ECLI:NL:RBNNE:2024:3225

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
18.047116.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking, bedreiging, ambtsdwang en belediging van ambtenaren met ontslag van rechtsvervolging wegens vrijwillige terugtred bij brandstichting

Op 20 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder stalking, bedreiging, ambtsdwang en belediging van ambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk in strijd heeft gehandeld met een gedragsaanwijzing en in de periode van 2 tot en met 9 februari 2024 meerdere slachtoffers heeft bedreigd. De verdachte heeft ook geprobeerd brand te stichten, waarvoor hij flessen benzine en terpentine in zijn bezit had. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van vrijwillige terugtred, waardoor de verdachte van dit specifieke feit werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 285 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden vast, waaronder een contactverbod en een gebiedsverbod. De verdachte werd ook verplicht om zich te houden aan reclasseringseisen, waaronder een meldplicht en behandeling. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van 1.500 euro voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/047116-24 ter terechtzitting gevoegd parketnummers 18/011141-24 en 18/048284-24

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1986 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 augustus 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/047116-24
1.
hij op of omstreeks 8 februari 2024 te Meppel, althans in Nederland opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 29 januari 2024 gegeven door de officier van justitie te Groningen immers heeft verdachte opzettelijk (direct en/of indirect) contact gezocht met [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , terwijl dit in de gedragsaanwijzing was verboden;
2.
hij in de periode van 2 februari tot en met 9 februari 2024 te Meppel [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, door die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of
[slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
  • "Ding dong. Ik niet slapen? jij niet slapen. [slachtoffer] geen vader? [slachtoffer] geen vader. Zo simpelis het." en/of
  • " [slachtoffer] geen vader, jij geen vader. Ik ga het niet nog een keer duidelijk uitleggen naar politie, ggz,jouw moeder, of een advocaat of wat dan ook." en/of
  • Als ik niet word opgenomen dan steek ik het huis van mijn schoonvader in de fik, moet dat dat maargebeuren?" "Moet ik m'n schoonvader dan maar vermoorden, moet ik dat dan maar doen?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te Meppel ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk al dan niet bij/in danwel in de nabijheid van (een) woning(en) brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten flessen benzine en/of terpetine met daarin een doorzichtige vloeistof waarin piepschuim drijft, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 februari 2023 tot en met 8 november 2023 te Meppel, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door op verschillende data en/of tijdstip(pen) in voormelde periode:
  • veelvuldig eisende en beledigende (spraak)berichten via mails en/of WhatsApp en/of SMS te sturen en/of
  • een of meermalen telefonisch contact te zoeken en/of
  • een of meermalen naar haar huis te gaan
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
parketnummer 18/011141-24
1.
hij op of omstreeks 9 januari 2024 te Meppel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om door geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid een ambtenaar, [verbalisant] (opsporingsambtenaar) en/of [naam] (opsporingsambtenaar) heeft gedwongen tot het volvoeren van een ambtsverrichting of het nalaten van een rechtmatige ambtsverrichting, te weten naar verdachte zijn huis en/of ter plaatse te moeten gaan en/of verdachte op te moeten halen bij zijn huis, hierin bestaande dat hij, verdachte, tegen die [naam] en/of [naam] meermalen, althans een maal heeft geroepen Er zijn twee opties, één dat jullie mij komen ophalen en opsluiten, en twee dat ik anders de boel in de brand zou steken bij [slachtoffer] " en/of "Als jullie niks doen gaan ze vanavond branden! Alle drie. Ik ga mijn bedreiging dan ook ten uitvoer leggen als jullie mij niet helpen! Ik steek dan zijn kankerhuis in de fik. Als jullie niet komen steek ik zijn kankerhuis in de fik" en/of "Omdat ik anders een moord pleeg vannacht! Als je niet komt gaat het huis in de brand en de auto erbij!";
2.
