ECLI:NL:RBNNE:2024:3163

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
C/19/148673 / KG ZA 24-89
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van een pachtovereenkomst na brand en ontruiming van het perceel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Werkplein Drentse AA (WPDA) en Orka V.O.F. (Orka c.s.) betreffende de ontruiming van een perceel in Gasselte. De zaak betreft een pachtovereenkomst die door WPDA met Orka c.s. was gesloten, welke overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden na de volledige verwoesting van het bedrijfspand door brand op 11 juni 2024. WPDA vorderde ontruiming van het perceel, omdat Orka c.s. een snackwagen had geplaatst op het perceel zonder recht of titel, na de ontbinding van de overeenkomst. De voorzieningenrechter oordeelde dat WPDA voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming, aangezien de aanwezigheid van de snackwagen de toegang tot het perceel belemmerde en het opruimen van puin en brandafval noodzakelijk was voor de veiligheid.

Daarnaast heeft Staatsbosbeheer (SBB) zich gevoegd aan de zijde van WPDA, omdat zij als eigenaar van het perceel belang had bij de ontruiming en vorderde dat Orka c.s. ook geen gebruik zou maken van omliggende percelen die eigendom zijn van SBB. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van zowel WPDA als SBB toegewezen, waarbij Orka c.s. werd veroordeeld om binnen 24 uur het perceel te ontruimen en het gebruik van de omliggende percelen te verbieden zonder toestemming van SBB. De proceskosten werden op Orka c.s. verhaald, en de rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/148673 / KG ZA 24-89
Vonnis in kort geding van 15 augustus 2024
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WERKPLEIN DRENTSCHE AA,
te Assen,
eisende partij in de hoofdzaak,
hierna te noemen: WPDA,
advocaat: mr. K.D. de Boer,
tegen

1.ORKA V.O.F.,

te Gasselternijveen,
2.
[gedaagde],
te Gasselternijveen,
3.
[gedaagde],
te Gasselternijveen,
4.
[gedaagde],
te Groningen,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
gedaagde partijen in het incident tot tussenkomst en voeging,
hierna samen te noemen: Orka c.s. (vrouwelijk enkelvoud),
advocaat: mr. R.J. de Boer.
waarin is gevoegd aan de zijde van WPDA alsmede is tussengekomen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
STAATSBOSBEHEER
te Amersfoort,
eisende partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident tot tussenkomst en voeging,
hierna te noemen SBB,
advocaat: mr. D.C.M. Wijnen,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van WPDA met producties 1 tot en met 12 van 26 juli 2024;
  • de incidentele conclusie van SBB tot tussenkomst en voeging aan de zijde van WPDA ex artikel 217 Rv met vier producties, ingekomen ter griffie op 30 juli 2024;
  • de akte overlegging producties 13 en 14 aan de zijde van WPDA;
  • de brief van 31 juli 2024 met producties 1 tot en met 5 aan de zijde van Orka c.s.;
  • de mondelinge behandeling op 1 augustus 2024, waarvan de griffier aantekeningen
heeft gemaakt;
- de pleitaantekeningen aan de zijde van Orka c.s.

2.De feiten

2.1.
Het perceel kadastraal bekend gemeente Gasselte, sectie E, nummer 1531, staande en gelegen aan de [adres] te Gasselte (hierna: het perceel) is in eigendom van SBB. Op dit perceel stond een horecagelegenheid genaamd ’t Nije Hemelriek (hierna: het pand).
2.2.
Het perceel wordt door WPDA van SBB gepacht voor de duur van dertig jaar. WPDA heeft een opstalrecht op het pand.
2.3.
De rechtsvoorganger van WPDA (Alescon) en Orka c.s. hebben op 28 april 2016 een overeenkomst gesloten die zij een pachtovereenkomst hebben genoemd waarin, voor zover van belang, staat opgenomen:
“(…) PARTIJEN VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 1: Exploitatierecht
Verpachter verleent aan de pachter het recht de onderneming uitgeoefend in het pand staande en gelegen aan de [adres] ([adres]), te Gasselte voor rekening en risico van de pachter te gaan exploiteren.
