ECLI:NL:RBNNE:2024:32

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
18-315722-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot doodslag en vernielingen met tbs en gevangenisstraf

Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 december 2022 in Assen een poging tot doodslag heeft gepleegd op [slachtoffer 1]. De verdachte heeft [slachtoffer 1] met een mes aangevallen en hem meermalen geschopt en geslagen, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder een gebroken heup. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waaronder poging tot doodslag en vernielingen van eigendommen van anderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en de maatregel van tbs met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het hoge recidivegevaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte 7.500 euro moet betalen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat het gaat om toekomstige schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/315722-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juli 2023, 19 december 2023 en 9 januari 2024.
Verdachte is ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 3 december 2022 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, heeft hij, verdachte,
  • meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen de heup en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] geschopt/getrapt,
  • meermalen, althans eenmaal (met kracht) met zijn vuist(en) tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] geslagen, en/of
  • meermalen, althans eenmaal met een mes in de richting van het gezicht en/of lichaam van die
[slachtoffer 1] geslagen en/of gezwaaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 december 2022 te Assen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup, een snee/snijwond in de wang en/of (snij)wonden in/aan de vinger(s) heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen de heup en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen en/of meermalen, althans eenmaal met een mes in de richting van het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of zwaaien;
2
hij op of omstreeks 3 december 2022 te Assen, opzettelijk en wederrechtelijk
- een voordeur en/of voorruit (van de woning aan de [adres] ) en/of- een autoruit (van een voertuig voorzien van kenteken [kenteken] ) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of woningcorporatie [naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3
hij op of omstreeks 3 december 2022 te Assen, opzettelijk en wederrechtelijk een autoband (van het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] ) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde betoogd dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als een poging tot doodslag, maar dat het slachtoffer anderzijds slechts oppervlakkig steekletsel heeft opgelopen, hetgeen erop zou kunnen duiden dat er niet hard gestoken is. In ieder geval is sprake van een zware mishandeling en daarnaast kunnen de ten laste gelegde vernielingen worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 6 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb gedaan wat mij is ten laste gelegd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 december 2022,opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022322431 d.d.
20 januari 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 3 december 2022 ben ik in Assen gaan wandelen met de hond. Ik kwam een man tegen die al tierend over straat liep. Ik zag dat hij met een mes aan het zwaaien was en met versnelde pas naar mij toe kwam. Hij kwam agressief op mij aflopen en hij zwaaide met een mes. Ik kan het mes als volgt beschrijven. Het mes was ongeveer 40 cm lang en 8 cm breed, het leek op een slagersmes. De man kwam mij ter lijf met het mes in zijn hand. Dit ging allemaal zo snel en tussendoor stond hij met een mes te zwaaien. Het ging zo snel, ik lag uit het niets op de grond, ik voelde geen pijn toen ik op de grond viel. Toen ging de man helemaal los. Hij begon op mij in te schoppen richting mijn heup en in te beuken op mijn hoofd met zijn vuisten. Terwijl ik op de grond lag was hij met het mes om zich heen aan het slaan richting mijn lichaam. Ik heb mezelf verweerd met een voet, dit was met mijn linkervoet. Ik kon niks meer met mijn rechtervoet, ik voelde niks meer aan mijn rechterbeen. Ik besefte toen dat ik niet meer kon opstaan, toen kreeg ik pijn aan mijn rechterheup. Ik zag dat er buurtbewoners aankwamen en toen is de man gestopt en weggelopen. Ik ben geopereerd aan mijn heup, ik heb nu een kunstheup, mijn heup is compleet vervangen. Verder zijn mijn handen kapot op mijn vinger. Ik heb een streep op mijn linkerwang.
3. Een letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Drenthe, op 4 december 2022 opgemaakt en ondertekend door drs. J. Dekker, forensisch arts, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Naam: [slachtoffer 1]
Datum letselonderzoek: 04-12-2022
Bevindingen
Zwelling onder rechter oog en bloeduitstorting naast/boven rechter oog.
Snijwond linker wang.
Snij/kraswond buitenzijde linker duim.
Linker handrug 4e vinger thv het gewricht tussen 2e en 3e vingerkootje thv DIP kleine ontvelling
Rechter handrug van wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink thv gewricht onder de vingertopjes kleine ontvellingen.
