ECLI:NL:RBNNE:2024:2859

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
LEE 23/3785
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de tegemoetkoming voor zelf aangebrachte voorzieningen door huurders in Groningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 17 juli 2024, wordt het beroep van eisers tegen de gedeeltelijke afwijzing van hun aanvraag voor een tegemoetkoming voor zelf aangebrachte voorzieningen beoordeeld. Eisers, huurders van een woning in het Groningse aardbevingsgebied, hebben hun woning moeten verlaten in het kader van de versterkingsoperatie. Ze hebben een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming voor zelf aangebrachte voorzieningen, maar de NCG heeft slechts een gedeeltelijke tegemoetkoming toegekend. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en zijn in beroep gegaan.

De rechtbank oordeelt dat het op eisers ligt om te onderbouwen waarom de tegemoetkoming niet toereikend is. De rechtbank komt tot de conclusie dat eisers hierin niet zijn geslaagd. De NCG heeft op basis van rapportages van Smeets Bouwmanagement en Advies een tegemoetkoming van € 31.109,27 toegekend, maar eisers hebben niet voldoende onderbouwd waarom deze vergoeding niet toereikend zou zijn. De rechtbank wijst erop dat de NCG zich heeft gehouden aan de Beleidsregel tegemoetkoming zelf aangebrachte voorzieningen huurders Groningen en dat de argumenten van eisers niet voldoende zijn om de beslissing van de NCG te weerleggen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van eisers om hun claims te onderbouwen en de rol van de NCG in het toekennen van tegemoetkomingen voor zelf aangebrachte voorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3785

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2024 in de zaak tussen

[namen] , uit Appingedam, eisers

(gemachtigde: mr. N.E. van Uitert),
en

Nationaal Coördinator Groningen, NCG

(gemachtigde: mr. T.C.A. Hofman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag van eisers voor een tegemoetkoming voor zelf aangebrachte voorzieningen.
1.1.
De NCG heeft eisers met het besluit van 24 oktober 2022 een tegemoetkoming toegekend. Met het bestreden besluit van 30 augustus 2023 op het bezwaar van eisers heeft de NCG een aanvullend bedrag toegekend.
1.2.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De NCG heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Eisers waren niet in persoon aanwezig. Namens eisers zijn hun gemachtigde en hun dochters verschenen. Namens de NCG waren de gemachtigde en mr. T.F.S.E. van Zutphen aanwezig.

Feiten en zaaksverloop

2. Eisers zijn sinds een groot aantal jaren huurders van de woning aan [adres] . In het kader van de versterkingsoperatie in het Groningse aardbevingsgebied hebben zij hun woning moeten verlaten. Zij wonen momenteel in een wisselwoning in afwachting van de oplevering van een nieuwe woning op hetzelfde adres.
2.1.
Op 30 juni 2022 hebben eisers een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming voor zelf aangebrachte voorzieningen door huurders in Groningen bij de NCG. Op
23 augustus 2022 heeft Smeets Bouwmanagement en Advies (Smeets) een opname van de woning uitgevoerd. Vervolgens heeft Smeets op 12 oktober 2022 een rapportage uitgebracht.
2.2.
Bij besluit van 24 oktober 2022 heeft de NCG op basis van de rapportage van Smeets een tegemoetkoming toegekend van € 15.222,-.
2.3.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 oktober 2022. Daarbij is naar voren gebracht dat er geen vergoeding is gereserveerd voor de zelf aangebrachte vloer- en wandafwerking, dat er onvoldoende rekening mee is gehouden dat de woning een luxe afwerking kent en dat een aantal voorzieningen ontbreken. Op 8 december 2022 zijn foto’s verzonden.
2.4.
De NCG heeft op het bezwaarschrift van eisers gereageerd door een analyse op te stellen. Voor de wand-, vloer- en plafondafwerking is verwezen naar de wettelijke verhuiskostenvergoeding. Eisers hebben hier op 17 januari 2023 op gereageerd en gesteld dat de wettelijke verhuiskostenregeling onvoldoende soelaas biedt.
2.5.
In opdracht van de NCG heeft Smeets op 7 februari 2023 en 17 mei 2023 een herziene rapportage opgesteld. Eisers hebben beide keren van de mogelijkheid gebruik gemaakt om op de herziene rapportages te reageren.
2.6.
De NCG heeft eisers in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden tijdens een hoorzitting. Op 7 juli 2023 hebben eisers laten weten geen behoefte te hebben aan een hoorzitting.
2.7.
Op 3 augustus 2023 heeft Smeets nogmaals een herziene rapportage opgesteld, waarbij een begroting is opgesteld van € 31.109,27.
2.8.
De NCG heeft bij het bestreden besluit van 30 augustus 2023 eisers een aanvullende tegemoetkoming van € 15.887,27 toegekend. De NCG heeft zich daarbij gebaseerd op de herziene rapportage van Smeets van 3 augustus 2023. De totale tegemoetkoming komt daarmee op € 31.109,27.

