ECLI:NL:RBNNE:2024:2860

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
18-255922-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, vernieling en belediging

Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1984, die beschuldigd werd van medeplegen van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, vernieling en belediging. De zaak betreft twee incidenten: het eerste op 23 september 2021 en het tweede op 7 juni 2024. Tijdens het eerste incident heeft de verdachte samen met anderen de aangeefster, [slachtoffer], wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd door haar in een woning vast te binden en haar mond met tape af te plakken. De verdachte heeft de aangeefster ook mishandeld en goederen van haar vernield, waaronder een mobiele telefoon en een Apple Watch. Het tweede incident vond plaats op 7 juni 2024, waarbij de verdachte de aangeefster in het gezicht spuugde en haar tegen de hand sloeg. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 187 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 200 uren opgelegd en zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.255922.21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.187622.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juli 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juli 2024.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.
Tenlastelegging
Aan verdachte is onder parketnummer 18.255922.21 ten laste gelegd dat:
1
verdachte op of omstreeks 23 september 2021 te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door - zakelijk weergegeven - die [slachtoffer] in een woning aan de [adres] , aldaar,
op een stoel en/of op de grond in de woonkamer of keuken heeft gezet en/of heeft laten zitten en/of haar armen/handen aan elkaar heeft vastgebonden en/of heeft vastgebonden gehouden
en/of
haar mond met tape heeft af- of dicht geplakt en/of haar de spraak heeft belet of belemmerd en/of
constant bij die [slachtoffer] in de buurt is geweest en/of gebleven, in elk geval gedurende enig tijd heeft belet dat die [slachtoffer] zich vrij kon bewegen en/of zich daar kon verwijderen en/of
(vervolgens) al dan niet onder verbale druk in een auto heeft gedwongen of gekregen en/of
foto's van die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt;
2
verdachte op of omstreeks 23 september 2021, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
  • heet water over die [slachtoffer] te gooien en/of te gieten en/of
  • een ei op het hoofd van die [slachtoffer] kapot te slaan en/of
  • de punt van een mes op of tegen de keel/hals van die [slachtoffer] te drukken/duwen of te zetten
en/of
die [slachtoffer]
  • bij het haar vast te pakken en/of aan het haar te trekken en/of
  • meermalen, in elk geval eenmaal, te bespugen en/of
  • meermalen, in elk geval eenmaal, (al dan niet met een (honkbal)knuppel, althans een hard en/of stevig voorwerp) tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
  • meermalen, in elk geval een maal, tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
3
verdachte op of omstreeks 23 september 2021, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een deur (van de badkamer/douche) (in een woning aan de [adres] aldaar,) en/of een (mobiele) telefoon en/of een Apple watch,
in elk geval enig goed, die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer] en/of
[naam] , in elk geval aan een ander dan verdachte en/of verdachte mededader(s) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Aan verdachte is onder parketnummer 18.187622.24 ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 7 juni 2024 te Emmen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen de hand en/of pols te slaan;
2
zij op of omstreeks 7 juni 2024 te Emmen opzettelijk [slachtoffer] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [slachtoffer] in het gezicht te spugen.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van het onder parketnummer 18.255922.21 ten laste gelegde
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op gronden zoals vermeld in het schriftelijk requisitoir veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich - overeenkomstig de inhoud van de door haar aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen.
De onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen verklaard. Verdachte heeft ten aanzien van de mishandeling van aangeefster [slachtoffer] verklaard dat zij een ei op aangeefsters hoofd kapot heeft geslagen, dat zij aangeefster heeft bespuugd en dat zij aangeefster heeft geduwd. De overige onder 2 genoemde handelingen heeft verdachte ontkend en hiervan dient zij te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2021260093 inhoudende het uitgewerkte studioverhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 7 oktober 2021, opgemaakt op 25 november 2021 door verbalisant [naam] en opgenomen op pagina 2 e.v.:
A: () Ik ben ook naar [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) toe gegaan. En () die tante van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) was daar ook.
Die tante die heeft dus die dochter (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) van haar gebeld. En die is ook gekomen. ()
V1: Oké. En dan komt die dochter ook. En dan?
A: Nou, dan gaan ze helemaal tegen me tekeer, en helemaal druk. ()
A: Dan, ik zag in ieder geval dat ze van buiten naar binnen (kwamen), kwamen ze met een honkbalknuppel en () met tape kwamen ze
V1: Wie had een honkbalknuppel vast?
A: [verdachte] , geloof ik. En ze hadden plakband meegenomen. () en ze hadden een mes meegenomen. ()
V1: Oké. En je zegt: [verdachte] had die honkbalknuppel vast. En die tape, wie had die dan vast? A: Zij.
0: Verbalisant [naam] wijst op het vel papier op tafel. ()
V1: Dochter van tante had die tape vast. Wat voor tape was dat? A: Grijze duck-tape of zo. Van dat hele dikke. Beetje grijzig. () V1: Oké. En je had het ook over een mes?
A: Ja.
V1: Wie had dat mes vast?
A: Ja, die had [verdachte] vast. () volgens mij was het zo'n mes die je zo uh, zo kan inklappen, zeg maar. ()
V1: Oké. Dan komen ze daar aan met die honkbalknuppel, dat mes en die tape. Maar waar laten ze dat spul dan?
A: Op tafel. ()
V1: Oké. En dan? Leggen ze dat spul op tafel neer, en dan?
A: Ja, uh, en dan komen ze met touw aan, en dan gaan ze me zo vastbinden. V1: En wie kwam met touw aan?
0: De getuige wijst op het vel papier op tafel. A: Uh, die.
V1: [verdachte] . A: En die.
V1: De dochter van tante. ()
V1: Oké. En dan? Jij zegt: Dan komen ze eraan met dat touw. En wat doen ze met dat touw?