Rechter hand aan buitenzijde van het gewricht tussen le en 2e vingerkootje oppervlakkige ontvelling.
Rechter hand thv gewricht tussen handrug en le vingerkootje van de pink kleine ontvelling
Rechter heup toont een vers operatielitteken dat met krammetjes is gehecht. Tevens is daar ter plekke een bloeduitstorting zichtbaar.
Met zekerheid is een heupfractuur vastgesteld.
Schatting duur verdere genezing 4 weken zichtbare letsels
Schatting duur verdere genezing 6 maanden overige letsels Verwachting blijvende schade: Ja
Toelichting Het is nog onduidelijk in hoeverre de functionaliteit van de heup volledig herstelt na het revalidatieproces.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 december 2022, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
V: Hoe zag het mes eruit?
A: Het leek mij op een keukenmes waarmee je vlees snijdt.
A: Ik zag dat [slachtoffer 1]
[de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ]met zijn hond liep. Voor ik het in de gaten had stormde die buitenlandse man op [slachtoffer 1] af en viel hem meteen aan. Ik zag dat [slachtoffer 1] vrijwel direct op de grond was gevallen.
V: Wat deed de man?
A: Ik zag dat hij op [slachtoffer 1] instak met dat mes. Ik zag dat hij [slachtoffer 1] meerdere keren trapte tegen zijn lichaam en tegen zijn rechter been. Ik zag dat hij met beide benen had geschopt tegen [slachtoffer 1] . Uit reactie schreeuwde ik naar die man.
V: Reageerde de man hierop?
A: Niet echt. Hij bleef stekende bewegingen naar [slachtoffer 1] maken terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer 1] de steken probeerde af te weren. Ik zag dat [slachtoffer 1] geraakt werd op zijn linker wang. Doordat [slachtoffer 1] zich goed afweerde kon de man [slachtoffer 1] niet goed raken op zijn hoofd.
V: Wat viel je verder nog op aan de man?
A: Ik had de indruk dat hij onder de drugs of iets dergelijks zat. Ik zag dat hij helemaal in de war was. Zeg maar helemaal doorgedraaid.
Bewijsoverweging
Op basis van het strafdossier stelt de rechtbank vast dat verdachte op agressieve wijze op [slachtoffer 1] is afgekomen en hem meteen heeft aangevallen. Nadat verdachte [slachtoffer 1] naar de grond had gewerkt heeft hij [slachtoffer 1] meermaals met kracht geschopt en getrapt tegen het lichaam, en met zijn vuisten tegen het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen. Als gevolg van het harde trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] is zijn heup gebroken. Voorts heeft verdachte met een fors vleesmes ingestoken op [slachtoffer 1] . Getuige [getuige] heeft waargenomen dat verdachte stekende bewegingen
bleefmaken terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag, dat [slachtoffer 1] op zijn linkerwang werd geraakt en dat verdachte [slachtoffer 1] niet goed op zijn hoofd kon raken doordat deze zich goed afweerde. De getuige beschrijft dat hij de indruk had dat verdachte onder invloed van drugs was en helemaal was doorgedraaid.
De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van [slachtoffer 1] gericht te zijn, dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte op zijn minst de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] door het op hem uitgeoefende geweld zou komen te overlijden. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam betreft, en dat door hierop in te steken met een fors vleesmes en met kracht in te slaan, al snel dodelijk letsel kan worden toegebracht. Door op de hiervoor beschreven ongecontroleerde wijze van steken/slaan met een groot mes bestaat, zoals eveneens algemeen bekend, bovendien het risico dat andere vitale lichaamsdelen geraakt worden met mogelijk dodelijke afloop. Van contra-indicaties die zouden maken dat verdachte de dood van [slachtoffer 1] niet heeft gewild, is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juli 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 december 2022,opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022322431 d.d.
