ECLI:NL:RBNNE:2024:3018

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
C/17/193993 FA RK 24-475
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de vrouw in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen. De vrouw, die de kinderen verzorgt, verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en alleen met het ouderlijk gezag belast te worden, omdat de man gedetineerd is en niet in staat is om zijn zorgplicht te vervullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, die een langdurige gevangenisstraf en TBS met voorwaarden ondergaat, niet in staat is om de dagelijkse zorg en opvoeding van de kinderen te waarborgen. De vrouw heeft ernstige zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen, gezien de gewelddadige achtergrond van de man en zijn psychiatrische problematiek. De rechtbank oordeelde dat de problematiek van de man zo ingrijpend is dat het niet voorstelbaar is dat de situatie op korte termijn ten goede zal veranderen. De rechtbank heeft daarom besloten het gezamenlijk gezag van de man over de kinderen te beëindigen en de vrouw alleen met het ouderlijk gezag te belasten. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die afhankelijk zijn van de vrouw voor hun opvoeding en verzorging. De rechtbank benadrukte dat deze beslissing losstaat van de omgang tussen de man en de kinderen, die ongewijzigd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/193993 / FA RK 24-475
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 12 juli 2024
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn, kantoorhoudende te Dokkum,
tegen
[de man],
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting (PI) [verblijfplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. P. Bollema, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ontvangen op 7 maart 2024;
- het aanvullende verzoek van de vrouw, ontvangen op 13 mei 2024;
- het verweerschrift van de man, ontvangen op 29 mei 2024.
1.2.
Ter zitting van 25 jun 2024 is de zaak behandeld in aanwezigheid van partijen en hun advocaten. Verder is een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) verschenen.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. De echtscheidingsbeschikking van 19 februari 2020 is op 12 maart 2020 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit het huwelijk zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2018 in de gemeente [geboorteplaats 1] en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2019 in de gemeente [geboorteplaats 1] .
2.3.
Partijen zijn van rechtswege belast met het ouderlijk gezag.
2.4.
De kinderen verblijven bij de vrouw. De man is gedetineerd.
2.5.
De kinderen hebben begeleide omgang met de man in de PI.

3.Geschil

3.1.
De vrouw heeft verzocht om het eenhoofdig gezag over de kinderen aan haar toe te kennen en om een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW te benoemen. De rechtbank begrijpt het verzoek van de vrouw zo dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat zij alleen met het ouderlijk gezag wordt belast. Op 13 mei 2024 heeft de vrouw haar verzoek aangevuld en heeft zij subsidiair verzocht om het gezag van de man te schorsen op grond van artikel 1:268 BW.
3.2.
De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw aan haar verzoek een onjuiste wettelijke basis ten grondslag heeft gelegd. Primair is zij niet-ontvankelijk in haar verzoek. Voor zover zij wel ontvankelijk is in haar verzoek, moet het verzoek worden afgewezen.