A: Nou, ze gingen eerst met tape, gingen zo uh, mijn mond helemaal bedekken, me neus en zo. V1: Wie deed dat?
A: Deden ze met z'n tweeën.
V1: En met z'n tweeën bedoel je mee?
0: De getuige wijst op het vel papier op tafel. V1: [verdachte] en de dochter van tante.
A: Ja.
V1: En wie deed wat?
A: Ja, ze deden het alle twee. [verdachte] deed zo, en zo om... () A: Ik werd vastgebonden met touw, dat deed zij dan, [verdachte] .
0: De getuige maakt met beide handen een gebaar rondom haar middel terwijl ze bovenstaande zegt. () V1: En waar zat jij op?
A: () een stoel waarmee je aan tafel zit.
A: Ja. Werden me armen zo ineens naar achteren gedaan, en vastgebonden.
0: De getuige houdt beide armen achter haar rug terwijl ze bovenstaande zegt. ()
V1: Dus je zegt: de dochter van tante deed de tape. En toen die dochter van tante met de tape bezig was, wat deed [verdachte] toen?
A: Ja, die maakte me vast met het touw en duwde mij op de grond. ()
V1: Oké. En op welk moment zaten ze met die honkbalknuppel zo boven je? A: Poeh. Toen ik op de grond lag. ()
A: Ook te slaan.
V1: Te slaan. En wie sloeg jou?
A: Nou, zij waren de enige, hun tweeën waren bezig. Die was alleen aan het toekijken. 0: De getuige wijst op het vel papier op tafel terwijl ze bovenstaande zegt.
V1: Die was aan het toekijken, tante was aan het toekijken. A: Ja.
V1: En je zegt: [verdachte] en die dochter van tante waren bezig? A: Ja. Met z'n tweeën waren ze continu bezig.
V1: Oké. Wie had die honkbalknuppel vast dan? A: Allebei een keer.
V1: Hoe bedoel je?
A: Nou, zij had 'm een keer, en [verdachte] had 'm ook wel. Om de beurt. V1: Oké. En wat deden ze dan met die honkbalknuppel?
A: Ja, slaan.
V1: En waar sloegen ze jou?
A: Ze sloegen mij op me benen, of op me schouder, of op me hoofd. En trappen. V1: [verdachte] , waar heeft die allemaal geslagen met die honkbalknuppel?
A: Uh, ja, op me benen, op me armen. Maar ze hebben ook heel vaak getrapt. Tegen me hoofd. V1: Oké. En die dochter van tante, waar heeft die je allemaal geslagen met de honkbalknuppel?
A: Die heeft me niet geslagen met de honkbalknuppel, zij heeft mij meer getrapt enzo. Getrapt in me rug, getrapt tegen me been, getrapt tegen me hoofd, geslagen, gespuugd. Dat was zij meer geweest.
V1: Oké. Dus als ik het goed begrijp heeft [verdachte] jou geslagen met die honkbalknuppel. A: Ja, één (1) of twee (2) keer ofzo. ()
V1: Dus je hebt het over, schoppen heb je het over gehad. Wie heeft jou allemaal geschopt? A: Ja, hun tweeën.
0: De getuige wijst op het vel papier terwijl ze bovenstaande zegt. V1: Hun tweeën. En waar hebben ze jou geschopt?
A: Op me benen, bij me buik, op me rug, op me hoofd. V1: Ja, en op welk moment was dat, waar was je toen? A: Op de grond.
V1: Op de grond. En wie heeft jou allemaal geslagen?
A: Ja, hun tweeën. Zij waren met z'n tweeën bezig. V1: En waar hebben ze jou geslagen? ()
A: Ook op dezelfde plekken. ()
A: () ik had wel een flinke bult hier, hier op me hoofd.
0: De getuige wijst met haar rechterhand naar de linkerkant van haar voorhoofd terwijl ze bovenstaande zegt.
V1: Waar was die van dan, die bult?
A: Ja, dat was dat slaan met die knuppel.
V1: En wie had daar toen geslagen, waar je die bult van hebt? Wie heeft je op het hoofd geraakt? A: Dat heeft [verdachte] gedaan. ()
A: () toen ik op de grond zat () ik probeerde dat touw ook een beetje van me af te doen, maar uiteindelijk gelukt. () ben ik zo naar de deur gegaan. ()
A: En toen hadden ze mij in het vizier. En toen kwamen ze naar mij toe, gingen ze weer slaan en schoppen en zo. ()
A: Ben ik naar buiten gegaan. En toen lag ik daar op de grond, en toen maakte ik ook nog lawaai, in de hoop dat mensen mij kunnen horen. ()
V1: Maar je had het over een mes. Hoe zit dat dan met dat mes? A: Nou, ze hadden dat mes zo hier op me keel gezet.
0: De getuige wijst met haar rechterhand naar haar keel terwijl ze bovenstaande zegt. V1: Wie deed dat?
A: [verdachte] . En uh, toen ging ze ook met dat mes zo hierzo, zo langs.
0: De getuige beweegt haar rechterwijsvinger van boven naar beneden over haar keel terwijl ze bovenstaande zegt. ()
V1: En wat deed [verdachte] precies met dat mes?
A: Ja, zo op me keel zetten. En dan met hele grote ogen naar me kijken. () A: Nou. Ze zei van: "Ik kan ook wel doorprikken, hoor", zegt ze.
Nou, ooh, ik keek echt tegen de dood in, hoor. ik vond het zo vreselijk. ()
0: De getuige wijst met haar rechtermiddelvinger naar de linkerkant van haar keel terwijl ze bovenstaande zegt. ()
V1: Zo, oké. En wat voelde je dan? A: Ja, is heel scherp.()
V1: Oké. Je had het de vorige keer dat je hier geweest bent, had je het over een telefoon die kapot was. A: Dat was mijn telefoon.