hij op of omstreeks 10 januari 2024 te Assen opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam] , werkzaam in het cellencomplex te Assen als arrestantenwacht, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: Kanker mongolen, ik wil nu roken jullie moeten opschieten en/of "Vieze varkens, jullie moeten mij nu brood geven. Kanker mongolen." en/of Kankermongelen en vieze varkens" en "Jullie zijn kankermongolen en vieze varkens. Jullie moeten opschieten want ik heb met helemaal niemand iets te maken, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
parketnummer 18/048284-24
hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te Meppel opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam] , politieagent van politie eenheid Noord-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: kijk die kankeragent [naam] , Kankerflikkertje [naam] , vieze Kankerleider ben je, vieze Kankerhomo, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de tenlastegelegde feiten zoals vermeld in de zaken met parketnummers 18/047116-24, 18/011141-24 en 18/048284-24.
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 18/047116-24 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van vrijwillige terugtred door verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3 van parketnummer 18/047116-24. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft goederen voorhanden gehad die tot brandstichting zouden kunnen leiden. Gelet op de context van de gehele situatie kan echter niet gesproken worden van een voltooide voorbereidingshandeling. Verdachte zou weliswaar hebben gezegd dat hij brand wilde stichten, maar dit is eerder op te vatten als een bedreiging dan een plan om daadwerkelijk brand te stichten.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze bewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/047116-24, feit 1
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 augustus 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 februari 2024 opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002024036027 d.d. 11 februari 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2024,opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 februari 2024,opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant N.K.
[verdachte] .
parketnummer 18/047116-24, feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 6 augustus 2024 afgelegde verklaring voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 9 februari 2024 het bericht "Ding dong. Ik niet slapen? jij niet slapen. [slachtoffer] geen vader? [slachtoffer] geen vader. Zo simpel is het." aan [slachtoffer] heb verstuurd.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 februari 2024,opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002024036027 d.d. 11 februari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van bedreiging. Bij mij bestond de overtuiging dat de verdachte [verdachte] zijn bedreigingen werkelijk ten uitvoer zou leggen.
In de nacht van donderdag 8 februari op vrijdag 9 februari 2024 heeft [verdachte] via sms een bericht naar mijn dochter [slachtoffer] verstuurd. [verdachte] had [slachtoffer] de volgende tekst gestuurd:
Ding dong. Ik niet slapen? Jij niet slapen. [slachtoffer] geen vader? [slachtoffer] geen vader. Zo simpel is het. Help alsjeblieft voor ik een moord pleeg.
Omdat ik [verdachte] herhaaldelijk in een psychotische toestand heb gezien en bekend ben
met het agressieve gedrag wat hij dan vertoond, heb ik op basis van dit gedrag sterk het vermoeden dat [verdachte] daadwerkelijk over gaat tot hetgeen hij in het genoemde bericht omschrijft.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, opgenomen op pagina13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 9 februari 2024 om 00:45 uur werd een voicemail achtergelaten. Ik luisterde deze af en hoorde weer [verdachte] zijn stem. Ik hoorde hem zeggen: [slachtoffer] geen vader, jij geen vader. Ik ga het niet nog een keer duidelijk uitleggen naar politie, ggz, jouw moeder, of een advocaat of wat dan ook.
[slachtoffer] , een vriendin van mij, kreeg vannacht meerdere telefoontjes van [verdachte] en smsberichten. Ik heb deze ook gelezen. Ik las de tekst:
Ding dong. Ik niet slapen? Jij niet slapen. [slachtoffer] geen vader? [slachtoffer] geen vader. Zo simpel is het.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2024,opgenomen op pagina 38 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op vrijdag 9 februari 2024, nam ik een getuigenverklaring op van getuige [slachtoffer] . Ik luisterde voicemailberichten van [slachtoffer] af, welke in haar voicemail box zaten. Ik hoorde op deze voicemailberichten [verdachte] zeggen:
[slachtoffer] geen vader, jij geen vader. Ik ga het niet nog een keer duidelijk uitleggen naar politie, ggz, jouw moeder, of een advocaat of wat dan ook.
