Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal zes maanden, een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsook een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering Nederland d.d. 12 januari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende zes maanden schuldig gemaakt aan het dealen van amfetamine. Ook heeft hij amfetamine op zak en in zijn woning gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade werd berokkend. Daarbij heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zoals amfetamine zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het regelmatig dealen van harddrugs gedurende drie tot zes maanden geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden als oriëntatiepunt. Voor een periode van zes tot twaalf maanden is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Strafverzwarend acht de rechtbank dat verdachte opnieuw is gerecidiveerd. In 2021 en 2023 werd hij namelijk ook al veroordeeld wegens opiumfeiten. De rechtbank vindt het extra kwalijk dat de laatste veroordeling in 2023 in de bewezenverklaarde pleegperiode is geweest en dat ook dat verdachte niet heeft doen stoppen met de handel in harddrugs.
Verder heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf gelet op het advies van de reclassering om een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen en aan het voorwaardelijk strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. Verdachte heeft nog niet eerder kunnen profiteren van hulpverlening in een strafrechtelijk kader. Daarbij acht de rechtbank een stok achter de deur noodzakelijk om recidive te voorkomen. De reclassering heeft immers het risico op recidive ingeschat als hoog.
Alles afwegend acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.