ECLI:NL:RBNNE:2024:2838

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
18.021868.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor meerdere gekwalificeerde diefstallen en een diefstal met gevangenisstraf

Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige vrouw, die werd beschuldigd van meerdere gekwalificeerde diefstallen en een diefstal. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam aan het licht na een reeks diefstallen die plaatsvonden tussen december 2023 en januari 2024, waarbij de verdachte zich toegang verschafte tot woningen en goederen wegnam met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel en aan diefstal in woningen, waarbij zij zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbenden bevond. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, camerabeelden en forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de getuigen en het bewijs overtuigend. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, omdat het onderdeel van de tenlastelegging waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de verdachte op de hoogte was van deze veroordeling tijdens het plegen van de nieuwe feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/021868-24 ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/148149-24 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/136023-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juli 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1989 te [geboorte plaats] (Marokko), thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juli 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.D. Spijker, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.R. Posthuma.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging en na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/021868-24
1.
zij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 29 december 2023 te Groningen (telkens) geld (in totaal ongeveer 40,58), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd) gebruik te maken van bank en/of pinpas (en/of met bijbehorende (pin)code) toebehorende aan die [slachtoffer] ;
2.
zij op of omstreeks 14 januari 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning aan de [adres] , alwaar zij, verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden en/of schoenen en/of sleutel en/of andere goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
  • voornoemde woning heeft betreden en/of
  • ( vervolgens) kastdeuren heen en weer heeft gedaan;
  • heeft gezegd tegen die [slachtoffer 2] toen ze werd aangesproken: I wantto Peepee, en/of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • door die [slachtoffer 2] is vastgepakt en/of door die [slachtoffer 2] richting het trapgat is geduwd en/of
  • ( vervolgens) met hoge snelheid de trap is afgelopen en/of door de keuken en/of via de achterdeur dewoning heeft verlaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op of omstreeks 16 januari 2024 te Groningen een (zwarte) tas met als inhoud (meerdere) oplader(s), een tablet, een etui met bonnetjes en/of andere goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. zij op of omstreeks 12 januari 2024 te Groningen, in een woning gelegen aan de [adres] , alwaar zij, verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een laptop met oplader (2 stuks), een Ipad met oplader, een laptoptas (van het merk Lenovo), een (blauwe) leren dameshandtas, een (donkerblauwe) rugzak, een zwarte koffer, een sporttas met kleding, een (rood) plastic mapje, dameskleding (een rokje, een blouse, een vest en andere), sieraden (een ketting, een armband en andere), een fotocamera en nog meer goederen , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
5.
zij op of omstreeks 19 januari 2024 te Groningen, in een woning gelegen aan de [adres] , alwaar zij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een Ipad en/of een laptop (Acer/Asus) en/of een hoeveel geld (50,-) en/of een (zwarte) google watch, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 18/148149-24
zij op of omstreeks 14 januari 2024 te Groningen, uit een woning gelegen aan de [adres] (een gedeelte van) een pizza (uit de vriezer), champignons, vleeswaren (uit de koelkast), een fles wijn (leeggedronken in de slaapkamer), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: zij op of omstreeks 14 januari 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, uit een woning gelegen aan de [adres] , om (een gedeelte van) een pizza, champignons, vleeswaren (uit de vriezer/koelkast), wijn (lege fles in de slaapkamer), (vrouwen) spullen (kleding, prullen, tasjes) in een tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
  • voornoemde woning heeft betreden en/of
  • een ladder bij en/of tegen de woning te plaatsen en/of
  • openslaande tuindeur open te maken en/of open te laten staan en/of
  • (vervolgens) lades en/of kasten open te maken en/of open te laten staan en/of
  • (een gedeelte van) een pizza en/of (met) vleeswaren en/of champignons te eten en/of achter te laten
(op het aanrecht, bovenverdieping) en/of
  • kleding uit een kast te halen (op de bovenverdieping) en/of kleding op de grond te gooien en/of
  • spullen (tasjes, prullen, potjes) achter te laten op het bed (bovenverdieping)
  • spullen te verzamelen in een tas en/of die tas (vervolgens) achter te laten en/of
  • een fles wijn te drinken en/of die lege fles (van de wijn) achter te laten en/of
  • overige spullen (waaronder (vrouwen)kleding) achter te laten in de garage en/of
  • van achter de woning weg te fietsen en/of daarbij tegen die Wolswijk te zeggen: Doei en/of woorden vansoortgelijke aard en/of strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/021868-24 feit 1 tot en met 5 en het onder parketnummer 18/148149-24 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/021868-24 feit 1 tot en met 4 ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 geldt dat verdachte in de veronderstelling was dat zij bij de supermarkten heeft gepind met de pinpas van een vriend van haar, zodat bij verdachte geen sprake is geweest van het voor diefstal vereiste oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Ten aanzien van feit 2 wordt vooropgesteld dat verdachte ontkent dat zij in de woning van aangeefster is geweest. Los daarvan kan niet worden gesproken van een strafbare poging tot diefstal, aangezien uit het dossier niet volgt dat het voornemen van de dader gericht op het wegnemen van de in de tenlastelegging vermelde goederen zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
Ten aanzien van feit 3 geldt allereerst dat verdachte ontkent dat zij de vrouw is die te zien is op de betreffende camerabeelden. Los daarvan bevat het dossier geen bewijs voor de stelling dat de vrouw die op de beelden te zien is, op enig moment de tas van aangever draagt. Aangever heeft de tas die op de beelden is te zien bovendien niet aangewezen als de tas die aan hem toebehoorde.