Artikel 2: Inhoud exploitatierecht
Deze exploitatie omvat het vrije gebruik van de bedrijfsinventaris, de goodwill, de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten in voormeld pand, het gebruik van het erf en aanhorigheden, alsmede de handelsnaam ’t Nije Hemelriek en de daarbij behorende website.
(…)
Artikel 4: De pachtvergoeding inventaris, de pachtvergoeding voor het bedrijfspand en de vooruit betaalde kosten.
(…)
a.
Pachtvergoeding voor de inventaris
Een maandelijkse pachtvergoeding voor de inventaris van € 833,- (…)
Pachtvergoeding voor het bedrijfspand
De maandelijkse pachtsom voor 2016 bedraagt € 2.500,-- (…)
2.4.
In de nacht van 10 op 11 juni 2024 is het pand waarin het restaurant is gevestigd door brand volledig verloren gegaan.
2.5.
Na de brand heeft Buist asbestinventarisatie & adviesbureau op 13 juni 2024 een asbestinventarisatie uitgevoerd op het perceel en de resultaten daarvan opgenomen in haar rapport van 17 juni 2024. In voornoemd rapport staat, voor zover van belang, opgenomen:
“(…)4.5 Plaatsen waar niet op asbest is geïnventariseerd
Tijdens de inspectie zijn geen uitsluitingen en project specifieke beperkingen voor de
uitvoering van de inspectie opgemerkt.
Er zijn tijdens de inventarisatie beperkingen voor de werkzaamheden opgetreden in de vorm
van een doorgezakte vloer/plafond kelderverdieping en onoverzichtelijke stapels met
puin/brandhaardafval. De beperkingen zijn minimaal en geen reden om het rapport niet
volledig te beschouwen. Geadviseerd word alert te zijn op asbest tijdens
opruimwerkzaamheden. (…)”
2.6.
WPDA heeft vanwege het niet meer kunnen verschaffen van het huurgenot van het pand aan Orka c.s., bij brief van 27 juni 2024 de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden met ingang van 1 juli 2024.
2.7.
Op 3 juli 2024 heeft Orka c.s. een brief naar WPDA gezonden en zich gedeeltelijk verzet tegen de buitengerechtelijke ontbinding. Orka c.s. schrijft in voornoemde brief dat de tussen partijen gesloten overeenkomst op 28 april 2016 niet louter een tussen partijen aangegane huurovereenkomst is, maar een gemengde overeenkomst, waarin bepalingen zijn opgenomen over verschillende onderwerpen. Verder geeft Orka c.s. aan dat de overeenkomst slechts gedeeltelijk buitengerechtelijke kan worden ontbonden, te weten daar waar deze ziet op het gebruik en de huur van het bedrijfspand, en dat de overeenkomst voor wat betreft de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten, het gebruik van het erf en aanhorigheden, het gebruik van de handelsnaam ’t Nije Hemelriek en het gebruik van de website, tussen partijen blijft bestaan.
2.8.
Orka c.s. heeft vanaf 15 juli 2024 op en/of dichtbij het perceel waarop voorheen het gehuurde pand stond, een snackwagen geplaatst die zij exploiteert. Orka c.s. heeft geen gehoor gegeven aan de door WPDA op 16 juli 2024 gestuurde sommatie om de snackwagen te verwijderen.

3.Het incident tot voeging en tussenkomst

Voeging SBB aan de zijde van WPDA
3.1.
SBB heeft gevorderd haar toe te staan zich te voegen aan de zijde van WPDA in de procedure tussen WPDA en Orka c.s., ter zake van de door WPDA gevorderde ontruiming van het perceel, met veroordeling van Orka c.s. in de kosten van het incident. SBB heeft aangevoerd dat zij een eigen spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vordering van WPDA, omdat de kans reëel is dat haar belangen als bloot eigenaar van het perceel dat WPDA in erfpacht heeft van SBB, worden geraakt. SBB stelt zich op het standpunt dat zij er belang bij heeft dat voornoemd perceel zo spoedig mogelijk wordt gesaneerd ter voorkoming van een verspreiding van resten van de brand. Het zonder recht of titel exploiteren van de snackwagen door Orka c.s. op het perceel frustreert het grote belang van SBB om de sanering van de omgeving zo spoedig mogelijk af te ronden, aldus SBB.
