ECLI:NL:RBNNE:2024:2961

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
195743
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging van verplichte zorg op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van verplichte zorg voor een betrokkene. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg afgewezen, omdat er nog steeds voldaan wordt aan de criteria voor verplichte zorg en het doel ervan nog niet is bereikt. Betrokkene verblijft nog in de instelling en staat onvoldoende open voor vrijwillige hulp.

De procedure begon op 26 februari 2024, toen betrokkene een aanvraag indiende voor beëindiging van de verplichte zorg. De geneesheer-directeur weigerde deze aanvraag op 7 maart 2024. Vervolgens heeft betrokkene op 16 april 2024 een verzoekschrift ingediend bij de officier van justitie, die op 8 juli 2024 een verzoekschrift bij de rechtbank indiende. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juli 2024 zijn betrokkene en haar advocaat gehoord, maar de officier van justitie was afwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene op 22 november 2023 een zorgmachtiging voor een jaar heeft gekregen en dat zij op 31 januari 2024 is opgenomen in een instelling. Ondanks betrokkene's verzoek om beëindiging van de zorgmachtiging, concludeerde de rechtbank dat de situatie van betrokkene nog niet zodanig is verbeterd dat beëindiging van de zorgmachtiging gerechtvaardigd is. De rechtbank oordeelde dat de zorgmachtiging noodzakelijk blijft tot en met 22 november 2024, gezien de ernst van de psychische aandoening van betrokkene en het risico op ernstig nadeel in de thuissituatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/195743 / FA RK 24-1420
Beëindiging van verplichte zorg (artikel 8:19 Wvggz)
Beschikking van
24 juli 2024naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek inzake het tussentijds beëindigen van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[Naam],
geboren op [geboortedatum],
wonende [woonadres],
thans verblijvende bij [verblijfsadres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H. de Jong, kantoorhoudende te Burgum.

1.Procesverloop

1.1.
Op 26 februari 2024 heeft betrokkene een aanvraag tot beëindiging van het verlenen van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 8:18 Wvggz, ingediend bij de geneesheer-directeur.
De geneesheer-directeur heeft kennisgenomen van de aanvraag van betrokkene en heeft op 7 maart 2024 de beslissing genomen om de verplichte zorg niet te beëindigen. Deze beslissing is door de geneesheer-directeur aan betrokkene medegedeeld.
Betrokkene heeft vervolgens op 16 april 2024 - omdat de geneesheer-directeur afwijzend heeft beslist op de aanvraag - een aanvraag bij de officier van justitie ingediend om een verzoekschrift tot beëindiging van de verplichte zorg bij de rechter in te dienen, als bedoeld in artikel 8:19 lid 1 Wvggz.
1.2.
Gelet op de aanvraag van betrokkene heeft de officier van justitie op 8 juli 2024 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend, strekkende tot het nemen van een beslissing op het verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie en van de volgende bijlagen:
- de aanvraag van betrokkene aan de geneesheer-directeur d.d. 26 februari 2024;
- de beslissing van de geneesheer-directeur op de aanvraag d.d. 7 maart 2024;
- de aanvraag van betrokkene aan de officier van justitie d.d. 16 april 2024 met bijlagen;
- de medische verklaring d.d. 27 juni 2024, afgegeven door [Naam], psychiater;
- een afschrift van de nu geldende machtiging;
- politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
- de justitiële en strafvorderlijke gegevens van betrokkene.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 juli 2024, op het verblijfadres van betrokkene. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. H. de Jong;
- [Naam], de vader van betrokkene.
1.4.
De officier van justitie is, zoals aangekondigd, niet ter zitting verschenen.