Ten aanzien van feit 4 geldt dat verdachte weliswaar te zien is op de beelden in het dossier, maar daarop is enkel te zien dat zij met een container in de straat loopt waar de diefstal is gepleegd. Daar komt bij dat de getuigenverklaringen in het dossier niet overeenkomen met de beelden. Zo verklaart getuige [getuige] dat zij een vrouw heeft gezien met een grijze kliko, terwijl op beelden te zien is dat verdachte met een groene kliko rondloopt.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 18/021868-24 feit 5 en het onder parketnummer 18/148149-24 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Parketnummer 18/021868-24, feit 1
1. De door verdachte ter zitting van 11 juli 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben te zien op de beelden in de supermarkt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 29 december 2023, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024012918 d.d. 21 maart 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Toen ik op 29 december 2023 omstreeks 07:40 uur in mijn woonkamer liep, zag ik dat mijn huis niet meer was zoals ik dit achtergelaten had. In de winkel kwam ik er achter dat mijn bankpas met bankrekeningnummer: [nummer] weg was. Later die dag hoorde ik van de bankmedewerkers dat er al gepind was.
Bijlagen (transacties):
  • 29 december 2023 08:47 uur. [nummer] . Af: [bedrijf] , 3,08;
  • 29 december 2023 08:47 uur. [nummer] . Af: [bedrijf] , 9,50;
  • 29 december 2023 09:05 uur. [nummer] . Af: [bedrijf] Groningen, 19,39; - 29 december 2023 09:08 uur. [nummer] . Af: [bedrijf] Groningen, 28,93.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2024,opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant [verbalisant] , was belast met het onderzoek naar het pinnen van bedragen met een gestolen pinpas bij de [bedrijf] te Groningen. In deze hoedanigheid bekeek ik de beelden van de supermarkt met datum 29 december 2023. De tijden op de beelden lopen ongeveer acht minuten achter de werkelijke tijd. Om 08:58 uur zie ik dat een vrouw de slijterijafdeling binnenloopt, dat zij een fles drank uit het schap pakt en deze contactloos met een pas afrekent. Om 09:01 uur zie ik bij de servicebalie van de supermarkt een vrouw en een man staan. Deze vrouw is mij ambtshalve bekend als [verdachte] , geboren op [geboorte datum] 1989 Ik zie dat beide personen naar de servicebalie lopen en daar de op de balie liggende artikelen afrekenen. Ik zie dat de vrouw de artikelen contactloos betaalt en dat de vrouw na de transactie een bon van de kassière ontvangt en dat zij het maaltijdpakket en de sigaretten in de tas stopt en het bier aan de man geeft.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2024,opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant [verbalisant] , was belast met het onderzoek naar het pinnen van bedragen bij de [bedrijf] aan de [adres] in Groningen met een gestolen pinpas. In deze hoedanigheid bekeek ik de beelden van de supermarkt met datum 29 december 2023. De tijden op de beelden lopen ongeveer drie minuten achter met de werkelijke tijd. Ik zag dat om 08:50.06 uur een vrouw bij de bemande kassa stond. Ik zag dat zij boodschappen vanuit het mandje op de band van de kassa legde. Ik zag dat de kassière iets op haar scherm intoetste en dat de eerder genoemde vrouw een pasje tegen het pinapparaat hield. Ik zag dat de kassière weer iets op het scherm toetste en dat er vervolgens een kassabon uit de bon-houder kwam. Ik zag dat de kassière om 8:50.51 uur achter haar kassa, richting de infobalie wegliep. Ik zag dat de kassière om 08:51.09 