V1: Hoe is dat gegaan?
A: () heeft ze uit mijn jaszak mijn telefoon gepakt, en naar buiten gegaan, en dan 'flets' zo op de grond. 0: De getuige maakt met haar rechterhand een gooiende beweging terwijl ze bovenstaande zegt.
V1: En waar was jij toen, toen ze dat deed? A: Op de grond.
V1: Jij was op de grond. En wie heeft jouw telefoon gepakt? A: Dat heeft zij gedaan.
V1: [verdachte] , wijs je aan. A: Ja. ()
V: En je hebt het ook over geschopt tegen het hoofd aan. Wie hebben dat allemaal gedaan?
A: Nou ja, zij zijn heel veel met z'n tweeën dat gedaan. Als zij toekijken, hebben zij dit met zn tweeën gedaan.
V1: Zij, en jij wijst naar [verdachte] en de dochter van tante? A: Ja, ja.
V1: En de tante heeft toegekeken? A: Ja ()
V1: Heeft [verdachte] jou één (1) keer of vaker tegen het hoofd geschopt? A: Wel vaker. Zij ook.
V1: Ja, dat was mijn volgende inderdaad: De dochter van tante, één (1) keer of vaker? A: Ook vaker. ()
V1: () we hebben ook iets over een schaar gehoord.
A: Ja, daar hebben ze mijn haren afgeknipt, want ik had helemaal, ze hadden geknipt aan me haar () A: Uh, volgens mij heeft zij dat gedaan.
0: De getuige wijst op het vel papier met de namen op tafel. V1: De dochter van tante?
A: Ja. ()
V2: Je hebt vorige keer verklaard dat er nog iets met een ei was gebeurd. () A: Ja, dat ze dat ei zo op me haar hebben gedaan. ()
A: [verdachte] heeft geloof ik dat ei op me hoofd getikt. () V1: Een rauw ei?
A: Ja. ()
A: Ja, ze hebben mij in de auto gedumpt. V1: Wie?
A: Ja, met z'n tweeën. En zij is ook meegegaan.
0: De getuige wijst op het papier met de namen terwijl ze bovenstaande zegt. () A: Zij ging rijden. [verdachte] zat bij mij achterin. En zij zat voorin.
V1: Oké. En hoe kom jij dan in die auto?
A: Nou, omdat ik werd..., zij zei van: "Stap in", en zo. Duwde ze. En ze had het mes en honkbalknuppel, had ze meegenomen.
V1: En wie zei dan "Stap in", en gaf je een duw? A: [verdachte] zei dat.
V1: En waar had ze dat mes en honkbalknuppel? A: Uh, in haar handen. ()
A: Toen () ik dus ontsnapte uit de auto, en toen zat ik dus op de stoel, buiten in me eigen tuin. En toen gingen hun op de deur bonken en alles. Toen deed me vriend de deur open, en toen ben ik () naar binnen gegaan, toen ben ik naar de badkamer gegaan.
A: Heb ik de deur op slot gedaan. ()
V1: En wie hoorde je dan, wie deed dat?
A: Ja, [verdachte] hoorde ik. En ik hoorde, ze had die honkbalknuppel bij zich, heeft ze mee op die deur geramd. Waar nu deuken in de deur zitten.
V1: En hoe weet je dat het [verdachte] was dan?
A: Dat kon ik, omdat ze schreeuwde. Kon ik zo horen aan haar stem. ()
V1: () wat hebben ze van jou allemaal vernield? Wat hebben ze van jou allemaal kapot gemaakt?
A: Me telefoon ()
Maar ik weet niet wat ze met me Apple Watch gedaan hebben, dat weet ik ook niet.
2. Een Forensisch Geneeskundig Letselverslag inzake [slachtoffer] , d.d. 23 september 2021, opgemaakt en ondertekend door forensisch arts M.S.P. Löwik, verbonden aan GGD Drenthe, voor zover inhoudend:

Letselbeschrijving Hoofd

Letsel 1 : Bovenop het hoofd aan de behaarde hoofdhuid is een rode verkleuring van de huid zichtbaar met een afmeting van circa 6x6 cm. Beeld passend bij erytheem (fotos 1-3).
Letsel 2 : Aan de linkerzijde van het behaarde hoofd, circa 4 cm boven het linker oor, is een onderhuidse zwelling met een afmeting van circa 2x2 cm voelbaar (foto 3).
Letsel 3 : Circa 6 cm links van het midden, net boven de linker wenkbrauw, is een onderhuidse zwelling van circa 3x3 cm zichtbaar en voelbaar, met centraal een rode huidverkleuring, beeld passend bij een bloeduitstorting (foto 4).
Hals
Letsel 4 : Aan de linker- en voorzijde van de hals, circa 2 cm onder de kaaklijn, is een horizontale golvende streepvormige rode huidverkleuring zichtbaar met een lengte van circa 7,5 cm. Beeld passend bij een krabletsel (foto 5).
Letsel 5 : Aan de linker- en voorzijde van de hals, circa 3 cm boven het sleutelbeen en 2 cm links van het midden, is een verticale ovale huidbeschadiging zichtbaar met een afmeting van circa 0,2x0,3 cm en losse huidvelletjes. Beeld passend bij een schaafwond (foto 6).
Rug
Letsel 6 : Aan de linker onderzijde van de rug, circa 3 cm links van het midden en 2 cm boven de heupkam, is een horizontaal ovale rode huidverkleuring met centrale opheldering zichtbaar in een gebied van circa 8x3 cm. Beeld passend bij een bloeduitstorting (fotos 7 en 8).
Borstkas
Letsel 7 : Aan de rechterzijde van de borstkas, 4cm rechts van het midden en 10 cm onder de oksel, zijn op de rechter borst twee diagonale streepvormige rode huidverkleuring zichtbaar in een gebied van circa 3x2 cm zichtbaar, passend bij een bloeduitstorting (foto 9).
