ECLI:NL:RBNNE:2024:305

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
18-274149-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dealen en opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen en opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 23 januari 2024, waarbij de verdachte aanwezig was en bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.R. Rauwerda. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk bereiden, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van amfetamine in de periode van 13 april 2023 tot en met 19 oktober 2023, en het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 11,59 gram amfetamine op 19 oktober 2023. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaring van de verdachte en diverse processtukken.

De rechtbank overwoog bij de strafoplegging de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van zijn handelen op de samenleving. De verdachte had zich gedurende zes maanden schuldig gemaakt aan het dealen van amfetamine, wat bijdroeg aan de instandhouding van het drugscircuit. De rechtbank volgde de eis van de officier van justitie en legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden gericht op reclassering en behandeling. Tevens werd de in beslag genomen telefoon als dealertelefoon verbeurd verklaard. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte tijdens de proeftijd nieuwe strafbare feiten had gepleegd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/274149-23 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/088716-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 januari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R. Rauwerda, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 13 april 2023 tot en met 19 oktober 2023 te Leeuwarden, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2023 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11,59 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat feit 1 en 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-
2023281097 d.d. 30 november 2023, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] ;
3. een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier;
4. een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 147 e.v. van voornoemd dossier;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Onderzoek verdovende middelen d.d. 23 oktober 2023, opgenomen op pagina 163 e.v. van het dossier van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] .
6. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.10.23.046 (aanvraag 001) d.d. 23 oktober 2023, opgenomen op pagina 161 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. M. Visser-Van Leeuwen op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige;
7. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.10.23.046 (aanvraag 002) d.d. 23 oktober 2023, opgenomen op pagina 162 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. M. Visser-Van Leeuwen op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 13 april 2023 tot en met 19 oktober 2023 te Leeuwarden meermalen telkens opzettelijk heeft verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 19 oktober 2023 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad 11,59 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk handelen in strijd een het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod,meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal zes maanden, een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsook een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering Nederland d.d. 12 januari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende zes maanden schuldig gemaakt aan het dealen van amfetamine. Ook heeft hij amfetamine op zak en in zijn woning gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade werd berokkend. Daarbij heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zoals amfetamine zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het regelmatig dealen van harddrugs gedurende drie tot zes maanden geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden als oriëntatiepunt. Voor een periode van zes tot twaalf maanden is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Strafverzwarend acht de rechtbank dat verdachte opnieuw is gerecidiveerd. In 2021 en 2023 werd hij namelijk ook al veroordeeld wegens opiumfeiten. De rechtbank vindt het extra kwalijk dat de laatste veroordeling in 2023 in de bewezenverklaarde pleegperiode is geweest en dat ook dat verdachte niet heeft doen stoppen met de handel in harddrugs.
Verder heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf gelet op het advies van de reclassering om een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen en aan het voorwaardelijk strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. Verdachte heeft nog niet eerder kunnen profiteren van hulpverlening in een strafrechtelijk kader. Daarbij acht de rechtbank een stok achter de deur noodzakelijk om recidive te voorkomen. De reclassering heeft immers het risico op recidive ingeschat als hoog.
Alles afwegend acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft verbeurd verklaring van de in beslag genomen telefoon gevorderd, omdat dit een dealertelefoon betreft. De raadsvrouw heeft teruggave aan verdachte van de telefoon verzocht, omdat verdachte de telefoon ook privé gebruikte.
De rechtbank verklaart de in beslag genomen telefoon verbeurd, omdat verdachte deze telefoon bij het begaan van feit 1 als dealertelefoon heeft gebruikt.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 18 augustus 2023 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 september 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 15 december 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van voornoemde voorwaardelijke straf. Zij heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij deze vordering.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om primair de vordering af te wijzen en subsidiair de proeftijd te verlengen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte tijdens het begaan van de feiten niet wist dat de proeftijd al was ingegaan.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. De rechtbank overweegt daarbij dat, gelet op de aan verdachte verstuurde brief d.d. 6 september 2023 over zijn voorwaardelijke veroordeling, het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest wanneer de proeftijd is ingegaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 2 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot acht maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na zijn detentie meldt op bij reclassering
Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) op het adres Oostergoweg 6 in Leeuwarden. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, laat behandelen door de forensische polikliniek Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Indien de reclassering, bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van een mogelijk psychiatrische ziektebeeld, een indicatiestelling aanvraagt voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek, werkt de veroordeelde daaraan mee. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde verblijft, zodra hij uit detentie komt en er een plek voorhanden is, op locatieOldegalileën van Wender of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde zal daar gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, verblijven. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek(blaastest), te bepalen door de reclassering, ter controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen GSM (Omschrijving: PL0100-2023280975-G1652850, Samsung).

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.088716-23:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 18 augustus 2023, te weten: een gevangenisstraf van twee maanden.
Dit vonnis is gewezen door W.S. Sikkema, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2024.
Mr. L.S. Langius is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.