uur weer terugkwam bij de kassa. Ik zag dat zij een pakje sigaretten in haar hand had en dit scande. Ik zag dat de eerder genoemde vrouw wederom een pasje tegen het pinapparaat hield, de kassière iets op het scherm intoetste en er een kassabon uit de bon-houder kwam. Van de [bedrijf] ontving ik een kopie van de kassabonnen. Op de eerste kassabon zag ik dat het totaalbedrag 3,08 euro bedroeg en dat deze betaling om 08:47.11 uur werd gedaan. Op de tweede kassabon zag ik dat er een pakje Marlboro was afgerekend. Ik zag dat het totaalbedrag 9,50 euro bedroeg en dat deze betaling om 08:47.57 uur werd gedaan. Ik zag dat beide bedragen met dezelfde bankpas betaald werden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt voorop dat verdachte ter zitting heeft erkend dat zij te zien is op de beelden in de supermarkt. De rechtbank constateert dat zich in het dossier drie opnames bevinden (twee van de
[bedrijf] en één van de [bedrijf] ) waarop telkens één en dezelfde vrouw te zien is en dat deze vrouw de betreffende pintransacties verricht. Dat het verdachte is geweest die de pintransacties bij de [bedrijf] en [bedrijf] heeft verricht staat dan ook niet ter discussie.
Ter zitting heeft verdachte - zakelijk weergegeven - verklaard dat op beelden te zien is dat zij samen met een vriend van haar in de supermarkt was en dat deze vriend haar zijn pinpas heeft gegeven. Verdachte verkeerde naar eigen zeggen in de veronderstelling dat zij rechtmatig gebruik maakte van de pinpas waarmee zij heeft gepind. De rechtbank constateert dat verdachte bij de politie een fundamenteel andere verklaring heeft afgelegd. Bij de politie heeft verdachte immers verklaard dat zij niet de vrouw is die te zien is op de beelden en dat zij de man die daarop eveneens te zien is, niet kent. De rechtbank overweegt voorts dat de door verdachte ter zitting afgelegde verklaring weinig gedetailleerd is, nu zij niet heeft verklaard wie deze vriend was en wat diens naam was. Evenmin heeft zij een verklaring gegeven voor het feit dat de rekeninghouder een andere persoon dan de vriend was. De rechtbank overweegt tot slot dat het volstrekt onduidelijk is gebleven waarom verdachte zou pinnen met de pinpas van een vriend, terwijl deze vriend naast haar stond bij het afrekenen. De rechtbank schuift, gelet op de voormelde omstandigheden, de door verdachte ter zitting afgelegde verklaring, die bovendien strijdig is met haar eerder afgelegde verklaring, als ongeloofwaardig terzijde. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat het om een gestolen pinpas ging. Hieruit volgt dat verdachte het oogmerk heeft gehad op wederrechtelijke toe-eigening van het geld. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel.
Parketnummer 18/021868-24, feit 2
1. De door verdachte ter zitting van 11 juli 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was daar in de tuin.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 januari 2024, opgenomenop pagina 88 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024012918 d.d. 21 maart 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik verblijf momenteel bij mijn moeder aan de [adres] te Groningen. Op 14 januari 2024 omstreeks 14:00 uur hoorde ik de kastdeuren heen en weer gaan van de kast die op mijn moeder haar slaapkamer staat. Toen ik die slaapkamer in liep zag ik daar een voor mij compleet onbekende vrouw staan. Ik kan deze vrouw als volgt omschrijven:
  • +/- 160 cm lang;
  • zwart golvend haar tot op de schouders;
  • licht getinte huidskleur;
  • slank tot mager postuur;
  • sprak Engels;
  • grijze sokken.
