ECLI:NL:RBNNE:2024:328

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
18.019445.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wegens woninginbraak met afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf

Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1981, die zich schuldig heeft gemaakt aan woninginbraak op 18 januari 2023. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.J.J. Bosma, werd beschuldigd van het stelen van goederen uit de woning van een slachtoffer in [plaats]. De rechtbank oordeelde dat het bewijs tegen de verdachte overtuigend was, onder andere door getuigenverklaringen en het feit dat de verdachte kort na de inbraak werd aangetroffen met de gestolen goederen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, waarbij rekening werd gehouden met zijn uitgebreide strafblad en eerdere veroordelingen. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel voldoende was om de recidive van de verdachte te voorkomen. De uitspraak benadrukt de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een stevige aanpak van veelplegers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/019445-23
Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 16/219197-22 en 18/239824-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1981 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 januari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2023 te [plaats] , althans in de gemeente Emmen, een geldkist en/of een rieten mand gevuld met goederen en/of een sieradendoos en/of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte stellig en consequent ontkent de inbraak te hebben gepleegd. De tas met daarin de gestolen goederen is niet aangetroffen bij verdachte. Deze tas is een half uur na de inbraak door verbalisanten aangetroffen op een bankje. Dat verdachte op dat moment in de directe nabijheid van dit bankje in een groep van meerdere personen is aangetroffen, is niet redengevend voor het bewijs. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van de inbraak in het Inloophuis was. De getuige die bij de voordeur van de woning van aangeefster een persoon heeft gezien die de gestolen goederen vasthield, is niet geconfronteerd met (een foto van) verdachte. De getuige verklaart bij zijn omschrijving van deze persoon voorts niets over de door hem gedragen schoenen. Verdachte droeg die dag opvallend rode sportschoenen, hetgeen de getuige had moeten zien als het daadwerkelijk verdachte is geweest die bij de woning aanwezig was. Op grond van bovenstaande omstandigheden kan dan ook niet worden uitgesloten dat iemand anders dan verdachte de inbraak heeft gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2023, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100/2023016533 d.d. 23 september 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 18 januari 2023 ben ik van mijn woning aan de [adres] in [plaats] vertrokken. Op dat moment was het onderraam van mijn voordeur netjes en intact. Omstreeks 16:50 uur kwam ik terug bij mijn woning. Ik zag dat het onderraam van mijn voordeur gebroken was. Ik zag dat mijn slaapkamer helemaal doorzocht en overhoop gehaald was. Ik zag dat mijn metalen geldkistje en rieten mandje met inhoud niet meer op hun plaats lagen. In mijn rietenmandje bevonden zich een leren portemonneetje en een zwarte portemonnee. Verder zaten er nog andere kleine sieraden in. Mijn bewerkte houten kistje lag in voornoemde rieten mandje. Hierin bevonden zich kleine sieraden. Ik zag dat mijn sieradendoosje met donderblauwe en rode versiering niet meer in de dressoir lag. Al deze goederen bleken weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 18 januari 2023, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 18 januari 2023 omstreeks 16:25 uur zag ik op het pad naar de voordeur van de woning van mijn achterbuurvrouw een man staan. Ik zag dat de man een rieten mandje vasthield en ook een metalen kistje. Direct hierna zag ik dat het onderraam van de voordeur gebroken was. De man kan ik als volgt omschrijven: fel oranje jas, blauwe spijkerbroek.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
(inclusief fotobijlagen)d.d.18 januari 2023, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van
verbalisanten:
Wij hoorden omstreeks 16:30 uur van een inbraak aan de [adres] te [plaats] . Wij reden hier op 2 minuten vandaan. Wij kregen een signalement van de verdachte door: spijkerbroek en een opvallende oranje jas.