Overwegingen

3. De rechtbank beoordeelt de toegekende tegemoetkoming. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
5. Om verschillen in de vergoedingen voor particuliere eigenaren en huurders in de versterkingsopgave gelijk te trekken is op 1 oktober 2020 tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de NCG en de acht woningcorporaties (KR8) binnen de versterkingsopgave een akkoord gesloten. Met de Beleidsregel tegemoetkoming zelf aangebrachte voorzieningen huurders Groningen (Beleidsregel) wordt ook de laatste afspraak uit het akkoord om een vergoeding voor het verlies van zelf aangebrachte voorzieningen in de huurwoning te bieden uitgewerkt (aldus de toelichting op de Beleidsregel, Stcrt. 2022, nr. 12219, blz. 5).
5.1.
De aanvraag waarop in deze procedure is beslist ziet op de (inmiddels ingetrokken) Beleidsregel. In artikel 1, aanhef en onder h, van de Beleidsregel wordt een zelf aangebrachte voorziening gedefinieerd als een in bijlage 1 bij de Beleidsregel vermelde voorziening die door de huurder zelf is aangebracht, of waarvan de huurder kan aantonen dat hij deze tegen een financiële vergoeding van de vorige huurder heeft overgenomen of die de huurder heeft laten aanbrengen en die aard- en nagelvast aan de woning, of bij de woning bijbehorende buitenruimte, is verbonden.
5.2.
In artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Beleidsregel is bepaald dat de NCG op aanvraag een tegemoetkoming voor een zelf aangebrachte voorziening verstrekt aan een aanvrager die een huurovereenkomst heeft of heeft gehad voor een gebouw dat is gesloopt of versterkt of waarvan de eigenaar heeft aangekondigd dat het gebouw zal worden gesloopt of versterkt en waarvoor een versterkingsbesluit is genomen. Uit het tweede lid volgt dat de NCG geen tegemoetkoming verstrekt als de aanvrager reeds uit anderen hoofde een vergoeding heeft ontvangen voor een zelf aangebrachte voorziening.
5.3.
Uit bijlage 1 bij de Beleidsregel volgt dat de zelf aangebrachte voorzieningen die voor vergoeding in aanmerking komen zijn: tuinhuizen met fundering; schuttingen, pergola’s; serres, veranda’s; uitbouwen; sierbeplanting, sierbestrating; vijvers; garages; uitbreidingen of vervangen van keukens (inbouwapparatuur), badkamers (ligbad, wandmeubel); aanvullende (technische) installaties, zoals zonneschermen en zonnepanelen; of andere voorzieningen die met toestemming van de verhuurder zijn aangebracht.
Dakisolatie
6. Eisers hebben naar voren gebracht dat geen vergoeding voor de dakisolatie is toegekend. Eisers stellen dat zij de dakisolatie zelf hebben aangebracht en dat deze dus voor vergoeding in aanmerking komt.
6.1.
De NCG verwijst in het verweerschrift naar het bestreden besluit waarin is toegelicht waarom de kostendeskundige in eerste instantie heeft geconcludeerd dat de dakisolatie was aangebracht door de verhuurder. Daarnaast is uitgelegd dat, en waarom, de NCG desondanks heeft besloten een vergoeding toe te kennen voor de dakisolatie. Deze vergoeding bedraagt € 1.954,22 inclusief btw. De NCG verwijst hiertoe naar de rapportage van Smeets van 3 augustus 2023, bladzijde 2/2 van de kostenraming, onder het kopje “Aanvullingen naar aanleiding bezwaar op aangeven NCG”.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat de beroepsgrond over de dakisolatie berust op de onjuiste aanname dat hiervoor geen vergoeding is toegekend. Gelet op hetgeen de NCG hierover naar voren heeft gebracht, slaagt deze beroepsgrond niet.
Gestelde ontoereikende vergoedingen
7. Verder stellen eisers dat de vergoedingen voor een aantal voorzieningen niet toereikend zijn, gelet op het hoge afwerkniveau van de woning en de noodzaak om de woning allergeenvrij te maken, en een aantal voorzieningen ontbreken.
7.1.
De NCG heeft na de aanvraag door een bouwkostendeskundige onderzoek laten doen naar de zelf aangebrachte voorzieningen en vervolgens aan de hand van de uitgebrachte adviezen de hoogte van de vergoeding bepaald. Nu eisers betwisten dat de toegekende vergoeding toereikend is, ligt het op hun weg om te onderbouwen waarom en in hoeverre de tegemoetkoming niet toereikend is (vgl. het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3800, overweging 5.9.2, en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1019).
7.2.
Eisers hebben in de gronden van beroep aangevoerd dat in de bezwaarstukken herhaaldelijk en zeer specifiek uiteen is gezet op welke onderdelen de tegemoetkoming ontoereikend is. Ter zitting hebben eisers de sierlijsten, raambekleding, horren, afzuigkap, dakbedekking van de carport, keramische tegels in de tuin, waslijn en glazen wand genoemd.