20 januari 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juli 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 februari 2023, opgenomenals aanvullend proces-verbaal bij het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022322431 d.d. 20 januari 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 3 december 2022 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
  • meermalen (met kracht) tegen de heup en het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt,
  • meermalen (met kracht) met zijn vuist(en) tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, en- meermalen met een mes in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gezwaaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 3 december 2022 te Assen, opzettelijk en wederrechtelijk - een voordeur en voorruit (van de woning aan de [adres] ) en - een autoruit (van een voertuig voorzien van kenteken [kenteken] ) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of woningcorporatie [naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield;
3
hij op 3 december 2022 te Assen, opzettelijk en wederrechtelijk een autoband van het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] , dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest, alsmede dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht de reclassering alsnog de mogelijkheid en de haalbaarheid van het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden te laten onderzoeken en hierover een maatregelenrapport op te stellen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte nu een andere houding tegenover hulpverlening aanneemt dan voorheen, toen die hulp zich enkel richtte op het voorkomen van vermogensdelicten. De hulp zal zich nu richten op het voorkomen van gezondheidsrisicos van anderen en verdachte weet nu voor het eerst dat hij tijdens een psychose gewelddadig kan worden. Daarnaast doet de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden meer recht aan de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van de delicten.
De raadsvrouw heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de geëiste gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren te hoog is, gelet op het feit dat verdachte op 22 december 2022 nog is veroordeeld tot een lange gevangenisstraf en beide gevangenisstraffen, tezamen met een tbs-maatregel, onvoldoende perspectief bieden aan verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologisch onderzoek pro Justitie van drs. B.Y. van Toorn van 24 oktober 2023, het psychiatrisch onderzoek pro Justitia van C.J.F.
Kemperman van 17 mei 2023, de rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland van 19 juni 2023 en 26 oktober 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer, een toevallige voorbijganger die zijn hond uitliet, vanuit het niets en zonder enige aanleiding met kracht te slaan, te schoppen en met een mes op hem in te steken. Door zijn gedragingen heeft hij het leven van het slachtoffer op ernstige en onaanvaardbare wijze in gevaar gebracht. Als gevolg van het door verdachte toegebrachte letsel wordt het slachtoffer nog altijd ernstig beperkt in zijn leven. Hij is aangewezen op een rollator en kan veel simpele handelingen niet meer zelf uitvoeren. Ook op zijn thuiswonende zoon heeft het misdrijf veel impact gehad, getuige diens ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring. Misdrijven als het onderhavige veroorzaken naast leed ook gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers maar ook in de maatschappij in het algemeen. Meerdere buurtgenoten zijn getuige geweest van het door verdachte gepleegde geweld. Naast de poging tot doodslag heeft verdachte zich bovendien schuldig gemaakt aan vernielingen van autos en heeft hij ramen en een deur van een woning vernield. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
Over verdachte zijn psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages pro Justitia opgesteld door psychiater C.J.F. Kemperman en GZ-psycholoog drs. B.Y. van Toorn. Deze rapporten houden onder meer zakelijk weergegeven het volgende in. De deskundigen hebben vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een psychotische stoornis en verslavingsproblematiek op het gebied van cannabis, cocaïne, speed en mogelijk ook alcohol. De psycholoog heeft nader onderbouwd dat het middelenmisbruik en de psychotische stoornis hebben doorgewerkt in de delicten in de zin van een verstoord of verbroken realiteitscontact, maar dat verdachte zich moet hebben gerealiseerd wat de mogelijke gevolgen van zijn gedrag waren toen hij zijn medicatiegebruik staakte en drugs gebruikte, en dat hij dit besef naast zich neergelegd heeft. Volgens de psycholoog heeft de antisociale persoonlijkheidsstoornis een rol gespeeld in de vorm van een zelfbepalende houding, egocentrisme en lacunaire gewetensfuncties.
De rechtbank is van oordeel dat dit voldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was.
De kans op toekomstige geweldsdelicten en daarmee samenhangend ernstig lichamelijk letsel wordt door zowel de psychiater als de psycholoog als hoog ingeschat. Daarbij zijn geen beschermende factoren geconstateerd. De psycholoog heeft aangegeven dat vanuit een forensisch behandelinhoudelijk perspectief een behandeling binnen het kader van tbs met dwangverpleging de voorkeur heeft.