4.Standpunten

4.1.
De vrouw heeft gesteld dat er op basis van het bepaalde in artikel 1:251a BW aanleiding is om haar alleen met het ouderlijke gezag over de kinderen te belasten. De vrouw stelt dat het een geleidelijk proces is geweest om tot haar verzoek te komen. De vrouw stelt dat gezag meer inhoudt dan alleen belangrijke beslissingen nemen over de kinderen. Zij acht het in de toekomst niet in het belang van de kinderen dat de man het ouderlijk gezag nog uitoefent. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. De man is recent veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren plus TBS met voorwaarden vanwege diefstal, mishandeling en poging tot doodslag. Tijdens de strafzaak is naar voren gekomen dat de man een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis heeft en dat sprake is van een bipolaire stoornis waarbij hij ook vatbaar is voor een psychotische ontregeling. Ook is sprake van een ernstige cocaïneverslaving. Dit alles in combinatie met de beneden gemiddelde intelligentie, vindt de vrouw gevaarlijk voor de kinderen.
Volgens de vrouw kan de man niet voor zichzelf zorgen; hij heeft nooit zijn huisvesting en financiën op orde gehad. De man is snel boos en schreeuwt veel, de sfeer is vaak gespannen bij de man. Tijdens de relatie van partijen was sprake van huiselijk geweld, zowel verbaal als fysiek en was er veel ruzie in aanwezigheid van de kinderen. Ook is de man achterdochtig en is de communicatie tussen partijen slecht. Tijdens zijn detentie heeft de man in de ogen van de vrouw ook nog vreemd gedrag vertoond. Zo heeft hij de school van de kinderen gebeld en heel erg doorgevraagd op het straffen van de kinderen. De vrouw werd hierop aangesproken omdat de juf het als een onprettig en vreemd gesprek had ervaren.
De vrouw is bang voor de man, mede vanwege zijn controlerende gedrag, zijn onberekenbaarheid en impulsiviteit. Zij heeft veel stress van het contact met de man en van de gedachte dat de man vrij zal komen en maakt zich zorgen over het samen hebben van gezag.
4.2.
De man stelt zich op het standpunt dat het niet in het belang van de kinderen is als hij
geen gezag meer over ze heeft. De man vindt het belangrijk om samen met de vrouw het gezag over de kinderen te behouden en hij meent dat partijen goed met elkaar kunnen overleggen met de kinderen. Partijen hebben ook een ouderschapsplan kunnen opstellen. De vrouw komt met de kinderen bij de man in de PI. De veiligheid van de kinderen zou eerder gevaar lopen bij het hebben van omgang met de man dan bij het nemen van gezamenlijke beslissingen met de vrouw over de kinderen. Hij heeft geen beslissingen belemmerd, door zijn toestemming niet te verlenen. Hij heeft zijn toestemming gegeven voor hulpverlening voor de kinderen nadat hij het wijkteam om een toelichting heeft gevraagd. Bij hem is psychiatrische problematiek vastgesteld, maar deze was ook aanwezig toen partijen een relatie hadden. Het is niet te volgen waarom de vrouw nu een wijziging van het gezag wil.
De man zal na zijn detentie, dat is al vanaf december 2024, klinisch worden behandeld in verband met zijn problematiek. Hij is betrokken bij de kinderen en wil dat ook blijven.
4.3.
De Raad ziet op de zitting dat partijen eigenlijk alles anders lijken te beleven en overal
een andere visie op hebben. Dit merken de kinderen nu nog niet, maar zal in de toekomst wel belastend voor ze kunnen worden. De wijze waarop partijen nu communiceren acht de Raad niet in het belang van de kinderen. Partijen staan ver uit elkaar en ook tegenover elkaar. De Raad heeft benadrukt dat het beëindigen van het gezamenlijk gezag wel verstrekkend is en dat het hebben van psychiatrische problematiek niet hoeft te betekenen dat iemand geen gezag kan hebben. Maar de Raad werpt ook de vraag op of de man wel intrinsiek gemotiveerd is voor de behandeling. De Raad zou onderzoek kunnen verrichten als de rechtbank dit nodig acht.

