ECLI:NL:RBNNE:2024:3135

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
LEE 22/891
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verkeersbesluit tot uitbreiding van de parkeerschijfzone aan de Heuvelenweg te Dwingeloo

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eisers tegen een verkeersbesluit van 2 februari 2022, dat de parkeerschijfzone aan de Heuvelenweg te Dwingeloo uitbreidt. De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft de uitspraak op 26 oktober 2023 gedaan.

Eisers, woonachtig aan de Heuvelenweg, hebben bezwaar gemaakt tegen de uitbreiding van de blauwe zone, die hen zou beperken in hun parkeermogelijkheden. De rechtbank oordeelt dat eiseres [naam 2] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, maar dat de overige eisers dat wel zijn. De rechtbank stelt vast dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is, omdat niet duidelijk is hoe de verkeersveiligheid en doorstroming zijn gewaarborgd. De rechtbank concludeert dat de beoordelingsruimte van de verweerder niet correct is ingevuld, wat leidt tot een vernietiging van het besluit.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt het besluit en bepaalt dat verweerder het griffierecht en proceskosten aan eisers moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij verkeersbesluiten en de noodzaak van een transparante motivering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/891

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam 1]

[naam 2]
[naam 3]
[naam 4] ,
[naam 5]
[naam 6]
[naam 7] ,
[naam 8] ,
[naam 9] en
[naam 10] ,uit Dwingeloo, eisers
(gemachtigde: mr. P.J.G.G. Sluyter),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld, verweerder
(gemachtigde: W. Oving).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen een verkeersbesluit van 2 februari 2022 tot uitbreiding van de parkeerschijfzone aan de Heuvelenweg te Dwingeloo.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [naam 1] , de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.
1.3.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht uiterlijk zes weken later uitspraak te doen.

Feiten en totstandkoming van het besluit

2.1.
Eisers [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 10] zijn woonachtig aan de Heuvelenweg te Dwingeloo. De bedrijven [naam 3] en [naam 4] zijn gevestigd aan de Heuvelenweg. Eiser [naam 1] is eigenaar van de aaneengesloten panden op de adressen Heuvelenweg 1, 1a, 1b, 1c, 1d, 2, 2a en 2b waarin genoemde eisers wonen dan wel gevestigd zijn. Eiseres [naam 2] is beheerder van deze panden.
2.2.
Het deel van de Heuvelenweg waaraan eisers wonen dan wel gevestigd zijn (tussen de straten Bruges en Brink), is in 2020 heringericht. Hierbij zijn aan de ene zijde van de weg anti-parkeerpalen geplaatst en aan de andere zijde zijn parkeerplaatsen vervangen door groen. Er is één parkeerplaats overgebleven. Parkeren langs de weg werd wel toegestaan. In het aangrenzend centrumgebied, dat is aangewezen als blauwe zone, is dit op maandag tot en met zaterdag van 9.00 tot 18.00 uur niet toegestaan [1] .
2.3.
Met het nu bestreden verkeersbesluit is de blauwe zone uitgebreid tot bovengenoemd deel van de Heuvelenweg. Het plaatsen van het verkeersbord E10 en het aanbrengen van de blauwe streep betekent dat parkeren langs de weg niet langer is toegestaan en dat, op maandag tot en met zaterdag van 9.00 tot 18.00, voor parkeren op de overgebleven parkeerplaats een tijdsbeperking van twee uur geldt.
2.4.
De besluitvorming is tot stand gekomen volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat een ontwerpverkeersbesluit ter inzage is gelegd waarover zienswijzen konden worden ingediend. Tegen het definitieve besluit stond vervolgens beroep bij de rechtbank open.