Ambtshalve ken ik [verdachte] omdat ik in twee gevallen gesprekken met hem heb gevoerd. Ik herkende in deze ook de stem van [verdachte] .
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2024,opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 2 februari 2024 omstreeks 10.30 uur werd de politie gestuurd naar de GGZ te Meppel.
De politie ging in gesprek met [verdachte] . [verdachte] deed daar de volgende uitspraken: Als ik niet word opgenomen dan steek ik het huis van mijn schoonvader in de fik, moet dat dat maar gebeuren? Moet ik m'n schoonvader dan maar vermoorden, moet ik dat dan maar doen?. De politie is hierna naar [slachtoffer] gegaan en heeft [slachtoffer] verteld wat er die ochtend had plaatsgevonden.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 2 februari 2024 tot en met 9 februari 2024 te Meppel schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer] met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting.
Verdachte heeft op 9 februari 2024 het bericht "Ding dong. Ik niet slapen? jij niet slapen. [slachtoffer] geen vader? [slachtoffer] geen vader. Zo simpel is het." aan [slachtoffer] , een vriendin van [slachtoffer] , gestuurd. Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij [slachtoffer] op 9 februari 2024 een voicemail heeft gestuurd waarin hij zegt [slachtoffer] geen vader, jij geen vader. Ik ga het niet nog een keer duidelijk uitleggen naar politie, ggz, jouw moeder, of een advocaat of wat dan ook. Zowel getuige [slachtoffer] als verbalisant [naam] hebben, zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen, verklaard dat zij de stem van verdachte herkennen op de voicemail die op die dag aan [slachtoffer] is gestuurd en dat voornoemde woorden daarop zijn gehoord. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte deze voicemail wel heeft achtergelaten. [slachtoffer] , de dochter van aangever, heeft vervolgens aangever op de hoogte gesteld van deze berichten.
Verdachte heeft ter zitting tevens ontkend dat hij op 2 februari 2024 heeft gezegd tegen verbalisanten dat hij het huis van zijn schoonvader in de fik zou zetten. De rechtbank ziet echter geen enkele reden om te twijfelen aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal waaruit blijkt dat verdachte deze woorden wel degelijk heeft geuit. Aangever is vervolgens door tussenkomst van verbalisanten op de hoogte geraakt van de geuite bedreiging.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat [slachtoffer] daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging naar het oordeel van de rechtbank van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij [slachtoffer] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij in de periode van 2 februari tot en met 9 februari 2024
[slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] en/of [slachtoffer] heeft bedreigd door die [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] en/of [slachtoffer] dreigend de in de tenlastelegging opgesomde woorden toe te voegen. Uit het dossier blijkt dat verdachte de woorden Als ik niet word opgenomen dan steek ik het huis van mijn schoonvader in de fik, moet dat dan maar gebeuren? Moet ik mn schoonvader dan maar vermoorden, moet ik dat dan maar doen? aan verbalisanten heeft toegevoegd, waarna zij [slachtoffer] hiervan op de hoogte hebben gesteld. De rechtbank leest de tenlastelegging verbeterd in die zin dat waar genoemd staat door die [slachtoffer] , [slachtoffer] , [slachtoffer] en/of [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen, door die [slachtoffer] , [slachtoffer] (door tussenkomst van verbalisanten), [slachtoffer] en/of [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen wordt gelezen. De verdachte is door deze verbeterde lezing niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
parketnummer 18/047116-24, feit 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 6 augustus 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

U houdt mij voor dat ik zou hebben gezegd dat ik molotovcocktails klaar had liggen. Dat klopt deels. Ik was met voorbereidende handelingen bezig. Het klopt dat ik op 2 februari 2024 drie flessen met doorzichtige vloeistof met daarin drijvend witte drab in mijn woning had en samen met de politie heb weggegooid. Die drab had ik erin gedaan.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 februari 2024,opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002024036027 d.d. 11 februari 2024, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik verbalisant verklaar dat ten tijde van het verhoor van verdachte, deze verklaarde dat hij molotovcocktails onder toeziend oog van de politie had leeggegooid.
