Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest, alsmede dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht de reclassering alsnog de mogelijkheid en de haalbaarheid van het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden te laten onderzoeken en hierover een maatregelenrapport op te stellen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte nu een andere houding tegenover hulpverlening aanneemt dan voorheen, toen die hulp zich enkel richtte op het voorkomen van vermogensdelicten. De hulp zal zich nu richten op het voorkomen van gezondheidsrisicos van anderen en verdachte weet nu voor het eerst dat hij tijdens een psychose gewelddadig kan worden. Daarnaast doet de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden meer recht aan de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van de delicten.
De raadsvrouw heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de geëiste gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren te hoog is, gelet op het feit dat verdachte op 22 december 2022 nog is veroordeeld tot een lange gevangenisstraf en beide gevangenisstraffen, tezamen met een tbs-maatregel, onvoldoende perspectief bieden aan verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologisch onderzoek pro Justitie van drs. B.Y. van Toorn van 24 oktober 2023, het psychiatrisch onderzoek pro Justitia van C.J.F.
Kemperman van 17 mei 2023, de rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland van 19 juni 2023 en 26 oktober 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer, een toevallige voorbijganger die zijn hond uitliet, vanuit het niets en zonder enige aanleiding met kracht te slaan, te schoppen en met een mes op hem in te steken. Door zijn gedragingen heeft hij het leven van het slachtoffer op ernstige en onaanvaardbare wijze in gevaar gebracht. Als gevolg van het door verdachte toegebrachte letsel wordt het slachtoffer nog altijd ernstig beperkt in zijn leven. Hij is aangewezen op een rollator en kan veel simpele handelingen niet meer zelf uitvoeren. Ook op zijn thuiswonende zoon heeft het misdrijf veel impact gehad, getuige diens ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring. Misdrijven als het onderhavige veroorzaken naast leed ook gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers maar ook in de maatschappij in het algemeen. Meerdere buurtgenoten zijn getuige geweest van het door verdachte gepleegde geweld. Naast de poging tot doodslag heeft verdachte zich bovendien schuldig gemaakt aan vernielingen van autos en heeft hij ramen en een deur van een woning vernield. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
Over verdachte zijn psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages pro Justitia opgesteld door psychiater C.J.F. Kemperman en GZ-psycholoog drs. B.Y. van Toorn. Deze rapporten houden onder meer zakelijk weergegeven het volgende in. De deskundigen hebben vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een psychotische stoornis en verslavingsproblematiek op het gebied van cannabis, cocaïne, speed en mogelijk ook alcohol. De psycholoog heeft nader onderbouwd dat het middelenmisbruik en de psychotische stoornis hebben doorgewerkt in de delicten in de zin van een verstoord of verbroken realiteitscontact, maar dat verdachte zich moet hebben gerealiseerd wat de mogelijke gevolgen van zijn gedrag waren toen hij zijn medicatiegebruik staakte en drugs gebruikte, en dat hij dit besef naast zich neergelegd heeft. Volgens de psycholoog heeft de antisociale persoonlijkheidsstoornis een rol gespeeld in de vorm van een zelfbepalende houding, egocentrisme en lacunaire gewetensfuncties.
De rechtbank is van oordeel dat dit voldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was.
De kans op toekomstige geweldsdelicten en daarmee samenhangend ernstig lichamelijk letsel wordt door zowel de psychiater als de psycholoog als hoog ingeschat. Daarbij zijn geen beschermende factoren geconstateerd. De psycholoog heeft aangegeven dat vanuit een forensisch behandelinhoudelijk perspectief een behandeling binnen het kader van tbs met dwangverpleging de voorkeur heeft.
