verdachte aan [naam] door dat Amu is aangekomen.
Feit 3:
medeplegen uitvoer hennep/wiet/hasj naar Duitsland op 1 april 2020
Uit de chatberichten10 blijkt het volgende. Op 28 maart 2020 stuurt de gebruiker van het Encrochat- account [naam] een bericht -in het Duits- aan verdachte dat hij dringend haze nodig heeft. Verdachte geeft aan dat hij woensdag 20 kilo kan leveren. Als [naam] op 31 maart 2020 om fotos vraagt, stuurt verdachte meerdere fotos waarop wiet is te zien. Uiteindelijk wordt gesproken over 25 kilo en 125.000 +
3.000 en wordt de volgende dag afgesproken. Verdachte stuurt vervolgens naar de gebruiker van Encrochat-account [naam] een adres in [plaats] , Duitsland. Op 1 april 2020 rond 06:00 uur stuurt [naam] twee afbeeldingen van de navigatie naar verdachte. Op één daarvan is het adres in [plaats] te zien en op de andere de huidige locatie (de rechtbank begrijpt: [plaats] ). Om 06:05:06 uur laat [naam] verdachte weten dat ze de grens over zijn. Verdachte geeft aan [naam] door dat ze onderweg zijn en wat de aankomsttijd is. Om 09:20:44 uur geeft [naam] bij verdachte aan dat de spullen zijn uitgeladen. Verdachte vraagt [naam] vervolgens of hij een foto van het geld heeft. [naam] stuurt verdachte hierop een foto waarop geld is te zien. Verdachte vraagt aan [naam] hoe laat hij in [plaats] is in verband met marechaussee. Om 12:16:25 uur laat [naam] verdachte weten dat hij over 1 minuut de grens over gaat. Om 12:18:59 uur volgt het bericht dat de grens vrij was.
Op 1 april 2020 om 19:28:26 uur stuurt [naam] verdachte een bedankje. Verdachte geeft aan dat hij het geld nog niet heeft geteld. Op 3 april 2020 stuurt verdachte [naam] een bericht dat zijn neef en zijn vrouw het geld hebben geteld en dat het in totaal 128.030 was.
medeplegen uitvoer hennep/wiet/hasj naar Duitsland op 25 april 2020
Uit de chatberichten11 blijkt het volgende. Op 20 april 2020 stuurt verdachte aan [naam] het volgende bericht: Hash 5000 per kilo. [naam] , die aangeeft dat hij in [plaats] woont, wil minstens 10 kilo.
Verdachte geeft aan dat alle haze die hij heeft voor [naam] is. Op 22 april 2020 stuurt verdachte drie fotos
waarop wiet is te zien. Verdachte geeft aan dat het bomba weed is. Op 23 april 2020 geeft verdachte aan bij [naam] dat zijn chauffeur niet wil rijden omdat hij ziek is. Verdachte geeft ook aan dat alle wiet al in de auto is. Op 25 april 2020 meldt verdachte aan [naam] dat hij er om 8.30 uur is. Ook stuurt verdachte berichten aan [naam] , inhoudende 14630 x 5 = 73150, 8 kilo standaard special 36.800 en special standaard 8 x 4,60 = 36.800. Verdachte geeft aan dat [naam] hem in totaal 108.375 geven moet.

