ECLI:NL:RBNNE:2024:2908

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
18-330729-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 30 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 augustus 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 2001, heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een botsing veroorzaakt met een fietser, waardoor het slachtoffer, een 11-jarige jongen, is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van het ongeval met een snelheid van ongeveer 65 à 70 kilometer per uur reed, terwijl de toegestane maximumsnelheid 60 kilometer per uur was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende zijn snelheid had aangepast aan de situatie, wat heeft geleid tot de fatale botsing.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de nabestaanden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat het rijgedrag van de verdachte onaanvaardbaar was en dat hij zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer had veronachtzaamd. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank ook de psychische gevolgen voor de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.330729.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 juli 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juli 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, primair, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2022 te [plaatsnaam] , gemeente [naam] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [adres] (komende uit de richting van [plaatsnaam] en gaande in de richting van [plaatsnaam] ), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
  • met een snelheid van (ongeveer) 104 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor motorrijtuigen toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse te rijden over die [adres] , en/of (vervolgens)
  • bij het naderen van een uitrit aldaar, behorende bij een woonhuis gelegen aan de [adres] , alwaar er op dat moment (jonge) fietser(s) aan het rijden waren op en/of nabij die uitrit en/of op en/of nabij die woning, niet, althans onvoldoende zijn snelheid heeft verminderd, althans onvoldoende heeft aangepast aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden aldaar, en/of
  • niet, althans onvoldoende heeft uitgeweken naar, gezien zijn, verdachtes, rijrichting links, ten gevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fietser althans diens fiets, door welk verkeersongeval [slachtoffer] , zijnde de fietser, werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2022 te [plaatsnaam] , gemeente [naam] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, [adres] (komende uit de richting van [plaatsnaam] en gaande in de richting van [plaatsnaam]
  • met een snelheid van (ongeveer) 104 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor motorrijtuigen toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse te rijden over die [adres] , en/of (vervolgens)
  • bij het naderen van een uitrit aldaar, behorende bij een woonhuis gelegen aan de [adres] , alwaar er op dat moment (jonge) fietser(s) aan het rijden waren op en/of nabij die uitrit en/of op en/of nabij die woning, niet, althans onvoldoende zijn snelheid heeft verminderd, althans onvoldoende heeft aangepast aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden aldaar, en/of
  • niet, althans onvoldoende heeft uitgeweken naar, gezien zijn, verdachtes, rijrichting links,
ten gevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fietser althans diens fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend
heeft gereden. Op basis van het dossier kan namelijk niet worden uitgesloten dat verdachte voor het ongeval voldoende vaart heeft geminderd en op het moment van het ongeval 65 à 70 kilometer per uur heeft gereden. Daarnaast heeft verdachte weliswaar onvoldoende uitgeweken, maar verdachte was al naar links uitgeweken en kon door de smalle weg niet nog verder uitwijken om het ongeval te voorkomen.
De raadsman heeft verder betoogd dat een bewezenverklaring kan volgen voor het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat vast staat dat verdachte onvoldoende is uitgeweken.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.1
Op 23 augustus 2022 vond op de [adres] , ter hoogte van perceelnummer [nummer] , gelegen buiten de bebouwde kom van [plaatsnaam] in de gemeente [naam] , een ongeval plaats tussen een fietser en de auto van verdachte. De [adres] heeft een breedte van circa 4 meter, de aan weerszijden van de rijbaan aangebrachte grasbeton-verharding meegerekend. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid is 60 kilometer per uur.2
Verdachte kwam uit de richting [plaatsnaam] , reed in de richting [plaatsnaam] en naderde de uitrit van perceel [adres] , een erf met daarop een woning en bebouwing. De 11-jarige fietser, [slachtoffer] , reed op zijn fiets op de uitrit van perceel [adres] en reed de [adres] op. Op dat moment naderde daar verdachte. Er ontstond een botsing tussen [slachtoffer] , zijn fiets en de auto van verdachte. [slachtoffer] liep zwaar lichamelijk letsel op en is op 24 augustus 2022 overleden als gevolg van schedel-/ hersenletsel. Dit letsel is te herleiden tot het ongeval.3