Ik, verbalisant, las dat er onder registratie 2024029650 de volgende mutatie was vastgelegd:
Kregen wij, melding om te gaan naar de [adres] te Meppel, aldaar is het [bedrijf] gevestigd, [verdachte] was in het pand deed uitspraken als [naam] en heeft molotovcocktails klaar staan. [verdachte] wilde op vrijdag 2 februari dat we met hem mee gingen naar zijn huis, hij had een brandbare stof die hij samen met ons wilde weggooien, omdat hij zichzelf anders niet vertrouwd. Wij hebben aan dit verzoek voldaan. Wij waren met toestemming van hem in zijn woning waar hij een keukenkastje opende en hier drie flessen uithaalde, op twee flessen stond wasbenzine en op één fles terpentine. In deze flessen zat doorzichtige vloeistof met daarin drijvend witte drab wat nog te herkennen was als piepschuim/tempex. Deze flessen hebben wij door van [verdachte] weg laten gooien in een gesloten afvalcontainer.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2024,opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 2 februari 2024 omstreeks 10.30 uur werd de politie gestuurd naar de GGZ te
Meppel. [verdachte] deed daar de volgende uitspraken:
Als ik niet word opgenomen dan steek ik het huis van mijn schoonvader in de fik, moet dat dat maar gebeuren?"
Moet ik m'n schoonvader dan maar vermoorden, moet ik dat dan maar doen?.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 januari 2024,opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002024008692 d.d. 11 januari 2024, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op dinsdag 9 januari 2024 belde ik, verbalisant, met [verdachte] .
Ik hoorde dat [verdachte] het volgende zei: Als jullie niks doen gaan ze vanavond branden! Alle drie. Ik ga mijn bedreiging dan ook ten uitvoer leggen als jullie mij niet helpen! Ik steek dan zijn kankerhuis in de fik. Als jullie niet komen steek ik zijn kankerhuis in de fik. Ik hoorde [verdachte] zeggen: Omdat ik anders een moord pleeg vannacht! Als je niet komt gaat het huis in de brand en de auto erbij!
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 2 februari te Meppel flessen benzine en terpentine met daarin een doorzichtige vloeistof waarin piepschuim drijft voorhanden heeft gehad, bestemd tot het begaan van het in brand steken van een woning.
Verdachte heeft verklaard dat de flessen, voor zover hij ze al wilde gebruiken, bestemd waren voor het in brand steken van de auto van zijn ex-schoonvader. Verder heeft hij verklaard nooit te hebben gezegd het huis van zijn ex-schoonvader in brand te willen steken. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] volgt dat verdachte op 2 februari 2024 in bijzijn van verbalisanten heeft gezegd Als ik niet word opgenomen dan steek ik het huis van mijn schoonvader in de fik, moet dat dat maar gebeuren?. Op diezelfde dag worden de flessen met vloeistof bij verdachte aangetroffen. Tevens volgt uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] dat verdachte op 9 januari 2024, minder dan een maand voordat de flessen bij verdachte worden aangetroffen, meermalen heeft gezegd dat hij het huis van zijn ex-schoonvader in de fik wilde steken. De rechtbank ziet geen enkele reden om te twijfelen aan hetgeen verbalisanten hebben verklaard en gaat uit van de juistheid van die verklaringen. De rechtbank acht gelet op voorgaande bewezen dat verdachte de flessen vloeistof voorhanden heeft gehad en dat deze bestemd waren tot het in brand steken van een woning en verdachte ook de bedoeling had tot brandstichting over te gaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een voltooide voorbereiding van brandstichting.
