In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar en het beroep tegen het besluit op bezwaar van 16 maart 2023 aangaande het verzoek van eiser om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 20 september 2022 geoordeeld dat het college onvoldoende heeft ingegaan op de stukken die eiser heeft aangehaald in zijn bezwaarschrift en dat de zoekslag naar persoonsgegevens te beperkt was. Eiser heeft op 15 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. Gedurende dit beroep heeft het college op 16 maart 2023 een nieuw besluit op bezwaar genomen. De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van eiser en het college aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk, maar verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. Het college had de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 322,-, maar de rechtbank oordeelt dat dit onjuist is. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-. Daarnaast moet het college het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden en een vergoeding van € 20,28 voor proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.