Rechterarm
Letsel 8 : Aan de handpalmzijde van de rechter onderarm, circa 6 cm onder elleboog, is een horizontale streepvormige rode huidverkleuring zichtbaar met een lengte van circa 2,5 cm. Beeld passend bij een krabletsel (foto 10).
Letsel 9 : Aan de duim- en handpalmzijde van de rechter onderarm, circa 5,5 cm boven de pols, is een diagonale golvende rode streepvormige huidverkleuring zichtbaar met een lengte van circa 10 cm, met aan de polszijde een streepvormige huidbeschadiging van circa 0,2 cm, beeld passend bij een krasletsel (fotos 11 en 12).
Letsel 10 : Aan de duimzijde van de linker onderarm, circa 1cm boven de pols, is een horizontale streepvormige rode huidverkleuring met een lengte van circa 2 cm zichtbaar, beeld passend bij een krabletsel (foto 12).
Linkerarm
Letsel 11 : Aan de buitenzijde van de linker bovenarm, circa 3 cm onder de okselplooi, is een diagonaal streepvormige huidbeschadiging met een lengte van circa 5cm zichtbaar, beeld passend bij een krasletsel (fotos 13-15).
Letsel 12 : Aan de buiten- en achterzijde van de linker bovenarm, ter hoogte van de okselplooi, is een verticaal streepvormige huidbeschadiging met een lengte van circa 8 cm zichtbaar, beeld passend bij een krasletsel (fotos 13 en 14).
Letsel 13 : Aan de buitenzijde van de linker elleboog, 1 cm boven de elleboogsplooi, is een ronde blauwe huidverkleuring zichtbaar met een diameter van circa 2 cm.
Beeld passend bij een bloeduitstorting (foto 16).
Letsel 14 : Aan de strekzijde van de linker elleboog is een v-vormige huidonderbreking met een lengte van circa 0,2 cm zichtbaar met rondom rode verkleuring van de huid door bloed. Beeld passend bij een barstwond. 0,5 cm hieronder 1cm aan de voorzijde hiervan is een ronde blauwe verkleuring van de huid zichtbaar met een afmeting van circa 1x1 cm, beeld passend bij een bloeduitstorting. 1,5 cm hieronder en 2 cm aan de achterzijde is een verticale v-vormige huidonderbreking van circa 0,2 cm met rondom een huidbeschadiging, beeld passend bij een barstwond. Aan de voorzijde hiervan is een ronde blauwe huidverkleuring zichtbaar met een afmeting van circa 0,5x0,5 cm, beeld passend bij een bloeduitstorting (fotos 16-18).
Letsel 15 : Aan de handpalmzijde van de linker onderarm, circa 5 cm boven de pols, zijn twee ronde huidbeschadigingen zichtbaar met afmetingen van circa 0,5x0,5 en 0,2x0,2 cm met huidschilfers, beeld passend bij twee schaafwonden (foto 20).
Rechterbeen
Letsel 19 : Aan de buitenzijde van het rechter bovenbeen, ter hoogte van de bilplooi, is een diagonale ovale huidbeschadiging met huidschilfers zichtbaar en een afmeting van circa 2x1 cm. Beeld passend bij een schaafwond. Circa 2 cm aan de voorzijde hiervan is een ronde rode huidverkleuring zichtbaar met een diameter van 1 cm. Beeld passend bij een bloeduitstorting (fotos 24 en 25).
Letsel 20 : Aan de buiten- en bovenzijde van de rechterknie is een blauwe verkleuring van de huid zichtbaar met een afmeting van circa 1,5x1,5 cm zichtbaar. Beeld passend bij een bloeduitstorting (foto 26).
Linkerbeen
Letsel 21 : Aan de buitenzijde van het linker bovenbeen, circa 15 cm boven de knie, is een omgekeerd c- vormige blauwe verkleuring van de huid zichtbaar met een
afmeting van circa 12x12 cm. Beeld passend bij een bloeduitstorting (fotos 27 en 28).
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland met onderzoeksnaam/nummer SEPP/NN3R021095, opgemaakt en gesloten op 30 september 2021 door verbalisant [naam] , inhoudend:
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2021, opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] en opgenomen op pagina 43 e.v.:
Op 23 september 2021 waren wij belast met de doorzoeking van perceel [adres] .
Een in de gang aangetroffen honkbalknuppel werd meegenomen. Ook een stuk tape welke in de woonkamer onder de salontafel lag is veiliggesteld alsmede een lege rol van dezelfde tape die op de salontafel lag. Op het terras achter de woning lag een zogenaamde screensaver welke zwaar beschadigd was. Mogelijk afkomstig van een telefoon die ter plaatse is vernield.
- een proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte [medeverdachte] d.d. 29 september 2021, opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] en opgenomen op pagina 205 e.v.:
A: [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) pakte op een gegeven moment [slachtoffer] bij het haar toen ze had toegegeven. () [verdachte] had een mes en hield deze bij de hals van [slachtoffer] . ()
V: Nog even voor de duidelijkheid, wie zat waar in de auto?
A: ik zal eerlijk zijn, ik reed. Moeder zat naast mij met de hond op schoot. [slachtoffer] zat achter mijn moeder en [verdachte] zat achter mij. ()
A: () [verdachte] pakte het mes en zette deze op haar keel. Ik pakte haar toen bij het haar. () Voor ik het wist kwam [verdachte] er aan lopen met zilverachtige tape en [verdachte] begon toen haar mond en neus af te tapen. Ik heb toen haar neus nog los gemaakt omdat ze niet kon ademen. Ik zei toen tegen [verdachte] dit kan echt niet ().