parketnummer 18/047116-24, feit 4
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 augustus 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 31 augustus 2023, opgenomenop pagina 50 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023214810, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, opgenomenop pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
parketnummer 18/011141-24, feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 januari 2024 opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002024008692 d.d. 11 januari 2024, inhoudend als verklaring van [verbalisant] :
Op dinsdag 9 januari 2024 rond 20.00 uur was ik in de uitoefening van mijn functie als opsporingsambtenaar van de politie eenheid Noord Nederland. Ik deed dienst samen met mijn collega, [naam] ook opsporingsambtenaar bij de eenheid Noord
Nederland. Tijdens deze dienst kregen wij een melding van [verdachte] . Kortweg dwong de heer [verdachte] ons iets te doen door de uitspraken die hij deed. Hij wilde dat wij naar hem toe moesten komen. Tijdens dit gesprek hoorde ik dat de verdachte zijn stem verhief en dat hij erg dwingend over kwam. Doordat hij zo zwart wit stelde dat niet komen ernstige consequenties zou hebben, hadden zowel ik als collega [naam] het gevoel dat we geen keuze meer hadden en dat we gedwongen waren wel ter plaatse te gaan.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 januari 2024,opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op dinsdag 9 januari 2024 heeft mijn collega gebeld met [verdachte] . Vervolgens heeft mijn collega gebeld met [verdachte] . Ik zag en hoorde dat de telefoon op luidspreker stond. Ik hoorde dat [verdachte] het volgende tegen mijn collega zei: "Als jullie niks doen vanavond, gaan ze vanavond branden! Alle drie. Ik ga mijn bedreiging dan ook ten uitvoer leggen als jullie mij niet helpen! Ik steek dan zijn kankerhuis in de fik. Als jullie niet komen steek ik zijn kankerhuis in de fik." Ik hoorde mijn collega vragen wat we voor hem konden doen en als we bij hem kwamen hoe hij dat zag wat we konden doen. Ik hoorde [verdachte] zeggen:" Omdat ik anders een moord pleeg vannacht! Als je niet komt, gaat het huis in de brand en de auto erbij!"
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 januari 2024,opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op dinsdag 9 januari 2024 belde ik met [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Er zijn twee opties, één dat wij hem komen ophalen en opsluiten, en twee dat hij anders de boel in de brand zou steken bij [slachtoffer] ". Ik hoorde dat [verdachte] het volgende zei: "Als jullie niks doen gaan ze vanavond branden! Alle drie. Ik ga mijn bedreiging dan ook ten uitvoer leggen als jullie mij niet helpen! Ik steek dan zijn kankerhuis in de fik. Als jullie niet komen steek ik zijn kankerhuis in de fik." Ik vroeg aan [verdachte] wat we voor hem konden doen en als we bij hem kwamen hoe hij dat dan voor zich zag. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Omdat ik anders een moord pleeg vannacht! Als je niet komt gaat het huis in de brand en de
auto erbij!"
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 9 januari 2024 schuldig heeft gemaakt aan ambtsdwang en daarbij de woorden heeft gebezigd zoals opgenomen in voornoemde bewijsmiddelen. Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij gezegd zou hebben dat hij het huis van [slachtoffer] in brand zou steken. De rechtbank ziet echter geen enkele reden om te twijfelen aan de op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van verbalisanten [naam] en [verbalisant] en gaat uit van de juistheid daarvan. De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen.
parketnummer 18/011141-24, feit 2
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 augustus 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 10 januari 2024, opgenomen oppagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024008692 d.d. 11 januari 2024, inhoudend de verklaring van [naam] .

parketnummer 18/048284-24

de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 augustus 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 30 oktober 2023, opgenomen oppagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023291906 d.d. 12 februari 2024, inhoudend de verklaring van [naam] .