Overwegingen rechtbank

ten aanzien van feit 2
Uit de chatberichten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat medeverdachte [naam] 5 kilo crystal meth verkoopt aan een Duits sprekend persoon. Verdachte regelt een chauffeur en stuurt deze chauffeur aan tijdens de rit naar Duitsland op 25 april 2020. Voorts blijkt dat [naam] voor de chauffeur uit rijdt en een voorverkenning doet bij de grens naar Duitsland. Uiteindelijk blijkt dat er 4,3 kilo crystal meth is geleverd. Dat het product daadwerkelijk is geleverd, blijkt uit het feit dat wordt aangegeven dat er 700 gram te weinig is geleverd volgens de ontvanger. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte, samen met [naam] en de chauffeur, 4,3 kilo crystal meth heeft geëxporteerd naar Duitsland.
De rechtbank maakt uit de door verdachte op 7 januari 2021 aan medeverdachte [naam] verzonden fotos en de gebruikte termen wittis, boli op dat het hier gaat om cocaïne. De rechtbank is ambtshalve bekend dat Wittis en boli straattaal is voor cocaïne. Er wordt akkoord gegaan met 28. De rechtbank maakt hieruit op dat bedoeld wordt 28.000,-. Dit bedrag past bij de handelsprijs voor een kilo cocaïne in 202112. Op zaterdag 9 januari 2021 heeft verdachte het over een nieuwe regel op maandag in Duitsland en dat daarom nog snel iets moet worden gestuurd. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte hiermee doelt op de vanaf 11 januari 2021 in Duitsland geldende reisbeperkingen als gevolg van de coronapandemie. Ook maakt de rechtbank uit de gesprekken op dat Amu als chauffeur heeft opgetreden. Uit het bericht van 10 januari 2021 dat de chauffeur is aangekomen, maakt de rechtbank op dat het product ook daadwerkelijk is afgeleverd. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte, samen met [naam] en de chauffeur, 7 kilo cocaïne heeft geëxporteerd naar Duitsland op 10 januari 2021.
ten aanzien van feit 3
Uit de chatberichten blijkt overduidelijk dat sprake is van wiet en dat het wordt geëxporteerd naar Duitsland. Op 1 april 2020 gaat het om 25 kilo. Uit de op 25 april 2020 verzonden berichten maakt de rechtbank op dat het gaat om 8 kilo voor 4,60 per gram en 14,63 kilo voor 5,- per gram. Daarom acht de rechtbank bewezen dat op 25 april 2020 in totaal 22,63 kilo hennep/wiet is geëxporteerd. Ook hier is telkens sprake van medeplegen met de chauffeur.
ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte 61.000,- voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. Nu de rechtbank de feiten 2 en 3 bewezen acht, kan worden vastgesteld dat verdachte geld voorhanden heeft gehad uit een door verdachte zelf gepleegd misdrijf, namelijk het medeplegen van het uitvoeren van soft- en harddrugs.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat in het geval het witwassen ex artikel 420.bis Sr bestaat uit het voorhanden hebben van de (onmiddellijke) opbrengsten van eigen misdrijf, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen". Er moet dus in een dergelijk geval sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag. Dit betekent dat feit 1 niet kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit. Verdachte dient daarom ter zake van dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Eenvoudig witwassen als bedoeld in artikel 420bis.1 Sr richt zich specifiek op de situatie van het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door verdachte zelf begaan misdrijf. Dit is verdachte echter niet ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 1 februari 2021 te Groningen en/of elders in Nederland een voorwerp, te weten
61.000,-, voorhanden heeft gehad en overgedragen, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
2
hij in de periode van 17 april 2020 tot en met 10 januari 2021 te Groningen en/of elders in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan
niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet, en vervoerd en/of geleverd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en aanwezig gehad
  • een hoeveelheid van in totaal ongeveer 4,3 kilogram crystal meth(amfetamine), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
  • een hoeveelheid van in totaal ongeveer 7 kilogram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij in de periode van 28 maart 2020 tot en met 26 april 2020 te Groningen en/of elders in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet, en vervoerd en/of geleverd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en aanwezig gehad
  • een hoeveelheid van in totaal ongeveer 22,63 kilogram hennep of wiet, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
  • een hoeveelheid van in totaal ongeveer 25 kilogram hennep of wiet, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontslag van alle rechtsvervolging

Het bewezen verklaarde feit 1 kan niet als strafbaar feit worden gekwalificeerd, zodat verdachte hiervan zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten 2 en 3
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
2. de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3. de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest en eventueel een maximaal voorwaardelijk deel zonder bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 23 november 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in april 2020 en in januari 2021, samen met een of meer anderen, schuldig gemaakt aan de uitvoer van soft- en harddrugs. In april 2020 ging het om 4,3 kilo crystal meth en in totaal ruim 47 kilo hennep of wiet, in januari 2021 om 7 kilo cocaïne.
Verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs ernstige schade berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavings-problematiek. Bovendien gaan drugshandel en het gebruik van drugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, zoals het plegen van geweld en vermogensdelicten. Gelet op de ernst van deze feiten kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een aanzienlijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat uit het reclasseringsrapport naar voren komt dat verdachte een stabiele thuissituatie heeft en dat verdachte geen relevante documentatie heeft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geheel onvoorwaarde-lijke gevangenisstraf moet worden opgelegd van vier jaar. De rechtbank komt tot een lagere straf dan gevorderd door de officier van justitie, nu zij verdachte ten aanzien van het witwassen ontslaat van alle rechtsvervolging.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen iPhone 14 vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Deze (versleutelde) telefoon is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen en hierop is een bericht aangetroffen waarin een grote partij ketamine wordt aangeboden. Daarom kan worden aangenomen dat de telefoon is gebruikt voor het plegen van (soortgelijke) feiten, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen iPhone 11 moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen als voormeld maar niet te zijn een strafbaar feit. Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in Duitsland en Nederland, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. M.M. Spooren en
mr. L.S. Wachters, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 augustus 2024.
Mr. Spooren en mr. Wachters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een
ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpaginas, betreft dit -tenzij anders vermeld- de paginas van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023230939 d.d. 7 december 2023 (onderzoek NNRAA21012 / HOP).
2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2021, opgenomen op pagina 425 e.v.
3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2022, opgenomen op pagina 1106 e.v.
4 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 26 februari 2021, opgenomen op pagina 425 e.v.:
5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2022, opgenomen op pagina 75 e.v.
6 Proces-verbaal gebruik data ARGUS d.d. 30 april 2021, opgenomen op pagina 1092 e.v.
7 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2022, opgenomen op pagina 27 e.v.
8 Door een tolk naar het Nederlands vertaald, los gevoegd bij het dossier.
9 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2022, opgenomen op pagina 66 e.v.
10 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2022, opgenomen op pagina 16 e.v.
11 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2022, opgenomen op pagina 40 e.v.
12 Een schriftelijk bescheid, te weten een prijzen overzicht drugs & (pre-)precursoren 2020 en 2021, los
gevoegd bij het dossier.