Bij het monument 'De Naald' zagen wij een persoon met een opvallende oranje jas die volledig voldeed aan het eerder opgegeven signalement. Wij zagen dat deze persoon druk om zich heen keek, erg onrustig was en trachtte zijn oranje jas uit te trekken. Wij zagen dat er tussen de benen van deze persoon een wit gekleurde bigshopper tas stond. Ik zag dat deze persoon druk doende was met een klein sieraden doosje dat hij in zijn handen had. Ik herkende deze persoon als [verdachte] . Omdat de bigshopper open stond, zagen wij een rieten mand die bovenin deze shopper zat. Hierop hielden wij [verdachte] om 16:36 uur aan. Aangekomen op het politiebureau te [plaats] werd de inhoud van deze tas gedeeld met collega [naam] die in gesprek was met de bewoonster. Wij hoorden van collega [naam] dat deze goederen door de bewoonster herkend werden als haar eigendom.
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 18 januari 2023 is ingebroken in de woning van aangeefster aan de [adres] te [plaats] . Omstreeks 16:25 uur heeft getuige [naam] een man gezien die op het pad naar de voordeur van de woning van aangeefster stond. Deze man droeg een fel oranje jas en hield een rieten mandje en een metalen kistje vast. Ook zag de getuige dat het onderste raam van de voordeur gebroken was. Omstreeks 16:30 uur ontving de politie een melding van de inbraak. Twee verbalisanten die zich op dat moment in de omgeving van de [adres] bevonden, hebben vervolgens uitgekeken naar een persoon die aan het opgegeven signalement voldeed. Vrijwel direct zagen zij een man met een opvallend oranje jas. Verbalisanten zagen voorts dat deze man erg onrustig was, druk om zich heen keek, een sieradenkistje in zijn handen had en ondertussen probeerde om zijn oranje jas uit te trekken. Ook zagen verbalisanten tussen zijn benen een big shopper-tas staan. Bij benadering herkenden verbalisanten de man als [verdachte] . Zij zagen dat verdachte het sieradenkistje in de big shopper-tas wilde stoppen. Daarop zagen zij in die big shopper-tas ook een rieten mandje. Op grond van bovenstaande bevindingen is [verdachte] om 16:36 uur aangehouden als verdachte van de woninginbraak.
Gelet op het zeer korte tijdsbestek van elf minuten tussen de waarneming van getuige [naam] , diens melding van de inbraak en de aanhouding van verdachte, de omstandigheid dat verdachte aan het opgegeven signalement voldeed én dat de bij de inbraak weggenomen goederen onder hem zijn aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die heeft ingebroken in de woning van aangeefster en de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft weggenomen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 januari 2023 te [plaats] een geldkist en een rieten mand gevuld met goederen en een sieradendoos en meerdere sieraden, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen (strafmaat)verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij het opleggen van de hierna te noemen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 17 januari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 december 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Met zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de persoonlijke levenssfeer van anderen en hun eigendommen. Hij heeft bij aangeefster niet alleen schade en overlast veroorzaakt, maar ook haar gevoel van veiligheid in haar eigen woning aangetast. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij hier geen oog voor heeft gehad en slechts uit was op eigen (financieel) gewin.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte een uitgebreid strafblad van 31 paginas heeft en veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Aan verdachte is daarom reeds tweemaal, in 2013 en 2020, de ISD-maatregel opgelegd. Ten tijde van het bewezen verklaarde feit liep verdachte bovendien in een proeftijd. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 17 januari 2024. In dit rapport adviseert de reclassering om aan verdachte opnieuw een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat sprake is van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte is bekend met het gebruik van alcohol en verdovende middelen. Het ontbreekt hem aan stabiele huisvesting en dagbesteding, hij staat onder beschermingsbewind en begeeft zich in een negatief sociaal netwerk.