3.2.
Bij dagvaarding van 26 juli 2024 heeft WPDA aangegeven dat als SBB zich wil gaan voegen in deze procedure WPDA daar geen bezwaar tegen heeft.
3.3.
Orka c.s. heeft tijdens de mondelinge behandeling van 1 augustus 2024 aangegeven tegen de door SBB gevorderde voeging aan de zijde van WPDA geen bezwaar te hebben.
3.4.
De voorzieningenrechter zal de incidentele vordering tot voeging toewijzen. In artikel 217 Rv is bepaald dat een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen om zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van een belang bij voeging is voldoende dat de partij die voeging vordert nadelige (feitelijke of juridische) gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt. Nu SBB de (bloot) eigenaar is van het perceel waarvan WPDA ontruiming vordert door Orka c.s., kan SBB van de uitspraak in dit kort geding nadelige gevolgen ondervinden. SBB heeft derhalve voldoende belang bij het geschil in de hoofdzaak.
Tussenkomst SBB
3.5.
SBB vordert daarnaast te mogen tussenkomen in de procedure tussen WPDA en Orka c.s. SBB voert daartoe aan dat zij hierbij belang heeft omdat toewijzing van de door WPDA gevorderde ontruiming kan meebrengen dat Orka c.s. de snackwagen verplaatst naar andere, omliggende percelen die in eigendom zijn van SBB. Dit is de reden dat SBB een zelfstandige vordering jegens Orka c.s. wil instellen, inhoudende Orka c.s. te verbieden om zonder toestemming van SBB bedrijfsmatig de grond/percelen van SBB in de omgeving van natuurgebied het Gasselterveld zoals aangeduid in productie 4 bij de conclusie in het incident te gebruiken, dan wel in gebruik te nemen, dan wel te exploiteren.
3.6.
Bij dagvaarding heeft WPDA aangegeven dat als SBB wil tussenkomen in deze procedure, WPDA daar geen bezwaar tegen heeft. Ook Orka c.s. heeft tijdens de mondelinge behandeling van 1 augustus 2024 geen bezwaar gemaakt tegen de tussenkomst van SBB.
3.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat ook de incidentele vordering tot tussenkomst van SBB kan worden toegewezen. Nu gedaagde sub 2 ter zitting heeft erkend dat de snackwagen ook op (niet aan WPDA verpachte) percelen van SBB staat dan wel heeft gestaan (te weten op de plek waar in productie 2 van SBB een blauwe stip is ingetekend), staat vast dat SBB voldoende belang heeft bij tussenkomst en het instellen van een zelfstandige vordering jegens Orka c.s.
Proceskosten in het incident
3.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in dit incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De vorderingen en het verweer in de hoofdzaak

De vordering van WPDA
4.1.
WPDA vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening:
I. Orka c.s. zal veroordelen om uiterlijk binnen 24 uur na dit vonnis, dan wel binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, het in erfpacht aan WPDA uitgegeven perceel te ontruimen en niet opnieuw in gebruik te nemen of te geven, zulks met al het hare en al degenen die zich harentwege daarop bevinden daaronder begrepen, en daarbij al haar zaken, waaronder de voorraad en overige roerende zaken (waaronder de snackwagen) volledig te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, met een maximum van € 100.000,00 voor iedere dag dan wel een gedeelte van de dag waarop Orka c.s. niet aan deze veroordeling voldoet;
II. Orka c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
4.2.
WPDA legt aan haar vordering ten grondslag dat de overeenkomst die zij op 28 april 2016 met Orka c.s. heeft gesloten, een huurovereenkomst bedrijfsruimte is in de zin van artikel 7:290 BW. Het betreft één ondeelbare overeenkomst, die door de buitengerechtelijke ontbinding op 27 juni 2024 is geëindigd. Daarom staat de door Orka c.s. geplaatste snackwagen nu zonder recht of titel op het van SBB gepachte perceel, aldus WPDA. SBB heeft - anders dan vereist - voor het plaatsen van de snackwagen geen toestemming gegeven en Orka c.s. heeft daarvoor ook geen standplaatsvergunning van de gemeente. Tevens merkt WPDA op dat zij niet kan toestaan dat Orka c.s. gebruik blijft maken van het perceel, omdat WPDA voor het aangaan van een nieuwe huurrelatie volgens het Didam-arrest een aanbestedingsprocedure dient te volgen.
Daarnaast voert WPDA aan dat zij een spoedeisend belang heeft bij verwijdering van de snackwagen en dat dit belang zwaarder weegt dan dat van Orka c.s., omdat door de plaatsing van de snackwagen op de oprit van het perceel de toegang naar het perceel wordt belemmerd en er geen verkeer langs kan om de sloopwerkzaamheden uit te voeren en het puin- en brandafval op te ruimen. Het opruimen van het puin- en brandafval is noodzakelijk nu WPDA niet kan instaan voor het veilig gebruik van de omgeving vanwege de stoffen die zijn vrijgekomen bij de brand, aldus WPDA. Tot slot voert WPDA aan dat een dwangsom als prikkel noodzakelijk is, omdat Orka c.s. in de media heeft aangegeven zich niet zomaar gewonnen te geven en de voorstellen van WPDA om met Orka c.s. in overleg te gaan, van de hand zijn gewezen.
Het verweer van Orka c.s. tegen de vordering van WPDA
4.3.
Orka c.s. voert verweer tegen de vorderingen van WPDA en concludeert tot afwijzing, met veroordeling van WPDA in de kosten van de procedure. Orka c.s. stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst van 28 april 2016 meer omvat dan slechts een huurovereenkomst bedrijfsruimte. Zij meent dat deze uit meerdere onderdelen bestaat en dat de andere onderdelen niet van ondergeschikt belang zijn aan de huur van het pand. De door WPDA ingeroepen ontbinding kan volgens Orka c.s. slechts betrekking hebben op de huur van het pand en niet zien op de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten, het gebruik van het erf en aanhorigheden, het gebruik van de handelsnaam ’t Nije Hemelriek en het gebruik van de website. Volgens Orka c.s. is haar recht om ’t Nije Hemelriek te exploiteren en gebruik te blijven maken van het perceel en daarop activiteiten uit te oefenen blijven bestaan.
Verder betwist Orka c.s. dat WPDA een spoedeisend belang heeft. Orka c.s. stelt zich op het standpunt dat de snackwagen de toegang tot het perceel niet belemmert en dat deze als dat wel het geval in overleg eenvoudig kan worden verplaatst zodat de opruim- en sloopwerkzaamheden kunnen plaatsvinden. De verzekeraars hebben het perceel bovendien pas op 31 juli 2024 vrijgegeven en voor die tijd mochten er geen opruimwerkzaamheden worden uitgevoerd. Het brand- en puinafval is achter hekken geplaatst en uit het asbestinventarisatierapport blijkt dat er geen asbestverdachte toepassingen zijn waargenomen, zodat er geen gevaar is voor de omgeving, aldus Orka c.s. Orka c.s. merkt verder op dat dit kort geding overbodig lijkt, nu WPDA een verzoek heeft ingediend bij de gemeente tot handhaving omdat zij geen geldige standplaatsvergunning voor de snackwagen heeft.
Volgens Orka c.s. weegt haar belang bij het exploiteren van de snackwagen om zo nog enige inkomsten te kunnen genieten zwaarder dan het belang van WPDA bij verwijdering daarvan. Mocht de vordering van WPDA toch worden toegewezen, dan moet Orka c.s. in ieder geval in staat worden gesteld om het seizoen tot 1 oktober 2024, af te maken.
Tot slot verzoekt Orka c.s. om geen dwangsommen op te leggen. Zij voert aan dat nergens uit blijkt dat zij een rechterlijke uitspraak niet zou nakomen en dat er met het verzoek van WPDA aan de gemeente om handhavend op te treden al een voldoende prikkel voor de ontruiming aanwezig is.
De vordering van SBB
4.4.
SBB vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening:
I. Orka c.s. zal verbieden om zonder toestemming van SBB (één of meerdere van) de
percelen van SBB in de omgeving van het Gasselterveld - zoals aangeduid in productie 4 aan de zijde van SBB - bedrijfsmatig in gebruik te nemen, dan wel te gebruiken, dan wel te exploiteren, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, met een maximum van € 100.000,00 voor iedere dag dan wel gedeelte daarvan waarop Orka c.s. aan deze veroordeling niet voldoet, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie nader te bepalen bedrag;
II. Orka c.s. zal veroordelen tot betaling van de proceskosten aan de zijde SBB waaronder begrepen de nakosten, met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis.
4.5.
SBB legt aan haar vordering ten grondslag dat indien de vordering van WPDA jegens Orka c.s. tot verwijdering van de snackwagen van het door WPDA gepachte perceel zal worden toegewezen, dat met zich mee kan brengen dat Orka c.s. de snackwagen verplaatst naar omliggende percelen die eigendom zijn van SBB. Daarmee wordt een inbreuk gemaakt op haar eigendomsrecht. Volgens SBB is de vrees dat de snackwagen door Orka c.s. op één van de omliggende percelen wordt geplaatst ook gerechtvaardigd. Dit omdat een medewerker van SBB heeft geconstateerd dat op een viertal dagen in juli 2024 de snackwagen op één van de andere percelen van SBB heeft gestaan terwijl Orka c.s. hiervoor geen toestemming van SBB heeft verkregen. Eerder gevraagde toestemming is volgens SBB ook van de hand gewezen omdat een overheidslichaam zoals SBB volgens het Didam-arrest bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. Er zijn meerdere gegadigde voor de exploitatie van een horecaonderneming en daarvoor zal door SBB een aanbestedingsprocedure moeten worden gestart. Aan Orka c.s. kan niet worden toegestaan dat zij in weerwil hiervan een snackwagen op haar percelen plaatst, aldus SBB.
Tot slot voert SBB aan dat een dwangsom op zijn plaats is als effectieve prikkel tot naleving van het gevorderde verbod, omdat al is gebleken dat Orka c.s. geen gehoor geeft aan de aanmaning van WPDA om de snackwagen te verwijderen en SBB vreest dat zij met betrekking tot haar andere percelen met hetzelfde probleem zal worden geconfronteerd.
Het verweer van Orka c.s. tegen de vordering van SBB
4.6.
Orka c.s. voert verweer en concludeert dat de vordering van SBB moet worden afgewezen, met veroordeling van SBB in de kosten van de procedure. Orka c.s. stelt zich op het standpunt dat er tussen haar en WPDA nog een overeenkomst bestaat, zodat er van eigenrichting door Orka c.s. geen sprake is en een openbare aanbestedingsprocedure, die volgens SBB dient te worden gevolgd, ook niet aan de orde kan zijn. Verder voert Orka c.s. aan dat zij de snackwagen heeft geplaatst op het perceel dat zij van WPDA pacht en dat zij niet het voornemen heeft en ook niet heeft gehad om de snackwagen naar omliggende percelen van SBB te verplaatsen. Volgens Orka c.s. loopt SBB dan ook geen risico dat de snackwagen op haar andere percelen wordt geplaatst, zodat er geen grond bestaat voor het instellen van een vordering aan de zijde van SBB. SBB heeft haar vordering ook onvoldoende en ondeugdelijk onderbouwd, aldus Orka c.s.
Mocht de snackwagen wel op een ander perceel van SBB zijn geplaatst, dan kan Orka c.s. deze verplaatsen. Orka c.s. heeft er geen enkel belang bij om eventuele rechten en/of aanspraken van SBB te belemmeren. Tot slot voert Orka c.s. ook hier aan dat nergens uit blijkt dat zij een rechterlijke uitspraak niet zou nakomen, zodat een dwangsom niet nodig is.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

Spoedeisend belang
5.1.
Gelet op de aard van de vorderingen van WPDA en SBB, is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij daarbij een voldoende spoedeisend belang hebben.
Ontruiming van het (door WPDA gepachte) perceel
5.2.
Beoordeeld dient te worden of aannemelijk is dat in een te voeren bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Orka c.s. zonder recht of titel gebruik maakt van het perceel. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
5.3.
Uit artikel 7:210 lid 1 BW volgt dat wanneer een pand geheel verloren gaat, zowel de huurder als de verhuurder het recht heeft om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Dat het door Orka c.s. gehuurde pand door de brand op 11 juni 2024 volledig is verwoest, is niet in geschil. WPDA heeft de overeenkomst met Orka c.s. dan ook rechtsgeldig kunnen ontbinden.
De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van Orka c.s. dat de tussen haar en (de rechtsvoorganger van) WPDA gesloten overeenkomst van 28 april 2016 uit meerdere onderdelen bestaat en dat Orka c.s. daarom nog steeds een horecagelegenheid op het perceel mag exploiteren. In artikel 1 van die overeenkomst staat met zoveel woorden dat Orka c.s. het recht krijgt om
de onderneming teexploiteren die wordt uitgeoefend
in het panden in artikel 2 dat
die exploitatieonder meer het gebruik van het erf omvat. Dat impliceert dat het terrein om het pand, net zoals een tuin die bij een huurwoning hoort, dienstbaar is aan de exploitatie van de in het pand gevestigde horecagelegenheid. De overeenkomst van
28 april 2016 bevat geen aanknopingspunten om te concluderen dat partijen de bedoeling hebben gehad om hierover iets anders af te spreken. Orka c.s. heeft ook niet gesteld en onderbouwd dat en waarom WPDA redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat zij de overeenkomst anders hebben opgevat. Orka c.s. betaalt volgens artikel 4 naast een vergoeding voor de inventaris, alleen een vergoeding voor
het bedrijfspand; het erf/perceel en het exploitatierecht worden niet apart genoemd.
Dit betekent dat er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake is van één ondeelbare overeenkomst, die door de buitengerechtelijke ontbinding op 27 juni 2024 volledig is geëindigd.
5.4.
Het voorgaande betekent dat voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Orka c.s. niet het recht heeft om op het perceel dat WPDA van SBB pacht een snackwagen te plaatsen en te exploiteren. WPDA heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter Orka c.s. veroordeelt om dat perceel binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis te ontruimen. Nu Orka c.s. daartoe, ondanks sommaties door WPDA, voor dit kort geding niet vrijwillig is overgegaan, zal de voorzieningenrechter die vordering van WPDA toewijzen. Aan het betoog van Orka c.s. dat zij in ieder geval in staat moet worden gesteld om het seizoen tot 1 oktober 2024 af te maken, wordt voorbijgegaan. De huurrelatie is geëindigd en WPDA heeft ook voldoende onderbouwd dat het aanwezige puin en brandafval ter plaatse een onveilige situatie schept en onbelemmerd moet kunnen worden verwijderd. Een belangenafweging kan, hoe ingrijpend de gevolgen van de brand voor Orka c.s. ook zijn, niet tot een ander oordeel leiden.
De termijn waarbinnen Orka c.s. aan de veroordeling tot ontruiming dient te voldoen wordt dan ook gesteld op 24 uur na betekening van dit vonnis.
5.5.
De voorzieningenrechter zal aan de veroordeling tot ontruiming geen dwangsom verbinden. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de deurwaarder op grond van de wet bevoegd is om de ontruiming af te dwingen als dat niet vrijwillig gebeurt. Bovendien is niet onderbouwd of gebleken dat een extra prikkel in de vorm van een dwangsom voor Orka c.s. nodig is. De mededeling van Orka c.s. in de media dat zij zich niet zomaar gewonnen geeft, betekent niet dat zij niet aan de veroordeling tot ontruiming zal voldoen. De voorzieningenrechter maakt overigens uit persberichten op dat Orka c.s. de snackwagen daags na de mondelinge behandeling heeft verwijderd.
Verbod om de snackwagen op (andere) percelen van SBB te plaatsen
5.6.
