ECLI:NL:RBNNE:2024:3086

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
LEE 24/3158
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking exploitatievergunning voor seksbedrijf na overtredingen van de APV

Op 8 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Angel Massage Winschoten en de burgemeester van de gemeente Oldambt. Verzoekster, die een seksbedrijf exploiteert in Winschoten, had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen de intrekking van haar exploitatievergunning door de burgemeester. Deze intrekking volgde op een controle op 23 april 2024, waarbij geconstateerd werd dat er twee vrouwen zonder geldige verblijfstitel in de massagesalon aanwezig waren. De burgemeester had op 2 juli 2024 besloten de vergunning per direct in te trekken, omdat verzoekster de voorwaarden van de vergunning had overtreden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat de burgemeester terecht had besloten tot intrekking van de vergunning, omdat er voldoende bewijs was dat er illegale arbeid plaatsvond in het bedrijf van verzoekster. De voorzieningenrechter benadrukte dat de regels omtrent de exploitatie van een seksbedrijf strikt zijn, vooral in het kader van het voorkomen van mensenhandel en uitbuiting. Verzoekster had weliswaar excuses aangeboden en een bedrijfsplan ingediend om de situatie te verbeteren, maar dit was niet voldoende om de intrekking van de vergunning ongedaan te maken.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had, gezien de ernst van de overtredingen en de noodzaak om de regels te handhaven. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3158

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 augustus 2024 in de zaak tussen