2.Beoordeling

2.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank aangegeven zich te beraden over de afwezigheid van vertegenwoordiger van de GGZ. De rechtbank acht zich op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht om een beslissing te nemen en ziet daarom geen aanleiding om te bepalen dat de behandelverantwoordelijke, dan wel de geneesheer-directeur gehoord dient te worden. De rechtbank overweegt als volgt.
2.2.
Ten aanzien van betrokkene is op 22 november 2023 een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van een jaar. Op 31 januari 2024 is betrokken onder de lopende zorgmachtiging opgenomen op de [Naam instelling]. Betrokkene was gestopt met de medicatie, stond op het dak van haar woning en dreigde zich wat aan te doen. Er was volgens de medische verklaring van 27 juni 2024 sprake van een manische psychose met hallucinaties. Vanaf 13 februari 2024 verblijft betrokkene op de huidige locatie ([Naam instelling]).
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door en namens betrokkene beëindiging van de zorgmachtiging bepleit. Betrokkene heeft aangevoerd dat zij naar huis toe wil, zodat zij daar in een vrijwillig kader kan starten met traumatherapie. Deze traumatherapie is noodzakelijk voor het herstel van betrokkene en kan niet gegeven worden tijdens de opname. Namens betrokkene heeft de advocaat tevens aangevoerd dat er weliswaar sprake is van een psychiatrische stoornis, maar dat deze voldoende in remissie is omdat betrokkene de afgelopen weekenden met verlof naar huis toe mocht. Indien er nog sprake zou zijn van ernstig nadeel wat voortvloeide uit de psychiatrische stoornis dan hadden de hulpverleners betrokkene niet in het weekend met verlof naar huis laten gaan. Betrokkene kan op 6 september 2024 en 17 september 2024 terecht bij [Naam instelling] om intakegesprekken te voeren voor het starten traumatherapie. Dit kan alleen doorgang vinden als betrokkene niet meer in een GGZ instelling verblijft, maar weer thuis woont. Betrokkene zou in de thuissituatie in een vrijwillig kader traumatherapie willen volgen en medicatie willen slikken die door de huisarts wordt voorgeschreven. Betrokkene heeft aangegeven dat ForFact zal worden opgestart en dat zij op vrijwillige basis open staat voor deze hulp. Een langere verplichte opname en een gedwongen kader is om die reden niet doelmatig en noodzakelijk, aldus de advocaat namens betrokkene.
2.4
De rechtbank is - anders dan betrokkene - van oordeel dat het doel van verplichte zorg niet is bereikt en dat er ook nu nog wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
2.5.
Uit de medische verklaring van 27 juni 2024 leidt de rechtbank af dat nog steeds sprake is van een stoornis, te weten een bipolaire stoornis die recent nog heeft geleid tot een recidiverende dysfore manische psychose. Dat betrokkene zich niet herkent in deze diagnose, vindt de rechtbank onvoldoende om voorbij te gaan aan het oordeel van de onafhankelijke psychiater. Betrokkene heeft haar standpunt ook niet nader onderbouwd. Ook stelt de rechtbank vast dat het ernstig nadeel nog aanwezig is en blijkt uit de recente medische verklaring en de brief van de geneesheer-directeur van 7 maart 2024 dat een zorgmachtiging hiervoor nog nodig. Anders dan betrokkene kan uit het feit dat betrokken weekends met verlof naar huis mag, niet worden afgeleid dat het ernstig nadeel niet langer aanwezig is. De rechtbank wil wel aannemen dat de situatie van betrokkene is verbeterd, maar nog niet zodanig dat de zorgmachtiging kan worden beëindigd. Zorg in vrijwillig kader acht de rechtbank geen optie, alleen al omdat betrokkene met ontslag wenst te gaan en de behandelaar dit nu nog niet haalbaar acht. In januari van dit jaar is betrokkene nog opgenomen, omdat het ernstig nadeel in de thuissituatie onvoldoende kon worden afgewend.
Ook verwacht de rechtbank dat er snel discussie zal ontstaan over de medicatie, omdat betrokkene deze in ieder geval op termijn wil afbouwen en dit bij voorkeur via haar huisarts wil regelen. Ten tijde van de opname had betrokkende de medicatie gestaakt. Betrokkene heeft op de zitting bovendien gezegd dat ze de medicatie neemt, omdat dit moet. Ook verwacht de rechtbank dat betrokkene de hulp van de GGZ in de thuissituatie op vrijwillige basis onvoldoende zal accepteren. Op dit zitting heeft betrokkenen immers aangegeven dat zij nu wel open staat voor hulp van ForFact, maar als het haar niet bevalt, dan zoekt ze wat anders. Nu er nog steeds wordt voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz, ziet de rechtbank geen aanleiding om de eerder verleende zorgmachtiging te beëindigen.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het doel van verplichte zorg niet is bereikt en dat er wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van de zorgmachtiging dan ook afwijzen wat betekent dat de zorgmachtiging door blijft lopen voor de verleende duur, te weten tot en met 22 november 2024.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af het verzoek tot beëindiging van de zorgmachtiging.
Deze beschikking is mondeling gegeven op 24 juli 2024 door mr. J. Teertstra, rechter, bijgestaan door de griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 30 juli 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.