V: Hoe zit het met het ei dan? A: Dat was later.
V: Wie deed dat?
A: [verdachte] pakte een ei uit de keuken en sloeg deze op haar hoofd. [verdachte] zei dat ze dat altijd al een keer had willen doen. ()
V: Wat heeft die zoon gedaan dan?
A: Die heeft haar in het gezicht gespuugd net zoals [verdachte] en ze hebben haar uitgelachen. Er was ook nog iets met touw ze wilden haar vastbinden maar dat lukte niet.
V: Wie wilde dat?
A: [verdachte]
V: Hoe zit het met slaan en schoppen?
A: Het slaan en schoppen heeft [verdachte] gedaan. V: Hoe vaak heeft [verdachte] geslagen?
A: Weet ik niet, wel meerdere malen. lk denk 2 tot 3 keer. V: Waar heeft [verdachte] geslagen?
A: Overal.
V: Hoe sloeg zij?
A: Met de handen, Op een gegeven moment stond [slachtoffer] ook buiten. [verdachte] heeft [slachtoffer] toen ook nog een pak slaag gegeven,
V: Wie schopte er? A: [verdachte] , V: Hoe vaak?
A: Dat weet ik niet meer. lk ben de tel kwijt. Meerdere malen. () V: Hoe kwam [slachtoffer] op een gegeven moment buiten?
A: Dat weet ik niet, misschien was ze ontsnapt. Ik was bezig in de auto en hoorde op een gegeven moment mijn naam. Toen keek ik en hoorde [verdachte] zeggen [medeverdachte] ze loopt weg. Ik zag dat [verdachte] haar een pak slaag gaf. lk heb toen gezegd het is genoeg zo en zijn toen in de auto gestapt. ()
V: Je verklaarde dat je tegen het raam hebt geklopt toen jullie bij de woning van [slachtoffer] waren om die vriend wakker te krijgen. Met wat heb je dat gedaan?
A: [verdachte] hoorde ik met de knuppel van alles omslaan in de tuin. Ik heb geklopt op het raam. Volgens mij heeft [verdachte] nog gebonkt met haar vuisten.
V: Dat touw waar kwam dat vandaan?
A: Het was een heel raar soort touw, het was een beetje grijsachtig, ze heeft geprobeerd [slachtoffer] daarmee vast te binden maar dat is niet gelukt.
V: Waarom mislukte dat?
A: Weet ik eigenlijk niet, volgens mij spartelde [slachtoffer] ook wel wat tegen. V: Wat is er nu precies in de woning van [slachtoffer] gebeurd?
A: De vriend van [slachtoffer] deed de deur open. [slachtoffer] liep heel snel naar binnen. [verdachte] gaf toen de vriend van [slachtoffer] een duw. Niet echt een duw maar zodat ze zelf naar binnen kon. [verdachte] was steeds aan het schreeuwen, er kwam niet een fatsoenlijk woord uit. [slachtoffer] had zich
opgesloten op de wc. () Die vriend van [slachtoffer] was bang. [verdachte] had die knuppel in haar hand. V: Wat is daar met die knuppel gebeurd?
A: Er zaten twee gaten van de wc-deur. Dat heeft [verdachte] gedaan met die knuppel. ()
V: Even terug. Wat heeft je moeder allemaal gezien vanaf het moment dat jij na dat WhatsApp bericht bij [verdachte] thuis kwam?
A: Mijn moeder heeft het allemaal mee gekregen. Alleen toen [slachtoffer] buiten was, toen ze ontsnapt was, daar was mijn moeder niet bij.
V: Nogmaals de vraag welk geweld heb jij gebruikt tegen [slachtoffer] ?
A: Ik heb [slachtoffer] aan haar haren getrokken, [verdachte] zette het mes bij de keel van [slachtoffer] . V: Er wordt verklaard dat jij hebt geholpen met het aanbrengen van de tape. Hoe zit dat?
A: Nee, ik heb dat juist los gehaald. [verdachte] wilde haar hele kop intapen. V: Er zijn spullen van [slachtoffer] weg, waar zijn die en hoe is dat gegaan? () V: En de telefoon van [slachtoffer] ?
A: Die heeft [verdachte] mee naar buiten genomen en kapot geslagen met de honkbalknuppel. V: En de Apple watch?
A: Die heeft [verdachte] uit het raam gegooid toen wij in de auto reden, Dit was op de terugweg toen wij [slachtoffer] al hadden afgezet. [verdachte] zei dat deze van [slachtoffer] was.
V: Waar in de woning is het incident gebeurd met haar trekken en het mes op de keel? A: Toen zat ze op de stoel in de keuken.
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 september 2021, opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] en opgenomen op pagina 124 e.v.:
A: Toen ik in mijn huis was, was ik samen met [medeverdachte] . Kort daarna kwam [slachtoffer] ook. () De dochter van [medeverdachte] kwam ook op een gegeven moment.
V: Hoe heet haar dochter?
A: [medeverdachte] heet zij. Zij praat hard. Ik zei nog dat zij zachtjes moest praten. Zij begon zich er ook mee te bemoeien. Ik voelde dat er spanning was. ()
V: Is er alleen maar gesproken? A: Ik heb naar haar gespuugd. () V: Heb je haar geraakt?
A: Ja, op haar broek.
V: Hoe vaak?
A: Weet ik niet, vaker dan 1 keer. () V: Wie zat waar in de auto?
A: [medeverdachte] reed, ik zat linksachter en [slachtoffer] zat rechtsachter, [medeverdachte] zat rechtsvoor in de auto. ()
V: Hadden jullie nog wapens mee? A: Ja in de auto lag een knuppel. V: Wat voor knuppel?
A: Een honkbalknuppel, een houten. () V: Wie heeft de knuppel vast gehouden?