7.3.
De NCG heeft in het verweerschrift naar voren gebracht dat in het bestreden besluit en de onderliggende rapportages van de door de NCG ingeschakelde bouwkostendeskundige is ingegaan op de gronden van bezwaar en is uitgelegd waarom sommige door eisers genoemde onderdelen wel in aanmerking kwamen voor een aanvullende tegemoetkoming en andere niet. Daarbij is ten aanzien van de gronden opgemerkt dat deze te algemeen zijn om daar een gerichte inhoudelijke reactie op te kunnen geven. De NCG is van mening dat eisers een ruimhartige tegemoetkoming hebben ontvangen.
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet kunnen volstaan met de verwijzing naar de overzichten, zonder daarbij specifiek per voorziening concreet aan te geven wat volgens hen dan wel de omvang van vergoeding had moeten zijn. Er zijn in het overzicht van Smeets bedragen vermeld voor de sierlijsten (€ 824,78), afzuigunit (€ 445,19), carport (€ 5.682,89), afwerking van het terrein (€ 5.418,26), waslijn (€ 275,99) en de wand tussen de woon- en eetkamer (€ 4.156,39). Eisers hebben niet met (nadere) stukken onderbouwd wat volgens hun de omvang van de schade is. Nu eisers stellen dat de toegekende vergoeding niet toereikend is ligt dit wel op hun weg. Door niet te stellen wat de schade is, kan de NCG, zoals in het verweerschrift ook is gesteld, zich slechts in algemene zin verweren. Nergens uit blijkt dat en wat het (voor eisers) meer kost. Ook de rechtbank kan met de onderbouwing zoals eisers in deze procedure geven niet tot het oordeel komen dat de vergoeding voor de zelfstandig aangebrachte voorzieningen niet toereikend is.
7.5.
Het in beroep gevoerde betoog kan evenmin afdoen aan de uitleg van de NCG waarom bepaalde voorzieningen niet voor een vergoeding in aanmerking komen.
Verwijzing naar de verhuiskostenvergoeding
8. Ter zitting hebben eisers naar voren gebracht dat de NCG voor de vloer- en wandafwerking ten onrechte naar de verhuiskostenvergoeding verwijst. De dochters van eisers hebben benadrukt hoe belangrijk het is dat de woning allergeenvrij wordt opgeleverd. Ook is nogmaals gewezen op het hoge afwerkniveau van de woning die eisers hebben moeten verlaten. Eisers stellen dat een verhuiskostenvergoeding van € 7.500,- hiertoe niet toereikend is. De verhuurder sluit volgens eisers aan bij de regeling en verwijst naar de NCG voor het meerdere.
8.1.
De NCG heeft in de pleitaantekeningen naar voren gebracht dat niet wordt bestreden dat er een noodzaak bestaat om de woning hypoallergeen te maken. De materialen die daarvoor gebruikt of aangepast moeten worden vallen volgens de NCG echter onder de wettelijke verhuis- en inrichtingskosten die eisers van de verhuurder hebben of zullen ontvangen. De NCG noemt artikel 7:220 van het Burgerlijk Wetboek en verwijst naar de eigenaar voor zover er voor de vloer- en wandafwerking meer kosten moeten worden gemaakt dan het forfaitaire bedrag.
8.2.
De rechtbank stelt vast dat eisers geen correspondentie hebben overgelegd waaruit blijkt dat de verhuurder erop wijst dat de NCG ten aanzien van de vloer- en wandafwerking
verantwoordelijk is voor het bedrag dat boven de minimumbijdrage uit artikel 1 van de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie komt.
8.3.
Eisers hebben verder ook niet onderbouwd welke juridische grondslag zij zien om in onderhavige procedure de NCG aan te spreken voor het bedrag dat uitkomt boven de verhuiskostenvergoeding die zij van de verhuurder ontvangen.
8.4.
Tot slot is los van het voorgaande ook hier onvoldoende onderbouwd waarom de verhuiskostenvergoeding niet toereikend is. Eisers hebben geen inzicht gegeven in wat de aangebrachte vloer- en wandafwerking destijds heeft gekost, wat het tegenwoordig zou kosten en wat het meer kost dan de verhuiskostenvergoeding die van de verhuurder kan worden verkregen.
8.5.
Dit alles maakt dat de rechtbank in het betoog geen aanknopingspunten ziet om tot de conclusie te kunnen komen dat de NCG niet heeft kunnen verwijzen naar de verhuiskostenvergoeding.
Conclusie
9. De rechtbank komt tot het oordeel dat eisers, gelet op hetgeen door hen is ingebracht, niet aannemelijk hebben gemaakt dat de door de NCG toegekende tegemoetkoming niet toereikend is.
10. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Huizenga-Bergsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.