Uit nader onderzoek, naar aanleiding van beschikbaar gekomen camerabeelden van het adres [adres] , is gebleken dat verdachte aldaar op de [adres] , 248 meter vóór de plaats van het ongeval, minimaal 104 en maximaal 105 kilometer per uur heeft gereden.4 De exacte snelheid op het moment van het ongeval is niet vast te stellen. Verdachte reed volgens zijn eigen verklaring op dat moment harder dan de toegestane maximumsnelheid, namelijk 65 à 70 kilometer per uur. 5 Verdachte kende de [adres] niet en heeft hier voor het ongeval nooit gereden.6 Zijn zicht op de uitrit van perceel [adres] werd beperkt door de bosschages voor de uitrit.7
De 16-jarige broer van [slachtoffer] stond op het moment van het ongeval (en bezien vanuit de rijrichting van verdachte) voor de uitrit op de grasbeton-verharding aan de rechterkant van de weg (aan de zijde van het woonhuis) op zijn fiets te wachten op [slachtoffer] .8 Verdachte heeft eerst de broer gepasseerd en is daarna in botsing gekomen met [slachtoffer] .9 Verdachte is daarbij, gelet op de beschreven schades aan de fiets en de auto en de omstandigheid dat [slachtoffer] zich ten tijde van het ongeval voor het midden van [adres] bevond, naar links uitgeweken.10
Conclusie van de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), zoals primair is ten laste gelegd, is vereist dat het rijgedrag van verdachte op zijn minst aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarbij moet worden gekeken naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van de verkeersovertreding en naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Niet enkel uit de
ernst van de gevolgen van het rijgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld aan een verkeersongeval.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat verdachte schuld heeft aan het ongeval en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft op de [adres] , 248 meter voor het ongeval, 104 tot 105 kilometer per uur gereden, terwijl een maximumsnelheid geldt van 60 kilometer per uur, terwijl het een smalle weg is en verdachte de weg niet kende. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte op de [adres] kort voor het ongeval zeer onverantwoord rijgedrag heeft laten zien.
De (exacte) snelheid op het moment van het ongeval kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Nu verdachte op zitting heeft verklaard dat hij op dat moment 65 à 70 kilometer per uur reed, zal de rechtbank in ieder geval van die snelheid uitgaan. De rechtbank stelt vast dat verdachte op het moment van het ongeval te hard heeft gereden.
De snelheid op het moment van het ongeval was ook gelet op de situatie en omstandigheden ter plaatse te hoog. Een verkeersdeelnemer is verplicht zijn snelheid (als nodig tot onder de toegestane maximumsnelheid) te matigen als dat voor een veilig verkeer ter plaatse noodzakelijk is. De situatie was dat verdachte op een smalle, voor hem onbekende, weg reed en een door de bosschages - onoverzichtelijke uitrit van het erf van een woning naderde waar bovendien een 16-jarige jongen op zijn fiets aan de kant van de weg stond te wachten. Verdachte had op dat moment direct zijn snelheid aan deze omstandigheden moeten aanpassen en heeft dat onvoldoende gedaan. Daarnaast had verdachte, met name gelet op de persoon bij de uitrit die al langs de weg stond, (extra) oplettend moeten zijn op andere personen. Als verdachte zijn snelheid voldoende zou hebben aangepast, zou hij meer tijd hebben gehad om op de aanwezigheid van [slachtoffer] op de weg te reageren. Alleen al hierom doet de omstandigheid dat [slachtoffer] vanuit een uitrit de weg op is gefietst en mogelijk een beoordelingsfout heeft gemaakt niet af aan de schuld van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, te weten het met te hoge snelheid rijden over de [adres] en het vervolgens onvoldoende aanpassen van de snelheid aan de situatie ter plaatse, naar hun aard en ernst moeten worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank is van oordeel dat het aan de schuld van verdachte is te wijten dat het ongeval heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden. Het primair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 23 augustus 2022 te [plaatsnaam] , gemeente [naam] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [adres] (komende uit de richting van [plaatsnaam] en gaande in de richting van [plaatsnaam] ), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend
  • met een snelheid van (ongeveer) 104 kilometer per uur te rijden over die [adres] , en vervolgens