De psycholoog heeft dit als volgt toegelicht. De kans op recidive kan alleen teruggedrongen worden met een intensieve klinische behandeling die gericht is op de verslavingsproblematiek, op het voorkomen van terugval in verslavingsgedrag, op de psychotische problematiek en op het aanleren van een meer prosociale houding, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van slachtofferempathie. Eerdere (klinische) behandeltrajecten met een dergelijke insteek zijn mislukt, en het dossier vermeldt minstens veertien (ook recentelijke) onttrekkingen of weigeringen om mee te werken aan behandel- en begeleidingstrajecten. Door de combinatie van ernstige en zeer langdurige problematiek die ook aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde, de ernst van het ten laste gelegde, en eerder mislukte behandel- en begeleidingstrajecten, wordt een behandeling binnen het juridisch kader van de terbeschikkingstelling aangewezen geacht.
Tegen de oplegging van tbs-maatregel met voorwaarden pleit volgens de psycholoog dat verdachte nog steeds de grenzen opzoekt, in onderhandeling is, moeite heeft met regels en richtlijnen en zelf wil bepalen. Zelfs al zou verdachte zich willen houden aan voorwaarden, schat de psycholoog in dat hij hier niet toe in staat zal zijn omdat hij daarvoor te zelfgericht, te hedonistisch en te zelfbepalend is. Daarnaast is zijn verslavingsziekte te ernstig. Het juridisch kader van de tbs-maatregel met voorwaarden is onvoldoende om de kans op recidive terug te dringen. De maatregel van tbs met dwangverpleging zal verdachte duidelijkheid en grenzen bieden, en ruimte om te onderhandelen wegnemen. Daarnaast wordt hiermee het risico op schijnaanpassing ondervangen en zijn de mogelijkheden tot een lange intensieve behandeling en een stevig resocialisatietraject goed gewaarborgd.
Gelet op de hierboven genoemde psychologische rapportage pro Justitia en de informatie over de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het dossier, is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een behandeling ondergaat om het gevaar van herhaling te beperken. De rechtbank acht verdachte niet in staat om zich (gedurende langere tijd) aan voorwaarden te houden, gelet op de lange hulpverleningsgeschiedenis waarbij diverse behandel- en begeleidingstrajecten voortijdig geëindigd zijn, onder meer door de zelfbepalende houding en stoornissen van verdachte, zoals ook blijkt uit het genoemde advies. Gelet hierop acht de rechtbank het niet noodzakelijk het door de raadsvrouw verzochte nader onderzoek naar de haalbaarheid van een tbs met voorwaarden te laten verrichten. Zij wijst dit verzoek dan ook af.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van tbs met dwangverpleging, zoals opgenomen in de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. De rechtbank stelt vast dat verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop minimaal vier jaren gevangenisstraf is gesteld. Daarbij stelt de rechtbank op grond van de hiervoor weergegeven rapporten van deskundigen vast dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die bestond ten tijde van de strafbare feiten. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de stoornissen van verdachte zodanig zijn dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet ook op de adviezen, sprake van een hoog recidivegevaar. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit eist. De rechtbank overweegt daarbij dat de tbsmaatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De duur van de tbs-maatregel is daarom niet gemaximeerd en kan een periode van vier jaren te boven gaan.
Naast de ongemaximeerde tbs met dwangverpleging acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Hierbij weegt de rechtbank, naast het uitgebreide strafblad van verdachte, mee de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en zijn omgeving en het algehele gevoel van onveiligheid in de maatschappij dat dit soort feiten met zich meebrengt. Op basis van de indruk die de rechtbank ter terechtzitting van verdachte heeft gekregen weegt de rechtbank voorts mee dat verdachte nog steeds maar weinig verantwoordelijkheid voor zijn handelen lijkt te nemen.
[slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. B.A.E.J. Koster, advocaat te Groningen, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 12.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verzocht wordt de benadeelde partij voor een deel groot 5.000,00 niet-ontvankelijk te verklaren om eventueel nader te vorderen in geval van toekomstige schade die zich voordoet bij hoger beroep.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van 7.500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij in het overige van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade groot 7.500,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 december 2022. De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu het gaat om een post die nog niet geleden schade betreft en is opgevoerd ten behoeve van een eventuele procedure in hoger beroep.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 63, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan te betalen: