Op 15 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen Frisia Zout B.V. en de Minister van Klimaat en Groene Groei. Verzoekster, Frisia Zout B.V., had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een diepboring voor een nieuwe zoutwinningsput in de Havenmond te Harlingen. De minister had echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat aanleiding gaf tot het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister op 1 maart 2024 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor was het beroep van verzoekster ontvankelijk en gegrond.
De voorzieningenrechter heeft de minister opgedragen om uiterlijk op 17 oktober 2024 een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de reeds verbeurde bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep gegrond was en de minister nu verplicht is om een besluit te nemen.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van termijnoverschrijding, vooral in situaties met financiële belangen, zoals in deze zaak het geval was. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister het griffierecht van € 371,- en proceskosten van € 1.750,- aan verzoekster moet vergoeden.