5.Beoordeling

5.1.
De wettelijke basis van het verzoek van de vrouw is dat op grond van artikel 1:253n, in samenhang met artikel 1:251a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de rechter op verzoek van een van de niet met elkaar gehuwde ouders het gezamenlijk gezag kan beëindigen als de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt als a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2.
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om tot een beslissing te komen en zal dus geen gebruik maken van de door de Raad aangeboden mogelijkheid om onderzoek te doen en de rechtbank te adviseren.
5.3.
Allereerst moet de rechtbank dus beoordelen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is, nu de man al langere tijd is gedetineerd en hij niet meer betrokken is bij de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen en de in het ouderschapsplan vastgelegde zorgregeling niet meer wordt nageleefd.
5.4.
Vervolgens beoordeelt de rechtbank of is voldaan aan één van de hiervoor genoemde criteria van artikel 1:251a lid 1.
5.5.
De man heeft onweersproken gesteld dat hij in staat is om mee te denken over belangrijke beslissingen omtrent de kinderen en dat hij ook gewoon bereikbaar is voor de vrouw, ongeacht zijn detentie. Wat hier ook van zij, het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder om zijn kinderen te verzorgen en op te voeden. In artikel 1:247 lid 2 BW is omschreven dat onder verzorging en opvoeding mede wordt verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw er dan ook terecht op gewezen dat gezag meer omvat dan alleen het nemen van belangrijke beslissingen over de kinderen. Door zijn (langdurige) detentie is de man al enige tijd niet in staat om feitelijk uitvoering te geven aan de verzorging en opvoeding van de kinderen. Dit zal ook niet veranderen op korte termijn aangezien de man nog tot eind dit jaar gedetineerd zal zijn en hij vervolgens een klinische opname zal doorlopen in het kader van de voorwaardelijke TBS waarvan de duur onbekend is.
5.6.
Naast de praktische beletselen voor de man om volledig uitvoering te geven aan de verzorging en opvoeding van de kinderen, weegt de rechtbank de volgende omstandigheden mee in de beoordeling.
De man is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf met TBS met voorwaarden vanwege onder andere ernstige geweldsfeiten. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat sprake is van persoonlijkheidsproblematiek (anti-sociale persoonlijkheidsstoornis), een psychiatrische stoornis (bipolaire stoornis) en een cocaïneverslaving. De man heeft aangegeven dat hij hiervoor na zijn detentie zal worden behandeld in een klinische setting. Namens de man is weliswaar bepleit dat de man graag met zichzelf aan de slag wil na zijn detentie, maar toen daarop op de zitting doorgevraagd werd aan de man werd de rechtbank duidelijk dat de man geen hulpvraag lijkt te hebben en dat hij zich afvraagt of de diagnose juist is. Ook bleek niet van intrinsieke motivatie om met zijn problematiek aan de slag te gaan.
Verder heeft de man ter zitting met zijn uitlatingen over de feiten waarvoor hij veroordeeld is, de indruk gewekt dat hij de ernst hiervan bagatelliseert. Ook heeft hij er geen blijk van gegeven te begrijpen dat dergelijke geweldsfeiten bij de vrouw tot grote zorgen omtrent de veiligheid van de kinderen leiden.
Daarnaast speelt een rol in de beoordeling dat de man en vrouw een geheel andere beleving hebben van de manier waarop zij met elkaar omgaan. De man is van mening dat zij als ouders heel goed kunnen overleggen en spreekt daarbij van liefdevol contact. De vrouw ervaart angst in het contact met de man en omschrijft hem als dwingend, controlerend, achterdochtig, onberekenbaar en impulsief, zodat zij zich niet tegen hem opgewassen voelt.
Verder weegt de rechtbank mee dat zij bedenkingen heeft bij de wijze waarop de man invulling geeft aan zijn gezag. Zo heeft hij zich in contact met de basisschool van de kinderen op een manier opgesteld die de leerkracht als onprettig heeft ervaren doordat hij vergaand doorvroeg op de wijze waarop de school de kinderen eventueel bestraft.
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat de problematiek van de man nog dusdanig op de voorgrond ligt, dat dit van invloed is op zijn gedrag en het contact met de vrouw. Dat de vrouw, mede in het licht van de ernstige feiten waarvoor de man veroordeeld is en de door haar gestelde voorgeschiedenis van huiselijk geweld dan wel vele ruzies, angst ervaart in het contact met de man, is naar het oordeel van de rechtbank begrijpelijk. Dat de man zich in detentie als een modelgevangene gedraagt en is gestopt met drugsgebruik, maakt dit niet anders omdat dit plaatsvindt in een afgesloten omgeving met veel structuur en regels, hetgeen wezenlijk verschilt van het leven buiten detentie. Nu de man over onvoldoende inzicht in zijn problematiek lijkt te beschikken en daarbij niet intrinsiek gemotiveerd lijkt om hieraan te werken, acht de rechtbank het niet voorstelbaar dat de situatie zich op korte termijn ten voordele zal veranderen. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het gelet op de voorstelbare angst van de vrouw niet van haar gevergd kan worden dat zij gezamenlijk met de man het gezag uitoefent. De met deze angst gepaard gaande spanningen in het contact met de man en de zorgen over de periode dat de man niet langer gedetineerd of opgenomen zal zijn, zijn niet goed voor het welzijn van de vrouw, zoals ter zitting ook duidelijk werd toen de vrouw hierover sprak. Daarmee is wijziging van het gezag noodzakelijk in het belang van de kinderen, omdat zij voor hun dagelijkse opvoeding en verzorging volledig afhankelijk zijn van de vrouw. Bovendien leidt de situatie waarin de vrouw zich niet opgewassen voelt tegen de man ertoe dat de kinderen klem en verloren zullen raken tussen hun ouders. De rechtbank verwacht, gelet op het voorgaande, niet dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen.
5.8.
De rechtbank hecht er waarde aan te benadrukken dat de beslissing over het gezag los staat van de omgang tussen de man en de kinderen. Er is sprake van regelmatig contact tussen de man en de kinderen en dat verandert niet door deze uitspraak.
5.9.
De rechtbank zal bepalen dat het gezamenlijk gezag van de man wordt beëindigd en dat de vrouw voortaan alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen wordt belast.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het gezag van de man over de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2018 in de gemeente [geboorteplaats 1] en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2019 in de gemeente [geboorteplaats 1] ;
6.2.
bepaalt dat de vrouw voortaan alleen met de uitoefening van het gezag over de hiervoor genoemde minderjarigen zal zijn belast, voor zover haar bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
6.3.
gelast dat de griffier in deze rechtbank deze beslissing inschrijft in het gezagsregister;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. van der Meulen, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2024.
-
fn: 679