Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2024 in de zaken tussen
[eiser], uit [plaats], eiser
het college van gedeputeerde staten van Fryslân
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- er geen besluit is genomen op de brieven van 11 mei 2021 en 2 juli 2021;
- het nog te nemen besluit geen appellabel besluit zal zijn omdat sprake is van een verzoek tot wijziging van een algemeen verbindend voorschrift;
- het college voor het einde van de beslistermijn in gebreke is gesteld, zodat geen dwangsom is verbeurd;
- voor zover de brief van 11 mei 2021 moet worden gezien als een bezwaar tegen de wijziging van de Verordening van 23 maart 2021, hiertegen geen bezwaar kan worden gemaakt omdat dat een algemeen verbindend voorschrift is.
Nu in de Verordening zelf het foerageergebied is aangewezen waarin het verbod tot doden en verjagen geldt, en ook in de Verordening zelf aan het college de bevoegdheid is toegekend de gebiedsaanwijzing te wijzigen, is ook de wijziging door het college, conform de hiervoor genoemde jurisprudentie, naar het oordeel van de rechtbank een algemeen verbindend voorschrift.
Provinciale staten van Fryslân hebben in de Verordening, gelet op de vrijstellingsbevoegdheid uit artikel 3.15 van de Wnb, aan de grondgebruiker toegestaan kol-, brand- en grauwe ganzen opzettelijk te verstoren en te doden onder bepaalde voorwaarden. In de Verordening is die vrijstelling conform artikel 5.3 van de Wnb, beperkt door gebieden aan te (laten) wijzen waar de vrijstelling niet geldt gedurende een bepaalde periode. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat er geen bevoegdheid is tot aanwijzing van foerageergebieden.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.S. G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2024.