Niet in geschil is dat er tussen SBB en Orka c.s. geen rechtsverhouding bestaat die Orka c.s. het recht geeft om gebruik te maken van percelen van SSB. Evenmin is in geschil dat de percelen die rondom het door WPDA gepachte perceel liggen in eigendom toebehoren aan SBB. Orka c.s. heeft geen recht om de snackwagen op (één van de) percelen van SBB te plaatsen en te exploiteren.
Orka c.s. heeft aanvankelijk aangevoerd dat zij de snackwagen niet op een van de omliggende percelen van SBB heeft geplaatst, zodat er geen grond bestaat voor de vordering. Tijdens de mondelinge behandeling is echter vastgesteld dat de blauwe stip op de als productie 2 door SBB overgelegde luchtfoto, die de locatie van de snackwagen aangeeft, op een ander perceel staat dan het perceel dat WDPA van SBB pacht en gedaagde sub 2 heeft erkend dat de snackwagen daar heeft gestaan. De voorzieningenrechter zal de vordering van SBB om een verbod uit te spreken tot het in gebruik nemen en exploiteren van (één van de) percelen van SBB daarom toewijzen. SBB heeft voldoende onderbouwd dat zij hierbij, mede gelet op de aanwezigheid van andere gegadigden die percelen van SBB zouden willen exploiteren, een spoedeisend belang heeft.
5.7.
De voorzieningenrechter zal aan het hiervoor genoemde verbod geen dwangsom verbinden. Zij neemt daarbij in aanmerking - zoals hiervoor al overwogen - dat Orka c.s. heeft aangegeven zich aan het vonnis te zullen houden en dat uit persberichten valt op te maken dat zij de snackwagen na de mondelinge behandeling van het terrein van SBB heeft verwijderd.
Proceskosten in de hoofdzaak
5.8.
Nu de vorderingen van WPDA en SBB grotendeels worden toegewezen, zal Orka c.s. de proceskosten (inclusief nakosten) van WPDA en SBB moeten betalen.
De proceskosten van WPDA worden begroot op:
  • kosten van de dagvaarding € 141,67
  • griffierecht € 688,00
  • salaris advocaat € 715,00
  • nakosten
de beslissing)
Totaal: € 1.722,68
De proceskosten van SBB worden begroot op:
  • griffierecht € 688,00
  • salaris advocaat € 715,00
  • nakosten
de beslissing)
Totaal: € 1.581,00
5.9.
De door SBB gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.10.
Verder zullen de veroordelingen, als gevorderd en niet bestreden, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in het incident
6.1.
laat SBB in het geding toe als voegende partij aan de zijde van WPDA;
6.2.
laat SBB toe tussen te komen in de procedure tussen WPDA en Orka c.s.;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de kosten in de incident, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak
6.6.
veroordeelt Orka c.s. om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis het in erfpacht aan WPDA uitgegeven terrein aan de [adres] te Gasselte, kadastraal bekend gemeente Gasselte, sectie E, nummer 1531, te ontruimen en niet opnieuw in gebruik te nemen of te geven, zulks met al het hare en al degenen die zich harentwege daarop bevinden daaronder begrepen, en daarbij al haar zaken, waaronder haar voorraad en overige roerende zaken (waaronder de snackwagen) volledig te verwijderen en verwijderd te houden;
6.7.
verbiedt Orka c.s. ten aanzien van SBB, om zonder toestemming van SBB (één of meerdere van) de percelen van SBB in de omgeving van het Gasselterveld - zoals aangeduid in de aan dit vonnis gehechte productie - bedrijfsmatig in gebruik te nemen, dan wel te gebruiken, dan wel te exploiteren;
6.8.
veroordeelt Orka c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van WPDA vastgesteld op € 1.722,67, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening indien betekening van dit vonnis plaatsvindt;
6.9.
veroordeelt Orka c.s. in de proceskosten, aan de zijde van SBB vastgesteld op
€ 1.581,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW indien daaraan niet binnen die termijn wordt voldaan en met de kosten van betekening indien betekening van dit vonnis plaatsvindt;
6.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op
15 augustus 2024.
typ/conc: 527/awi