A: Ik, ik had op het glasje getikt. Haar vriend wilde er niet uit komen. Dat zou die vernieling van die deur zijn. ()
V: Waar sloeg je een gat in? A: In de toilet deur ().
V: Hoe vaak heb je geslagen? A: 2 keer met mijn hand. ()
V: Ik wil even terug naar jouw huis. Is daar geweld gebruikt? A: Nee, ja ik heb wel geduwd. ()
V: Is er een ei op haar hoofd gegooid? A: Ja dat heb ik wel gedaan. ()
V: Van wie was de honkbalknuppel? A: Die lag in mijn schuur. ()
V: Je neemt een honkbalknuppel mee in de auto. A: Ja... ()
V: Vindt jij dat jij je schuldig hebt gemaakt aan een strafbaar feit? A: () Ik heb haar wel gespuugd en vernield.
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 27 september 2021, opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] en opgenomen op pagina 135 e.v.:
V: Wat heb jij bij [slachtoffer] gedaan die avond?
A: Ik heb gespuugd, geduwd en ik heb een ei op haar hoofd gedaan.
- een proces-verbaal van bevindingen uitlezen telefoon [verdachte] ( [telefoonnummer] ) opgemaakt op 3 november 2021 door verbalisant [naam] en opgenomen op pagina 84 e.v.:
Datum 23-09-2021
Tijdstip 03:02:25
Van [verdachte] ( [telefoonnummer] ) Naar [naam] ( [telefoonnummer] )
03:02:08: Ik heb haar helemaal kapot geslagen 03:02:25: En hebben we bij haar man gebracht (...)
03:07:48: Ik ga nu politie bureau 03:07:56: Mijzelf aangeven 03:08:06: Heb haar kapot geslagen 03:08:17: drietal smileys
04:02:34: Samen met [naam] dochter.
Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
[slachtoffer] heeft op 23 september 2021 aangifte gedaan van wederrechtelijke vrijheidsbeneming, mishandeling en vernieling. Zij heeft verklaard dat zij in de nacht van 22 op 23 september 2021 bij [verdachte] thuis was. Op dat moment was ook [medeverdachte] in de woning aanwezig. Door [verdachte] en [medeverdachte] is [medeverdachte] gebeld en verzocht om ook naar de woning te komen. Als [medeverdachte] in de woning is wordt op enig moment een honkbalknuppel en tape opgehaald uit de schuur en er wordt een mes gepakt. Ook was er in de woning touw aanwezig.
Aangeefster heeft verklaard dat haar mond werd afgeplakt met tape door [verdachte] en [medeverdachte] . Vervolgens werd aangeefster door [verdachte] vastgebonden en uitgescholden en met de honkbalknuppel geslagen op haar benen. Aangeefster werd door [verdachte] en [medeverdachte] geschopt tegen de rug, de benen en het hoofd. Door [verdachte] werd aangeefster geslagen, bespuugd en er werd een ei op haar hoofd kapot geslagen. Ook heeft [verdachte] een mes tegen aangeefsters keel aangehouden terwijl [medeverdachte] aan haar haren trok.
Aangeefster heeft verklaard dat zij na een mislukte ontsnappingspoging door [verdachte] en [medeverdachte] in de auto is geduwd waarbij [verdachte] naast haar kwam zitten met een mes en een honkbalknuppel. Ook [medeverdachte] en [medeverdachte] zijn in de auto gestapt. Als zij bijna bij de woning van aangeefster zijn, moet er nog een foto worden gemaakt waarbij aangeefster wordt gedwongen haar blote borsten te laten zien. [medeverdachte] heeft deze fotos gemaakt. De fotos
zitten in het dossier en op deze fotos is te zien dat het gezicht van aangeefster volledig is ingetaped vanaf de keel/kin tot aan de neus. Aangeefster probeert dan nogmaals te ontsnappen. Dit wordt echter opgemerkt door [medeverdachte] die [verdachte] en [medeverdachte] waarschuwt. Direct daarop wordt aangeefster weer geslagen en wordt er tegen haar gezegd Ja, je blijft in de auto en wij bepalen wel wanneer je eruit mag.
Kort daarna weet aangeefster wel te ontsnappen en rent zij naar haar huis waar zij zichzelf opsluit in de badkamer.
Aangeefster heeft voorts verklaard over de vernieling aan de deur van de badkamer en over de vernieling van haar telefoon en Apple Watch.
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de letselbeschrijving van de forensisch arts, door de verklaringen van verdachte [verdachte] en (mede)verdachte [medeverdachte] en door het onderzoek aan de telefoon van verdachte [verdachte] waaruit onder meer blijkt van een Whatsapp bericht van [verdachte] aan haar vriend [naam] waarin zij schrijft dat zij samen met de dochter van [naam] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) aangeefster helemaal kapot heeft geslagen.
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich op 23 september 2021 te Emmen heeft schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling
en vernieling gepleegd tegen [slachtoffer] , op de wijze zoals volgt uit voornoemde bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat het meeste geweld is gepleegd door verdachte [verdachte] , maar dat (mede)verdachte [medeverdachte] zich ook niet onbetuigd heeft gelaten. (Mede)verdachte [medeverdachte] heeft weliswaar zelf geen geweld gebruikt maar zij heeft er wel voor gezorgd dat [medeverdachte] naar de woning van [verdachte] kwam, zij was aanwezig in de woning en in de auto en zij heeft voorkomen dat aangeefster uit de auto kon ontsnappen. De verklaring van [medeverdachte] dat zij niet bij de vrijheidsbeneming aanwezig was en niets van dit alles heeft gezien acht de rechtbank niet geloofwaardig. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd met anderen, waarbij er ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsbeneming sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] .