Angel Massage Winschoten, uit Winschoten, verzoekster

(gemachtigde: mr. T.R. Sturrus),
en

de burgemeester van de gemeente Oldambt,

(gemachtigden: mr. C.S.G. de Lange en M.R. Ubels).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Het verzoek is gericht tegen het besluit van de burgemeester van 2 juli 2024 waarin de aan verzoekster toegekende exploitatievergunning per direct is ingetrokken. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de eigenaresse van verzoekster, [verzoekster] , bijgestaan door een tolk, de gemachtigde van verzoekster, en de gemachtigden van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekster exploiteert in Winschoten sedert december 2022 een seksbedrijf. Op 7 december 2023 is de vergunning die verzoekster was verleend voor de exploitatie van dat bedrijf verlengd met 2 jaar tot en met 31 december 2025. Aan deze vergunning zijn voorwaarden verbonden.
2.1.
Op 23 april 2024 heeft er in het bedrijf van verzoekster een integrale controle plaatsgevonden. Hierbij waren afgevaardigden van verschillende instanties aanwezig, waaronder die van de gemeente en van de Vreemdelingenpolitie. Uit het rapport dat naar aanleiding van de controle is opgemaakt, blijkt dat er twee vrouwen in de massagesalon aanwezig waren zonder een geldige verblijfstitel. Verder is geconstateerd dat in de salon werd overnacht.
2.2.
Naar aanleiding van voormelde bevindingen heeft de burgemeester verzoekster bij brief van 8 mei 2024 meegedeeld dat een voorschrift van de exploitatievergunning is overtreden en is gehandeld in strijd met artikel 3:14, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Oldambt 2024 (APV). In de brief heeft de burgemeester aangegeven voornemens te zijn om de exploitatievergunning die verzoekster was verstrekt per direct in te trekken. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld haar zienswijze op dit voornemen naar voren te brengen.
2.3.
Verzoekster heeft bij brief van 22 mei 2024 op het voornemen gereageerd. In die brief heeft verzoekster de verantwoordelijkheid voor het incident op zich genomen en haar excuses aangeboden voor de fout die ze heeft gemaakt. Zij verzoekt de burgemeester haar een andere straf op te leggen dan de intrekking van haar vergunning. Op 23 mei 2024 heeft er een zienswijzegesprek plaatsgevonden op het gemeentekantoor. Tijdens dat gesprek heeft verzoekster met de burgemeester afgesproken dat zij een duidelijk en gedetailleerd Nederlands bedrijfsplan zal overleggen, zodat zij kan uitleggen hoe zij haar bedrijfsvoering kan verbeteren en de geconstateerde overtredingen in de toekomst kan voorkomen. Verzoekster heeft het bedrijfsplan op 13 juni 2024 overgelegd. Op 27 juni 2024 is dit plan met verzoekster besproken op het gemeentekantoor.
2.4.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester de exploitatievergunning van verzoekster per direct ingetrokken. De burgemeester heeft het besluit gebaseerd op artikel 3:9, eerste lid, onder c, jo. artikel 3:14, eerste lid, onder b, en artikel 3:9, tweede lid, onder a van de APV.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoekster.
3.2.
Verzoekster bestrijdt de feiten. Op het moment van de controle waren er niet twee, maar was er maar één dame illegaal aan het werk. De andere dame was alleen maar op bezoek. Verder betwist verzoekster dat er in het pand werd overnacht. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de burgemeester niet heeft toegelicht welke belangen zij nastreeft met het bestreden besluit. Zij is van mening dat het besluit van de burgmeester te rigoureus is. Verder is zij van mening dat het besluit de voorlopige rechtmatigheidstoets niet kan doorstaan. Het besluit is volgens haar gebaseerd op een onjuiste wettelijk grondslag. Daarnaast ontbreken een belangenafweging en een evenredigheidstoets.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het verslag van de controle en op basis van wat de burgemeester op zitting heeft verklaard, genoegzaam blijkt dat er in het pand van verzoekster twee dames illegaal werkzaam waren. De medewerkers van de vreemdelingenpolitie hadden voorafgaand aan de controle namelijk vier dames geboekt en bij het binnentreden van het pand zijn er in een flits ook vier dames gezien. Kort daarop waren er nog maar twee dames aanwezig. Bij de doorzoeking van het pand is gebleken dat twee dames zich in keukenkastjes hadden verstopt. Deze twee dames hebben verklaard dat ze illegaal aan het werk waren bij verzoekster. Dat er in het pand ook werd overnacht, is volgens de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden.
4.1.
Het feit dat er dames illegaal bij verzoekster aan het werk waren, maakt dat verzoekster heeft gehandeld in strijd met de APV en de voorwaarden vermeld in de exploitatievergunning. Ter zitting heeft de burgemeester uitvoerig gemotiveerd welke regels verzoekster naar zijn mening heeft overtreden. Deze motivering wijkt (deels) af van de motivering van de intrekking zoals geformuleerd in het bestreden besluit. Aangezien het hier een verzoek hangende bezwaar betreft en de burgemeester het besluit in bezwaar kan heroverwegen, gaat de voorzieningenrechter uit van de motivering van het besluit zoals die ter zitting en in het verweerschrift is gegeven.
4.2.
De burgemeester heeft aangevoerd dat op grond van het bepaalde in artikel 3:9, eerste lid, onder e van de APV de vergunning moet worden ingetrokken als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met h. In artikel 3:7, eerste lid, aanhef en onder f, van de APV staat dat een vergunning wordt geweigerd als er aanwijzingen zijn dat voor het seksbedrijf mensen werkzaam zijn die slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000. Dat er mogelijk sprake is van mensenhandel wordt door de burgemeester vermoed. Dat er personen in het bedrijf werkzaam waren die daar niet mochten werken, staat volgens hem vast.
4.3.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van een intrekkingsgrond genoemd onder het eerste lid van artikel 3:9 van de APV. Dit is een imperatieve bepaling. De burgemeester dient in het geval de betreffende regel is overtreden, zoals in het onderhavige geval, over te gaan tot intrekking van de verleende vergunning. Voor een belangenafweging is hier geen ruimte.
Evenredigheidsbeginsel
4.4.
Ook bij een gebonden bevoegdheid is het evenredigheidbeginsel van toepassing. [1]
Dit beginsel houdt in dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat in dit geval geen sprake is van strijd met de evenredigheid. Het illegaal te werk stellen van personen in een seksbedrijf is een ernstig zaak juist omdat dergelijke activiteiten nauw samenhangen met uitbuiting van personen en mensenhandel. De regels over de intrekking van de exploitatievergunning zijn dan ook mede in het leven geroepen om mensenhandel en uitbuiting van personen tegen de gaan. Verzoekster heeft aangegeven dat zij bij het aannemen van haar werkneemsters fouten heeft gemaakt. Zij wist dat in ieder geval één medewerkster, illegaal bij haar werkte. Een dergelijke handelwijze mag verzoekster door de burgemeester zwaar worden aangerekend. Het nadeel dat verzoekster door de intrekking van de exploitatievergunning ondervindt, acht de voorzieningenrechter dan ook niet onevenredig, gelet op de noodzaak van een stringente naleving van de regels met betrekking tot het exploiteren van een seksbedrijf. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar dan ook geen redelijke kans van slagen.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. van Loo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het College van beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190.