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 4 van parketnummer 18/047116-24, feiten 1 en 2 van parketnummer 18/011141-24 en het ten laste gelegde onder parketnummer 18/048284-24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/047116-24
1.
hij omstreeks 8 februari 2024 te Meppel opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 29 januari 2024 gegeven door de officier van justitie te Groningen, immers heeft verdachte opzettelijk direct en indirect contact gezocht met [slachtoffer] , terwijl dit in de gedragsaanwijzing was verboden;
2.
hij in de periode van 2 februari tot en met 9 februari 2024 te Meppel [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting, door [slachtoffer] , [slachtoffer] (door tussenkomst van verbalisanten) en [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
  • "Ding dong. Ik niet slapen? jij niet slapen. [slachtoffer] geen vader? [slachtoffer] geen vader. Zo simpelis het." en
  • " [slachtoffer] geen vader, jij geen vader. Ik ga het niet nog een keer duidelijk uitleggen naar politie, ggz,jouw moeder, of een advocaat of wat dan ook." en
  • Als ik niet word opgenomen dan steek ik het huis van mijn schoonvader in de fik, moet dat dat maargebeuren?" "Moet ik m'n schoonvader dan maar vermoorden, moet ik dat dan maar doen?";
3. hij op 2 februari 2024 te Meppel ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten bij/in dan wel in de nabijheid van een woning brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen, te weten flessen benzine en terpentine met daarin een doorzichtige vloeistof waarin piepschuim drijft, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
4. hij op een of meer tijdstippen in de periode van 14 februari 2023 tot en met 8 november 2023 te Meppel, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door op verschillende data en tijdstippen in voormelde periode:
  • veelvuldig eisende en beledigende (spraak)berichten via mails, WhatsApp en SMS te sturen en
  • meermalen telefonisch contact te zoeken en- meermalen naar haar huis te gaan met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
parketnummer 18/011141-24
1.
hij op 9 januari 2024 te Meppel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid een ambtenaar, [verbalisant] (opsporingsambtenaar) en [naam] (opsporingsambtenaar), heeft gedwongen tot het volvoeren van een ambtsverrichting, te weten naar verdachte zijn huis en ter plaatse te moeten gaan en verdachte op te moeten halen bij zijn huis, hierin bestaande dat hij, verdachte, tegen die [naam] en [naam] heeft geroepen Er zijn twee opties, één dat jullie mij komen ophalen en opsluiten, en twee dat ik anders de boel in de brand zou steken bij [slachtoffer] " en "Als jullie niks doen gaan ze vanavond branden! Alle drie. Ik ga mijn bedreiging dan ook ten uitvoer leggen als jullie mij niet helpen! Ik steek dan zijn kankerhuis in de fik. Als jullie niet komen steek ik zijn kankerhuis in de fik" en "Omdat ik anders een moord pleeg vannacht! Als je niet komt gaat het huis in de brand en de auto erbij!";
2. hij op 10 januari 2024 te Assen opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam] , werkzaam in het cellencomplex te Assen als arrestantenwacht, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: Kanker mongolen, ik wil nu roken jullie moeten opschieten, "Vieze varkens, jullie moeten mij nu brood geven. Kanker mongolen.", Kankermongelen en vieze varkens" en "Jullie zijn kankermongolen en vieze varkens. Jullie moeten opschieten want ik heb met helemaal niemand iets te maken, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
parketnummer 18/048284-24
hij op 30 oktober 2023 te Meppel opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam] , politieagent van politie eenheid Noord-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: kijk die kankeragent [naam] , Kankerflikkertje [naam] , vieze Kankerleider ben je, vieze Kankerhomo, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/047116-24
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtensartikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht enbedreiging met brandstichting.
4. belaging.

parketnummer 18/011141-24

door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid een ambtenaar dwingen tot het volvoeren vaneen ambtsverrichting.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
parketnummer 18/048284-24
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Ten aanzien van parketnummer 18/047116-24, feit 3
Bewezenverklaard is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van brandstichting door flessen benzine en terpentine met daarin een doorzichtige vloeistof waarin piepschuim drijft, bestemd tot het begaan van brandstichting, voorhanden te hebben gehad en hij ook, gelet op zijn uitlatingen, de bedoeling heeft gehad om tot die brandstichting over te gaan.