Beoordeling door de rechtbank

3. Ter zitting is aan de orde gesteld of eiseres [naam 2] als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Eiser [naam 1] heeft ter zitting toegelicht dat [naam 2] zijn (ongehuwd) partner is en dat zij het beheer van de adressen op de Heuvelenweg verzorgt. Gelet op deze toelichting is de rechtbank van oordeel dat eiseres [naam 2] niet aangemerkt kan worden als belanghebbende, nu zij geen persoonlijk belang heeft dat haar in voldoende mate onderscheidt van anderen. Dat [naam 2] als beheerder regelmatig aanwezig is in het gebied van het verkeersbesluit, is niet voldoende om een persoonlijk belang aan te nemen. Omdat de overige eisers wel belanghebbenden zijn, is het beroep wel ontvankelijk.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) [2] komt verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde begrippen. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het college van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of het college redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen. Nadat het college heeft vastgesteld welke verkeersbelangen naar zijn oordeel bij het besluit moeten worden betrokken, moet het die belangen tegen elkaar afwegen. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Awb).
6. Eisers voeren, bij monde van hun huidige gemachtigde, aan dat het bestreden besluit een kenbare en transparante toetsing aan het eigen beleid, zoals neergelegd in het Gemeentelijk verkeer- en vervoersplan (GVVP), ontbeert. Over de herinrichting is geen overleg gevoerd met betrokkenen. Het voorgeschreven stappenplan is niet gevolgd. Binnen acceptabele loopafstand resteert slechts nog één parkeerplaats in de blauwe zone, met een maximale parkeerduur van twee uur. Niet blijkt hoe dit zich verhoudt tot de parkeernormen en/of CROW-publicatie 381.
7.1.
De Inleiding van het GVVP vermeldt onder meer dat het GVVP een kader geeft van waaruit verkeersplannen kunnen worden ontwikkeld en uitgevoerd en op basis waarvan verkeersproblemen kunnen worden aangepakt. De doelstelling is dat het GVVP een toetsingskader vormt voor (ruimtelijke) ontwikkelingen en een handvat voor de inrichting van de openbare infrastructuur. In de verschillende dorpskernen moet een goede balans gevonden worden tussen woongebied, verkeersgebied én aantrekkelijk verblijfsgebied voor inwoners én toeristen. Fietsverkeer is daarbij van groot belang.
7.2.
Het GVVP kent verder een paragraaf 4.7 die gewijd is aan parkeren, met onder meer een verwijzing naar publicatie 381 van het CROW (‘Toekomstbestendig parkeren – van parkeercijfers naar parkeernormen’), en als bijlage IX het ‘Stappenplan parkeerproblematiek bestaande situatie’.
8.1.
Het bestreden besluit bevat de toelichting dat de Heuvelenweg een invalsweg van Dwingeloo is met beperkte breedte waar o.a. zwaar verkeer gebruik van maakt en die tevens dient als school/sport-thuis fietsroute, dat het daarom niet wenselijk is dat er structureel geparkeerd wordt op de rijbaan, dat er meermaals klachten ontvangen zijn over verkeersonveilige situaties door geparkeerde voertuigen op dit deel van de Heuvelenweg, dat meermaals geconstateerd is dat er overlast ontstaat door voertuigen die (deels) op het trottoir langs dit deel van de Heuvelenweg parkeren, dat er hierdoor sprake is van parkeer- en doorstromingsproblemen op dit deel van de Heuvelenweg, dat dit ook gevaarlijke situaties oplevert voor met name fietsers (zoals kinderen op weg van/naar school en sportvereniging) aan de Heuvelenweg, dat door de ondernemersvereniging Dwingeloo een verzoek is ingediend om hiertegen maatregelen te treffen, dat op de aansluitende Brink een parkeerschijfzone is ingesteld, dat er voldoende parkeerruimte in de nabijheid van de Heuvelenweg is voor (lang)parkeerders, dat het belang van het vrij kunnen parkeren in strijd kan worden geacht met het belang van de middenstand (bereikbaarheid, toegankelijkheid en uitstraling van omgeving), verkeersveiligheid en doorgaande (flets)verkeer aan de Heuvelenweg en op de Brink, dat deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen en dat deze afweging tot gevolg heeft gehad dat in dit geval meer gewicht is toegekend aan de genoemde belangen van de middenstand, de verkeersveiligheid en het doorgaande (fiets)verkeer.