Verdachte staat daarnaast geregistreerd als veelpleger en in zijn delictsgeschiedenis ziet de reclassering een duidelijke relatie tussen middelengebruik en delictgedrag. Verdachte is in het verleden verschillende hulpverleningstrajecten aangegaan, zowel in het kader van een klinische behandeling als ambulante begeleiding, die voortijdig zijn beëindigd door een niet (aanhoudend) meewerkende houding van verdachte. In het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte dit jaar tweemaal opgenomen in een FPA. Beide keren eindigde de opname voortijdig omdat verdachte ageerde tegen de regels en afspraken van de kliniek en hij, zij het in mindere mate, grensoverschrijdend gedrag liet zien. Er lijkt volgens de reclassering evenwel geen sprake te zijn van onwil bij verdachte, maar van onmacht. Het ontbreekt verdachte aan vaardigheden om met spanningen om te gaan en emoties te reguleren. De kans op terugval in middelengebruik en recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Er is sprake van een lang bestaand patroon van ongewenst (delict)gedrag. Volgens de reclassering schiet hulpverlening in een voorwaardelijk kader tekort om dit patroon te doorbreken. Een fors kader met intensieve steun of begeleiding is nodig om het recidiverisico voor langere tijd te kunnen inperken. Hoewel eerdere ISD- maatregelen niet het gewenste, langdurige, effect hebben gehad, ziet de reclassering oplegging van een nieuwe onvoorwaardelijke ISD-maatregel als de enige mogelijkheid om een doorbraak van het patroon bij verdachte te kunnen bewerkstelligen. Daarnaast kan verdachte worden teruggeplaatst in de P.I. als hij zich in de instelling niet aan de voorwaarden houdt.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting van 26 januari 2024 heeft mevrouw [naam] , reclasseringswerker, voornoemd advies bevestigd.
Oplegging onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht zijn gesteld aan het opleggen van een ISD-maatregel. Het in onderhavig vonnis bewezen en strafbaar verklaarde feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt voorts dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan dit feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Ook is het feit gepleegd ná de tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op het reclasseringsrapport en de eerdere veroordelingen van verdachte moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, zodat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. De
officier van justitie heeft ter terechtzitting de oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. Gelet op de Richtlijn voor Strafvordering voor meerderjarige veelplegers was de officier van justitie hiertoe ook bevoegd nu verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het thans bewezen verklaarde feit voor elf feiten is veroordeeld en in ieder geval één van die feiten gepleegd is in de afgelopen twaalf maanden.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het verdachte, ondanks verschillende (voorwaardelijke) straffen en klinische en ambulante interventies, tot op heden niet is gelukt om een delictvrij bestaan op te bouwen. Zijn problematiek en het gebrek aan stabiliteit op de verschillende leefgebieden leidt ertoe dat hij niet goed in staat is de juiste keuzes te maken en keer op keer terugvalt in delictgedrag. Oplegging van de ISD-maatregel is derhalve geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. De rechtbank heeft oog voor de omstandigheid dat verdachte kort geleden, in 2020, een ISD-maatregel heeft ondergaan en dat het nogmaals opleggen van de ISD-maatregel een langdurige vrijheidsbeneming voor verdachte met zich mee brengt. Tegelijkertijd biedt deze maatregel hem opnieuw een kans om met passende en intensieve hulp en begeleiding zijn problematiek aan te pakken en zijn leven (duurzaam) goed op de rit te krijgen.
Alles overwegende acht de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel aangewezen. Gelet op de langdurige problematiek van verdachte en de tijd die nodig zal zijn om tot gedragsverandering te komen, is de rechtbank voorts van oordeel dat de ISD-maatregel moet worden opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering wordt gebracht op de duur van de maatregel.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 16/219197-22 en 18/239824-22
Onder parketnummer 16/219197-22
Bij onherroepelijk vonnis van 8 maart 2023 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 22 maart 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 21 december 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Onder parketnummer18/239824-22
Bij onherroepelijk vonnis van 20 december 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 196 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 januari 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 21 december 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Ter terechtzitting van 26 januari 2024 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de gevorderde ISD-maatregel, beide vorderingen moeten worden afgewezen. De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vorderingen tenuitvoerlegging.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/219197-22 overweegt de rechtbank dat onderhavig feit is gepleegd op 18 januari 2023. Het vonnis van de politierechter is gewezen
op 8 maart 2023. Van een overtreding van de bij dat vonnis opgelegde algemene voorwaarde is dan ook geen sprake, zodat de vordering van de officier van justitie reeds om deze reden zal worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 18/239824-22 overweegt de rechtbank dat de vordering in beginsel kan worden toegewezen, nu verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Gelet op het feit dat de ISD-maatregel wordt opgelegd, acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van bovengenoemde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf evenwel niet opportuun. De rechtbank zal om deze reden de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

16.219197-22:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 8 maart 2023.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/239824- 22:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 20 december 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. R. Depping en mr. R. ter Haar, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2024.