Ten aanzien van dit feit dient de rechtbank vervolgens te beoordelen of er sprake is van vrijwillige terugtred. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor het met succes beroepen op vrijwillige terugtred bij
voorbereidinger sprake zal dienen te zijn van een feitelijke handeling, waarmee de voltooide voorbereiding ongedaan wordt gemaakt en waaruit zal kunnen blijken dat het vermoeden van kwade bedoelingen niet langer aan de orde is.
De rechtbank overweegt als volgt. Op 2 februari 2024 krijgt de politie het verzoek om naar een zorginstelling te gaan omdat verdachte weigerde de wachtruimte te verlaten. Verdachte heeft aldaar verklaard dat hij de molotovcocktails klaar zou hebben staan. Wanneer verbalisanten met verdachte hebben gesproken, verzoekt verdachte hen om mee te gaan naar zijn huis. Verdachte wilde samen met verbalisanten een brandbare stof weggooien, omdat hij zichzelf anders niet zou vertrouwen. Vervolgens zijn verbalisanten meegegaan naar het huis van verdachte en hebben samen met verdachte flessen wasbenzine en terpentine met daarin een doorzichtige vloeistof waarin piepschuim drijft weggegooid.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte de voltooide voorbereiding ongedaan heeft gemaakt en er dus sprake is van vrijwillige terugtred (van voorbereiding). Dit brengt met zich dat het bewezen verklaarde feit niet kan worden gekwalificeerd en verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de tenlastegelegde feiten zoals vermeld in de zaken met parketnummers 18/047116-24, 18/011141-24 en 18/048284-24 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren gevorderd, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te weten een meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan dagbesteding en een alcohol- en drugsverbod.
De officier van justitie heeft tevens oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, inhoudend een contactverbod met [slachtoffer] en [slachtoffer] en een gebiedsverbod voor de [adres] te Meppel en het gebied binnen de straten [adres] , Ruinerwoldseweg, Eekhorstweg en Paradijsweg te Meppel voor de duur van 5 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal meewerken aan elektronische monitoring ter controle op naleving van het locatieverbod, zolang het openbaar ministerie dat noodzakelijk acht. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de context waarin de strafbare feiten zijn begaan. De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en oplegging van een korte voorwaardelijke gevangenisstaf of een voorwaardelijke taakstraf. De raadsman heeft zich verzet tegen oplegging van het door de reclassering geadviseerde locatiegebod. De raadsman heeft zich niet verzet tegen oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudend een contact- en gebiedsverbod.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages (de Pro Justitia-rapportage van 14 mei 2024 en het reclasseringsadvies van 6 juni 2024), het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 juni 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de periode van 14 februari 2023 tot en met 9 februari 2024 schuldig gemaakt aan een zestal strafbare feiten, te weten belaging van zijn ex-partner, bedreiging van zijn ex-schoonvader, het overtreden van een gedragsaanwijzing, ambtsdwang en tweemaal belediging van een ambtenaar in functie. Verdachte heeft al deze strafbare feiten gepleegd vanuit een conflict met zijn ex-partner over de omgang met hun zoontje. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit conflict bij verdachte tot veel frustraties heeft geleid, neemt de rechtbank het verdachte zeer kwalijk dat hij is overgegaan tot het plegen van voornoemde strafbare feiten. De feiten zoals gepleegd door verdachte hebben gezorgd voor veel onrust en een gevoel van onveiligheid bij zijn ex-partner en ex-schoonfamilie, hetgeen ook duidelijk is geworden uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. Voornoemde strafbare feiten zorgen tevens voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft gelet op de psychologische onderzoeksrapportage van 14 mei 2024, opgemaakt door [naam] (GZ-psycholoog). De conclusie van de rapportage luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, gebrekkige emotieregulatievaardigheden en een gebrekkig gevoel van identiteit. Voorgaande heeft geleid tot een patroon van frustratie, defensiviteit en vijandigheid, waarbij verdachte zich steeds beschuldigend uit naar de ander en geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen aandeel in het ontstaan van gebeurtenissen. Daar zijn stoornis hem belemmerde in zijn wilsvrijheid, adviseert de deskundige het ten laste gelegde indien bewezen in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de conclusie in de psychologische Pro Justitia-rapportage verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank houdt hier in strafmatigende zin rekening mee.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het reclasseringsadvies van 6 juni 2024 waarin wordt geadviseerd tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 285 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Tevens zullen aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan dagbesteding en een alcohol- en drugsverbod.