  • bij het naderen van een uitrit aldaar, behorende bij een woonhuis gelegen aan de [adres] , alwaar op dat moment (jonge) fietsers aan het rijden waren op en nabij die uitrit, onvoldoende zijn snelheid heeft aangepast aan de situatie en plaatselijke omstandigheden aldaar,
ten gevolge waarvan een botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en een van die fietsers, door welk verkeersongeval [slachtoffer] , zijnde de fietser, werd gedood.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar. De officier van justitie heeft gelet op de richtlijnen van het openbaar ministerie, waarbij hij is uitgegaan van een mate van schuld die tussen aanmerkelijke schuld en ernstige schuld in zit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een straf die past bij een overtreding van artikel 5 WVW. Voor het geval de rechtbank overtreding van artikel 6 WVW bewezen acht, heeft de raadsman gewezen op de psychische en sociale gevolgen van het ongeval voor verdachte en zijn houding richting de nabestaanden. Om deze reden moet geen gevangenisstraf worden opgelegd. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals die naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering van 27 mei 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, en ook met de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 23 augustus 2022 heeft verdachte door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft [slachtoffer] voor zijn huis en voor de ogen van zijn gezinsleden aangereden. [slachtoffer] is een dag later aan de gevolgen van het ongeval overleden. Verdachte heeft met zijn rijgedrag de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Verdachte heeft aan de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed toegebracht. [slachtoffer] was nog maar 11 jaren oud. Zijn ouders en broer hebben op zitting verwoord wat het verlies van hun zoon en broer voor hen betekent: zij moeten zoveel van [slachtoffer] missen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf het veroorzaakte leed ongedaan kan maken. Tegelijk moet niet uit het oog worden verloren dat verdachte de gevolgen van zijn rijgedrag niet heeft gewild, zoals de moeder van [slachtoffer] op zitting ook heeft verwoord. Om met haar woorden te spreken: ook het leven van verdachte is voor altijd aangetast. De psychische en sociale gevolgen van het ongeval voor verdachte zijn in het rapport van de reclassering beschreven.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood ten gevolge met een aanmerkelijke mate van schuld is een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar.
De rechtbank ziet in het tijdsverloop sinds het ongeval, de omstandigheid dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en de generale preventie (signaalfunctie) reden om in enige mate van de oriëntatiepunten af te wijken.
De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf van 240 uren opleggen. De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar opleggen. Verdachte heeft het rijbewijs nodig voor zijn werk en een onvoorwaardelijke ontzegging zou tot gevolg kunnen hebben dat verdachte zijn baan verliest, wat onwenselijk is. Een voorwaardelijke ontzegging moet verdachte ervan weerhouden opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit te begaan. Met hetzelfde doel legt de rechtbank tot slot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op. Hiermee geeft de rechtbank ook het signaal richting de samenleving af dat rijgedrag als dat van verdachte op 23 augustus 2022 onaanvaardbaar is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 1 jaar.
Bepaalt dat deze rijontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Lok, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. M.S. van der Kuijl, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juli 2024.
1. Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hiernavolgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen die
zich in het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023223991 van 23 november 2023 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Voor zover wordt verwezen naar processen-verbaal, gaat het om naar wettelijk voorschrift opgemaakte processen-verbaal.
2 Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) van 25 augustus 2022, p. 44 en 46
3 Proces-verbaal VOA, p. 44 en 50
4 Aanvullend proces-verbaal VOA van 13 maart 2023, p. 68 en 69
5 Verklaring van verdachte ter terechtzitting
6 Verklaring van verdachte ter terechtzitting en proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 augustus
2023, p. 217
7 Verklaring van verdachte ter terechtzitting en proces-verbaal aanvullend onderzoek VOA van 6 november
2023, fotos p.171 e.v.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] van 8 november 2022, p. 9 en proces-verbaal aanvullend
onderzoek VOA van 6 november 2023, p. 173, onderste foto
9 Verklaring van verdachte ter terechtzitting
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] van 11 november 2022, p. 14 en proces-verbaal VOA, p. 48