In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 juni 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van twee jaar, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een betrokkene met een verstandelijke handicap en psychische stoornis. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, waaronder medische verklaringen en zorgplannen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn mentor en zorgverantwoordelijke.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een licht verstandelijke beperking en een chronische psychose, die momenteel in remissie is door medicatie. Ondanks de positieve ontwikkeling van de betrokkene, die een goede stijgende lijn laat zien in zijn behandeling en samenwerking, is er nog steeds een risico op terugval in middelengebruik en psychotische episodes zonder een juridisch kader. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de machtiging voor de duur van één jaar te verlenen in plaats van de verzochte twee jaar, met de mogelijkheid om over een jaar opnieuw te beoordelen of verplichte zorg nog nodig is. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en schriftelijk uitgewerkt op 14 juni 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.