De rechtbank zal, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen ter voorkoming van strafbare feiten gericht tegen slachtoffers [slachtoffer] en [slachtoffer] , bestaande uit contactverboden en gebiedsverboden, één en ander zoals vermeld in het dictum. De rechtbank acht het passend en geboden de duur van deze maatregel gelijk te stellen aan de proeftijd zal de duur derhalve beperken tot 3 jaren. De rechtbank zal daarbij bepalen dat van het contact- en/of gebiedsverbod kan worden afgeweken, met tussenkomst van Veilig Thuis of een soortgelijke instelling, ten behoeve van de communicatie tussen verdachte en aangeefster in het belang van hun zoon en voor het invullen van het ouderschap. De rechtbank zal daarnaast bepalen dat verdachte ter controle op het gebiedsverbod meewerkt aan elektronische monitoring op dit verbod, voor de duur van maximaal 1 jaar.
Ter bescherming van de slachtoffers zal de rechtbank de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren omdat er, gelet op de door de psycholoog en reclassering ingeschatte hoge kans op recidive, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt richting de slachtoffers. De rechtbank zal verder bevelen dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, per overtreding één week vervangende hechtenis wordt toegepast. De door de officier van justitie gevorderde vervangende hechtenis voor de duur van twee weken per overtreding acht de rechtbank te hoog.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gematigd dient worden tot een bedrag van 1.500,00. De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering tot dat bedrag gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden, nu er twee kanten aan het verhaal zitten en derhalve niet vastgesteld kan worden welke schade de benadeelde heeft geleden. Subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 4 van parketnummer 18/047116-24 bewezen verklaarde. De rechtbank stelt de hoogte van de schade naar billijkheid vast op 1.500,00. De rechtbank zal de vordering van de immateriële schade tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 179, 184a, 266, 267, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder 18/047116-24, feit 3 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder parketnummer 18/047116-24 feiten 1, 2 en 4, het onder parketnummer 18/01114124 feiten 1 en 2 en het onder parketnummer 18/048284-24 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 150 (honderdvijftig) dagen, niet zal
worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland ( [adres] ). Veroordeelde blijft zich melden opafspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht. Veroordeelde volgt de aanwijzingen van de reclassering op.
Veroordeelde laat zich behandelen door een forensische ambulante instelling of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt meturineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/ofvrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen. op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [slachtoffer] (geboortedatum [slachtoffer] -1992);- [slachtoffer] (geboortedatum [slachtoffer] -1962). zich niet zal bevinden in het gebied binnen de volgende straten:
  • [adres] te Meppel
  • [adres] te Meppel
  • [adres] te Meppel en- [adres] te Meppel.
en zich niet zal ophouden aan de:
- [ [adres] te Meppel.
Van het contact- en/of gebiedsverbod kan worden afgeweken met tussenkomst van Veilig Thuis of een soortgelijke instelling, ten behoeve van de communicatie tussen veroordeelde en aangeefster in het belang van hun zoon en voor het invullen van het ouderschap.
Beveelt dat veroordeelde meewerkt aan elektronische monitoring op het gebiedsverbod, voor de duur van maximaal 1 jaar. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van het openbaar ministerie, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 november 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 augustus 2024.
Mr. F. Sieders en mr. M. van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.