8.2.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat bij de totstandkoming van het besluit het GVVP en het eerder uitgevoerde onderzoek in het kader van de herstructurering van de Heuvelenlaan (zie 2.2.) zijn betrokken. Daaruit zou volgen dat er geen sprake is van een parkeerdruk boven de 85%, waardoor nader onderzoek niet nodig zou zijn. Voorts zouden de parkeernormen uit het GVVP in acht genomen zijn.
8.3.
De rechtbank overweegt dat uit het besluit (en uit de reactie op de ingediende zienswijzen) niet afgeleid kan worden dat verweerder de in 7.1. en 7.2. genoemde delen van het GVVP, met daarin opgenomen verwijzing, bij zijn beoordeling en afweging heeft betrokken. In zoverre is het besluit onvoldoende gemotiveerd. Ook is niet inzichtelijk op welke wijze verweerder de parkeernormen zoals genoemd in het GVVP (dan wel in de CROW-publicatie) heeft betrokken bij de vraag of onevenredige gevolgen te verwachten zijn van het verkeersbesluit in verhouding tot de met het verkeersbesluit te dienen doelen.
8.4.
Verweerder heeft gesteld dat tot het besluit is genomen naar aanleiding van klachten over de verkeersveiligheid en dat vervolgens eigen onderzoek is verricht. Het is echter niet duidelijk geworden op grond van welk onderzoek is geconcludeerd dat de verkeersveiligheid dan wel doorstroming in het gedrang is. Wat betreft de verwijzing ter zitting naar het onderzoek in het kader van de herstructurering, merkt de rechtbank op dat niet inzichtelijk is geworden op welke wijze dit onderzoek iets zegt over de situatie ná de herstructurering. Daarom acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd dat de verkeersveiligheid en doorstroming van het verkeer gediend zijn met het verkeersbesluit
8.5.
Met toepassing van de hierboven genoemde toets (zie 5.) oordeelt de rechtbank daarom dat verweerder de beoordelingsruimte niet correct heeft ingevuld door onvolledig vast te stellen welke verkeersbelangen bij het besluit zijn betrokken. Dat betekent dat een goede afweging van de belangen niet heeft kunnen plaatsvinden. Duidelijk is geworden dat verweerder zorgen heeft over de parkeersituatie die kennelijk is ontstaan ná de herstructurering, maar een eventuele aanpak daarvan behoeft beter onderzoek en een betere motivering dan tot nu toe het geval is.
8.6.
De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 van de Awb. Het besluit wordt vernietigd.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat het indienen van het beroepschrift en de deelname aan de zitting is verricht door gemachtigden. Verder worden de reiskosten van eiser Pastoor ten bedrage van € 12,40 vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 26 januari 2022;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.686,40 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 2
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
(…)
Artikel 15
1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Artikel 18
1. Verkeersbesluiten worden genomen:
(…)
d. voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.
(…)
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld omtrent de eisen waaraan verkeersbesluiten dienen te voldoen alsmede omtrent de totstandkoming en de inwerkingtreding van die besluiten.
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
Artikel 12
De plaatsing of verwijdering van de hierna genoemde verkeerstekens moet geschieden krachtens een verkeersbesluit:
a. de volgende borden:
I. de borden die zijn opgenomen in de hoofdstukken A tot en met G van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, uitgezonderd de borden C22 en E9, alsmede de borden E4, E12 en E13 tenzij onder deze verkeersborden een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d, wordt aangebracht, dan wel toepassing wordt gegeven aan artikel 8, derde lid;
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Artikel 24
Verkeersbesluiten worden genomen na overleg met:
a. de korpschef,

Voetnoten

1.Zie p. 41 van het Gemeentelijk verkeer- en vervoersplan gemeente Westerveld (GVVP).
2.Zie AbRS 10-08-2022, ECLI:NL:RVS:2022:2320, AbRS 21-12-2022, ECLI:NL:RVS:2022:3908, AbRS 8-2-2023, ECLI:NL:RVS:2023:499