ECLI:NL:RBNNE:2024:3040

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
18-287175-2023
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom en brandstichting bij een caravanbedrijf

Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom en brandstichting bij een caravanbedrijf. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. P.T. Huisman, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. A.J. Kemkers. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 30 oktober 2023 in de gemeente Midden-Groningen, waar de verdachte samen met anderen opzettelijk een ontploffing teweegbracht door zware stukken vuurwerk, de Super Cobra 6, te ontsteken en deze in contact te brengen met benzine. Dit leidde tot een ontploffing en brand, met gemeen gevaar voor omringende goederen.

Tijdens de zitting op 23 juli 2024 heeft de verdachte de feiten bekend, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank heeft daarbij de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte als bewijsstukken gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 20 maanden, met 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van eerdere voorwaardelijke veroordelingen, omdat de verdachte het bewezen verklaarde feit had gepleegd binnen de proeftijd van deze eerdere veroordelingen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, vooral gezien de toenemende onveiligheid door explosies van vuurwerkbommen in de regio.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/287175-23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/121667-21 en 18/183742-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 augustus 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juli 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te [woonplaats] , gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht door in en/of bij een (bedrijfs)pand en/of meerdere ramen en/of muren van voorgenoemde pand meerdere (zware) stukken vuurwerk, te weten de Super Cobra 6, althans meerdere explosieven, te ontsteken, althans met open vuur in aanraking te brengen, en/of (vervolgens) deze (zware) stukken vuurwerk, althans explosieven, in contact te brengen met benzine, althans een brandstof, ten gevolge waarvan een ontploffing en/of brand is ontstaan en/of voorgenoemd (bedrijfs)pand en/of de voorgenoemde ramen en/of muren geheel of gedeeltelijk is/zijn ontploft en/of verbrand, althans beschadigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de omringende ramen en/of muren en/of gevel, althans het omringend pand, en/of de omringende auto's en/of caravans, althans de in de nabijheid van dit pand aanwezige goederen, te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het feit waarvan verdachte wordt verdacht wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het steunbewijs dat volgt uit het procesdossier.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juli 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 oktober 2023, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023291969 d.d. 19 maart 2024, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van explosie/brandonderzoek
d.d. 23 december 2023, opgenomen op pagina 212 e.v. van voornoemd dossier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 30 oktober 2023 te [woonplaats] , gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht door bij een bedrijfspand en meerdere ramen van voorgenoemde pand, meerdere zware stukken vuurwerk, te weten de Super Cobra 6, te ontsteken, en vervolgens deze zware stukken vuurwerk in contact te brengen met benzine, ten gevolge waarvan een ontploffing en brand is ontstaan en voorgenoemd bedrijfspand en de voorgenoemde ramen zijn ontploft of verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de omringende ramen en de omringende auto's en caravans, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest moet worden opgelegd, en daarnaast een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft aangevoerd dat de brandstichting en ontploffing, los van de roetaanslag op de muur en de auto en de gebarsten en verzette ruit, niet tot grote schade heeft geleid en dat zich in het dossier geen schatting van de schade bevindt. Verdachte is bereid zich te conformeren aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de klinische opname. De reclassering heeft telefonisch aan de verdediging doorgegeven dat zij de klinische opname niet langer geïndiceerd vindt, daar verdachte inmiddels bijna negen maanden vastzit en hij abstinent is gebleven van drugs en alcohol.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een of meer anderen door het tot ontploffing brengen van drie Super Cobras 6 in combinatie met een jerrycan benzine (hierna: VBC) brand gesticht bij een caravanbedrijf op het industrieterrein in [woonplaats] . Het pand heeft hierdoor schade opgelopen en de brand die door de ontploffing is ontstaan, is door kordaat optreden van medewerkers van Rijkswaterstaat snel geblust. Het is een feit van algemene bekendheid dat een ontploffing van een VBC zich snel en onbeheerst kan ontwikkelen en grote materiële schade en leed kan veroorzaken. Verdachte heeft door zo te handelen geen enkel respect getoond voor andermans bezittingen en heeft hiermee bijgedragen aan de maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid, in een tijd waarin explosies van vuurwerkbommen aan de orde van de dag waren in de provincie Groningen.
Uit het dossier ontstaat bovendien de indruk dat deze ontploffing teweeg is gebracht met het doel een zakelijk conflict te beslechten en de wederpartij daarmee angst in te boezemen.
De rechtbank acht dit een zeer kwalijke gang van zaken en is van oordeel dat in beginsel alleen een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Uit het reclasseringsrapport van 19 januari 2024 blijkt dat bij verdachte sprake is van een zeer instabiele leefsituatie met meerdere complexe problemen en ernstige stoornissen, waaronder een alcohol-, cocaïne- en gokstoornis. Ten gevolge hiervan is verdachte zijn relatie en huisvesting kwijtgeraakt en heeft hij forse schulden opgebouwd. Verdachte heeft in 2018, 2019 en begin 2023 een ambulant verslavingstraject gevolgd bij VNN, en eind 2023 heeft hij een klinisch verslavingstraject gevolgd bij [instelling 2] . Tijdens laatstgenoemde traject is verdachte al na korte tijd uit beeld geraakt. De reclassering acht een klinische behandeling noodzakelijk om de hardnekkige verslavingsproblematiek van verdachte aan te pakken, om verder zicht te krijgen op de persoon van verdachte en om gefaseerd en met voldoende risicomanagement toe te werken naar een ambulant traject.
Gelet op de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ook een voorwaardelijk strafdeel op zijn plek is om verdachte te motiveren mee te werken aan de noodzakelijke behandeling en het stabiliseren van zijn leefomstandigheden. Nu verdachte al langere tijd in voorarrest heeft gezeten en daar is afgekickt, acht de rechtbank het opleggen van een klinische behandeling niet meer noodzakelijk. Wel zal de rechtbank de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname als bijzondere voorwaarde opnemen, mocht verdachte terugvallen in middelengebruik.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering werden geadviseerd.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 18 januari 2022 van de politierechter in deze rechtbank, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 februari 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Bij onherroepelijk vonnis van 21 maart 2022 van de politierechter in deze rechtbank, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 augustus 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vorderingen van 15 januari 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straffen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen toegewezen kunnen worden.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijden, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straffen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland, [adres]
dat de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
dat de veroordeelde zich laat behandelen door een organisatie voor ambulante forensische psychiatrische en/of verslavingszorg, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
4. dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
5. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van drugs en alcohol om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/121667- 21:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 18 januari 2022, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.183742-21:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 21 maart 2022 te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en
mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. J. van der Wiel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2024.