Ten aanzien van het onder parketnummer 18.187622.24 ten laste gelegde
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op gronden zoals vermeld in het schriftelijk requisitoir veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich - overeenkomstig de inhoud van de door haar aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring daarvan geen verweer voert.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland met zaakregistratienummer PL0100-2024151674, opgemaakt en gesloten op 9 juni 2024 door verbalisant [naam] , inhoudend:
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 juni 2024, opgemaakt door verbalisant [naam] en opgenomen op pagina 24 e.v.:
Op vrijdag 07 juni 2024 was ik () bij mijn woning gelegen aan de [adres] . Omstreeks 20.25 uur ging mijn deurbel. Ik zag dat de buurvrouw van [adres] bij mijn voordeur stond. Haar naam is [verdachte] . () Ik zag dat [verdachte] haar vuist balde en naar mij uithaalde. Ik voelde op dat moment een pijnscheut in mijn rechterpols. ()
Ik zag vervolgens dat mijn buurvrouw van [adres] naar buiten toe kwam. ()
Haar naam is [slachtoffer] .
Ik zag dat [verdachte] hierna mijn buurvrouw in het gezicht heeft gespuugd. Ik zag dat er speeksel in het gezicht van mijn buurvrouw terecht kwam.
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 juni 2024, opgemaakt door verbalisant [naam] en opgenomen op pagina 6 e.v.:
Ik ben bewoonster van de [adres] . Al lange tijd ervaar ik en mijn gezin veel overlast van buurvrouw [verdachte] () wonende op [adres] . ()
Vanavond, vrijdag 7 juni 2024, tussen 20:15 en 20:30 uur, stond ik in mijn tuin en hoorde ik geschreeuw vanaf de voorzijde van de woningen komen. ()
Ik liep naar buiten en ik zag dat [verdachte] mij zag. Op dat moment keerde ze om en liep ze mijn richting op (...). Ik zag en voelde ineens dat [verdachte] spuugde in mijn richting. Ik voelde dat haar speeksel in mijn gezicht terecht kwam. Ik voelde dat dit veel speeksel was, want ik zat er helemaal onder. Ik voelde mij op dat moment vreselijk beledigd. Ook anderen zagen dit. ()
- een proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 8 juni 2024, opgemaakt door verbalisant [naam] en opgenomen op pagina 12 e.v.:
Ik zag dat [verdachte] vervolgens, vermoedelijk met haar rechterhand (tussen vlakke hand en vuist in), op de rechterhand van [slachtoffer] sloeg. Ik zag dat ze de hand van [slachtoffer] van boven naar beneden sloeg. (...)
Ik zag dat [verdachte] vervolgens [slachtoffer] bespuugde en haar ook raakte. Ik zag dat de spuug van [verdachte] , [slachtoffer] raakte in haar gezicht/borst. (...)
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte op 7 juni 2024 [slachtoffer] tegen haar hand heeft geslagen en [slachtoffer] in het gezicht heeft bespuugd.

Bewezenverklaring

Ten aanzien van parketnummer 18.255922.21
De rechtbank acht de feiten 1, 2, en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
verdachte op 23 september 2021 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, doordat zij die [slachtoffer] in een woning aan de [adres] ,
op een stoel heeft gezet en haar armen/handen aan elkaar heeft vastgebonden en haar mond met tape heeft afgeplakt en haar de spraak heeft belemmerd en constant bij die [slachtoffer] in de buurt is gebleven en heeft belet dat die [slachtoffer] zich vrij kon bewegen en zich daar kon verwijderen en in een auto heeft gedwongen;
2
verdachte op 23 september 2021 te Emmen [slachtoffer] heeft mishandeld door
  • een ei op het hoofd van die [slachtoffer] kapot te slaan en
  • de punt van een mes tegen de keel van die [slachtoffer] te zetten en die [slachtoffer]
  • bij het haar vast te pakken en aan het haar te trekken en
  • te bespugen en
  • met een (honkbal)knuppel tegen het lichaam te slaan en
  • tegen het lichaam te schoppen;
3
verdachte op 23 september 2021, te Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur in een woning aan de [adres] en een mobiele telefoon en een Apple watch,
die toebehoorden aan een ander dan verdachte heeft vernield.
Ten aanzien van parketnummer 18.187622.24
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
zij op 7 juni 2024 te Emmen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen de hand te slaan;
2
zij op 7 juni 2024 te Emmen opzettelijk [slachtoffer] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [slachtoffer] in het gezicht te spugen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 18.255922.21
1. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
2. Mishandeling.
3. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van parketnummer 18.187622.24
1. Mishandeling.
2. Eenvoudige belediging.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een maatregel als bedoeld in artikel 38z Sv wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals verwoord in de pleitnota, gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke straf en toeleiding naar toezicht en begeleiding van de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering van 28 mei 2024, de Pro Justitia rapportage van klinisch psycholoog drs. T. van den Hazel van 24 februari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en vernieling.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een zeer angstige en bedreigende situatie waardoor aangeefster leed is aangedaan, zoals ook blijkt uit de door aangeefster ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Advies van de reclassering
In de meest recente rapportage van de reclassering (Reclassering Nederland van 28 mei 2024) wordt, gezien verdachtes beperkte responsiviteit, een laagdrempelige insteek geadviseerd waarbij het leggen van contact en het creëren van een vertrouwensband voorop staat. Ook samenwerking met de gemeente en de GGZ wordt van belang geacht. Indien passende zorg kan worden gerealiseerd is de verwachting dat de kans op recidive zal worden verkleind.
Gelet hierop adviseert de reclassering om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een langdurige proeftijd van minimaal drie jaar met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling, toeleiding naar een middelenverbod, contactverbod met aangeefster, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening,
De reclassering adviseert voorts dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
De Pro Justitia rapportage
Uit de rapportage van rapportage van klinisch psycholoog drs. T. van den Hazel d.d. 24 februari 2024 blijkt het volgende.