De psycholoog heeft dit als volgt toegelicht. De kans op recidive kan alleen teruggedrongen worden met een intensieve klinische behandeling die gericht is op de verslavingsproblematiek, op het voorkomen van terugval in verslavingsgedrag, op de psychotische problematiek en op het aanleren van een meer prosociale houding, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van slachtofferempathie. Eerdere (klinische) behandeltrajecten met een dergelijke insteek zijn mislukt, en het dossier vermeldt minstens veertien (ook recentelijke) onttrekkingen of weigeringen om mee te werken aan behandel- en begeleidingstrajecten. Door de combinatie van ernstige en zeer langdurige problematiek die ook aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde, de ernst van het ten laste gelegde, en eerder mislukte behandel- en begeleidingstrajecten, wordt een behandeling binnen het juridisch kader van de terbeschikkingstelling aangewezen geacht.
Tegen de oplegging van tbs-maatregel met voorwaarden pleit volgens de psycholoog dat verdachte nog steeds de grenzen opzoekt, in onderhandeling is, moeite heeft met regels en richtlijnen en zelf wil bepalen. Zelfs al zou verdachte zich willen houden aan voorwaarden, schat de psycholoog in dat hij hier niet toe in staat zal zijn omdat hij daarvoor te zelfgericht, te hedonistisch en te zelfbepalend is. Daarnaast is zijn verslavingsziekte te ernstig. Het juridisch kader van de tbs-maatregel met voorwaarden is onvoldoende om de kans op recidive terug te dringen. De maatregel van tbs met dwangverpleging zal verdachte duidelijkheid en grenzen bieden, en ruimte om te onderhandelen wegnemen. Daarnaast wordt hiermee het risico op schijnaanpassing ondervangen en zijn de mogelijkheden tot een lange intensieve behandeling en een stevig resocialisatietraject goed gewaarborgd.
Gelet op de hierboven genoemde psychologische rapportage pro Justitia en de informatie over de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het dossier, is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een behandeling ondergaat om het gevaar van herhaling te beperken. De rechtbank acht verdachte niet in staat om zich (gedurende langere tijd) aan voorwaarden te houden, gelet op de lange hulpverleningsgeschiedenis waarbij diverse behandel- en begeleidingstrajecten voortijdig geëindigd zijn, onder meer door de zelfbepalende houding en stoornissen van verdachte, zoals ook blijkt uit het genoemde advies. Gelet hierop acht de rechtbank het niet noodzakelijk het door de raadsvrouw verzochte nader onderzoek naar de haalbaarheid van een tbs met voorwaarden te laten verrichten. Zij wijst dit verzoek dan ook af.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van tbs met dwangverpleging, zoals opgenomen in de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. De rechtbank stelt vast dat verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop minimaal vier jaren gevangenisstraf is gesteld. Daarbij stelt de rechtbank op grond van de hiervoor weergegeven rapporten van deskundigen vast dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die bestond ten tijde van de strafbare feiten. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de stoornissen van verdachte zodanig zijn dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet ook op de adviezen, sprake van een hoog recidivegevaar. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit eist. De rechtbank overweegt daarbij dat de tbsmaatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De duur van de tbs-maatregel is daarom niet gemaximeerd en kan een periode van vier jaren te boven gaan.
Naast de ongemaximeerde tbs met dwangverpleging acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Hierbij weegt de rechtbank, naast het uitgebreide strafblad van verdachte, mee de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en zijn omgeving en het algehele gevoel van onveiligheid in de maatschappij dat dit soort feiten met zich meebrengt. Op basis van de indruk die de rechtbank ter terechtzitting van verdachte heeft gekregen weegt de rechtbank voorts mee dat verdachte nog steeds maar weinig verantwoordelijkheid voor zijn handelen lijkt te nemen.
[slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. B.A.E.J. Koster, advocaat te Groningen, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 12.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verzocht wordt de benadeelde partij voor een deel groot 5.000,00 niet-ontvankelijk te verklaren om eventueel nader te vorderen in geval van toekomstige schade die zich voordoet bij hoger beroep.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van 7.500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij in het overige van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade groot 7.500,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 december 2022. De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu het gaat om een post die nog niet geleden schade betreft en is opgevoerd ten behoeve van een eventuele procedure in hoger beroep.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 63, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan te betalen:
  • het bedrag van (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro). Dit bedrag bestaat uit immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 72 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. H.R. Eising en mr. R. ter Haar, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2024.
Mr. M.B.W. Venema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.