Er is bij verdachte, gedurende haar behandeling in de GGZ, een posttraumatische
stressstoornis gediagnosticeerd. Onderzoeker ziet voldoende aanwijzingen om deze te bevestigen. Onderzoeker ziet voorts aanwijzingen voor een complex beeld van ontwikkelings-, psychologische en psychiatrische problematiek, die niet bevestigd en niet uitgesloten konden worden in onderhavig onderzoek, namelijk een zwakbegaafd niveau van ontwikkeling, een bipolaire stemmingsstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast ziet onderzoeker aanwijzingen voor een gokstoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol (waarvan de mate van ernst niet vast te stellen is).
Omdat onderzoeker niet met verdachte over de tenlasteleggingen heeft kunnen spreken kan geen relatie gelegd worden tussen verdachtes functioneren, de diagnoses en de tenlasteleggingen en derhalve ook niet over de toerekenbaarheid daarvan.
Er zijn meerdere systeem- en contextgebonden problemen die instandhoudend dan wel versterkend inwerken op verdachtes problematiek, die haar probleemoplossende
vermogens te boven gaan. Onderzoeker beschrijft dat verdachte in enorme verwaarlozing leeft (afgesloten van elektriciteit en gas, in een koud, vervuild en kapot huis). Haar 15-jarige zoon kent een bedreigde ontwikkeling. Er zijn verschillende hulpverleners min of meer betrokken die in een vrijwillig kader niet veel kunnen bereiken.
Onderzoeker ziet een opname in een klinische, 24 uurs begeleidings- en behandelvoorziening als enig middel om het risico op recidive in agressie voor een langere termijn in te perken. Een klinisch diagnostiek- en behandeltraject is daarbij geïndiceerd.
Onderzoeker adviseert de rechtbank om aan verdachte een voorwaardelijk(e) straf(-deel) op te leggen. Uitgaande van de ernst van de tenlasteleggingen, het hoge risico op recidive van
Geweldpleging en de ernst van de problematiek zou dit een fors voorwaardelijk strafdeel moeten zijn. Onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich klinisch laat behandelen en zich houdt aan afspraken met het behandelteam in de FPA. Onderzoeker adviseert volgend op deze behandeling een langere periode van reclasseringstoezicht op te leggen, hetgeen goed gerealiseerd zou kunnen worden in het kader van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM).
Motivering van de straf
Gezien de ernst van de feiten, waarbij de rechtbank in het bijzonder het oog heeft op het onder parketnummer 18.255922.21 onder 1 en 2 bewezen verklaarde, is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, op zijn plaats. De rechtbank acht het echter raadzaam te bepalen dat in onderhavige zaak aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest zal worden opgelegd. Hoewel er onvoldoende aanknopingspunten zijn in het dossier om te concluderen dat verdachte ten tijde
van het bewezenverklaarde verminderd toerekenbaar was, ziet de rechtbank wel aanleiding om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de veelheid aan ontwikkelings- psychologische- en psychiatrische problematiek zoals verwoord in de Pro Justitia rapportage.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest (te weten 7 dagen) alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur is, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, niet wenselijk. Verdachte en de maatschappij zijn meer gebaat bij een spoedige aanvang van adequate behandeling van verdachte.
Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het innemen van medicatie, omdat de rechtbank daarvoor geen redenen ziet.
Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van 200 uren op zijn plaats.
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Ten aanzien van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel overweegt de rechtbank dat, gelet op het recidiverisico en de bescherming van de maatschappij, er een groot belang is dat verdachte langdurig wordt begeleid en dat er langdurig toezicht op haar is, ook nadat de klinische behandeling eindigt. De rechtbank zal daarom tevens de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte - zonder de juiste behandeling en begeleiding - opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Het is van belang dat het toezicht en de klinische behandeling direct wordt aangevangen en dat een periode zonder toezicht en behandeling - die er zou kunnen zijn in geval van het instellen van hoger beroep - wordt vermeden.

Benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 18.255922.21
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 3.296,00, waarvan 1.296,00 aan materiële schade (Iphone 12 pro max) en 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en heeft de rechtbank verzocht de vordering toe te wijzen tot het gevorderde bedrag, hoofdelijk, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële vordering van de benadeelde partij dient te worden gematigd. De materiële vordering van benadeelde partij kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.255922.21 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 september 2021.
Ten aanzien van de immateriële schade van 2.000,- stelt de rechtbank vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd (feit 1) en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 36f, 38z, 57, 266, 282, 300, 350, van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder parketnummer 18.255922.21 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 18.187622.24 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 187 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich na uitnodiging meldt bij de reclassering (Reclassering Nederland te Assen) op de door hen aangegeven tijdstip en locaties. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig vindt. Dit kan ook huisbezoeken inhouden. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar veroordeelde aan zal werken deze te behalen.
dat de veroordeelde zich laat opnemen in een forensische kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start na aanmelding. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
dat de veroordeelde geen alcohol of drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek en/of ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Gezien de responsiviteit van veroordeelde wordt geleidelijk toegewerkt naar dit verbod, bij voorkeur binnen een periode van een jaar.
4. dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met aangeefster, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1991, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
5. dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van een maatschappelijke aanvaardbare vorm van dagbesteding met een vaste structuur.
6. dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de
gestelde voorwaardenen het
uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
-
een taakstraf voor de duur van 200 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr.
Ten aanzien van parketnummer 18.255922.21:
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer]tot vergoeding van materiële schade toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.296,00 (zegge: één duizend twee honderd zesennegentig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.296,00 (zegge: één duizend twee honderd zesennegentig euro); vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit
materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer]tot vergoeding van immateriële schade toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 2.000,00 (zegge: twee duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.000,00 (zegge: twee duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2024.
Mr. M.E. Joha is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.