Op het moment dat ik de vrouw zag, riep ik in het Engels: What are you doing here. Ik hoorde dat de vrouw het volgende zei: I want to Peepee, of woorden van gelijke strekking. Vervolgens heb ik tegen de vrouw gezegd dat ze heel snel het huis diende te verlaten. Op dat moment heb ik de vrouw vastgepakt bij haar arm en richting het trapgat geduwd. Vanuit daar zag ik dat de vrouw met hoge snelheid de trap af liep. Vervolgens ging de vrouw door de keuken richting de achterdeur. De vrouw heeft vervolgens via de achterdeur de woning verlaten. Ik zag nog dat de vrouw haar grijze sokken uit trok. Vervolgens rende de vrouw op blote voeten weg.
Ik zag dat naast het bed het sieradenkistje van mijn moeder lag. Ik zag dat het kistje open was en dat een aantal sieraden naast het kistje lag. Verder zag ik dat er aan de zijde van het bed waar het sieradenkistje stond, ook nog een schoen stond. Dit betrof een All Star schoen. Aan de andere zijde van het bed lag eenzelfde schoen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 14 januari 2024,opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Vandaag was ik omstreeks 15:00 uur in mijn achtertuin aan de [adres] te Groningen. Ik deed de schuttingdeur open en ik zag een vrouw in de brandgang voor mij staan. Ik zag dat deze vrouw op blote voeten was. Ze had zwart haar tot over haar schouders en was ongeveer 160 a 170 centimeter groot. Ze was licht getint. Ik hoorde dat ze in het Engels tegen mij zei: "Ik ben op de vlucht, ik heb geen schoenen meer". U toont mij nu een foto van een vrouw. Ik herken deze vrouw voor 100 procent als de vrouw die zojuist op blote voeten achter mijn woning stond
Noot verbalisant: Ik toon de BVIB foto van: BSN [nummer] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2024,opgenomen op pagina 106 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik las in de getuigenverklaring dat mijn collega een foto van een vrouw met BSN [nummer] aan getuige
[getuige] had laten zien. Ik keek in het voor mij beschikbare politiesystemen en ik zag dat de vrouw met BSN [nummer] mevrouw [verdachte] , geboren op [geboorte datum] 1989 te [geboorte plaats] , betrof.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] Groningen) d.d. 16 januari 2024, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 14 januari 2024 om 15:23 uur kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] te Groningen. Wij zagen voor de kast
(de rechtbank begrijpt: in de slaapkamer)een houten kistje. Wij zagen enkele sieraden in en naast dit kistje. Wij zagen nabij dit kistje een All Star schoen. Aan de rechterzijde van het bed zagen wij een tweede All Star schoen.
Sporendragers:
SIN: AAQN7619NL.
Bijzonderheden: All Stars, achtergelaten op pd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 2 februari 2024, losgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Veiliggestelde sporen:
SIN: AARH8824NL.
Relatie met SIN: AAQN7619NL.
Plaats veiligstellen: Instap + onderzijde tong rechterschoen.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie d.d. 28 maart 2024, zaaknummer 2024.02.23.076, opgemaakt door R.E.J. van Wijk, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, los gevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek:
SIN: AARH8824NL (instap + onderzijde tong rechterschoen).
DNA kan afkomstig zijn van:
Een relatief kleine hoeveelheid DNA: verdachte [verdachte] .
Bewijskracht: meer dan 1 miljard.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt voorop dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte degene is geweest die zich op 14 januari 2024 in de slaapkamer aan de [adres] te Groningen bevond en dat zij aldaar een confrontatie met aangeefster heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat verdachte heeft verklaard dat zij in de tuin van de betreffende woning is geweest. Uit de aangifte volgt voorts dat aangeefster in de slaapkamer een confrontatie heeft gehad met een vrouw die voldoet aan het signalement van verdachte. In de slaapkamer waar aangeefster met verdachte is geconfronteerd, is bovendien een schoen aangetroffen met daarop DNA van verdachte. Aangeefster heeft verklaard dat de vrouw die in de woning was, de woning op blote voeten heeft verlaten en uit de getuigenverklaring van getuige [getuige] - die in een straat woont die parallel gelegen is aan de [adres] - volgt dat hij relatief kort na het incident bij zijn woning een vrouw heeft gezien op blote voeten, die verklaarde op de vlucht te zijn en geen schoenen meer te hebben. Het signalement dat getuige [getuige] van de vrouw heeft gegeven voldoet wederom aan het signalement van verdachte en daar komt bij dat getuige [getuige] verdachte nadien via een fotoconfrontatie heeft herkend als de vrouw op blote voeten.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte, te weten het openen van kastdeuren, het verplaatsen van sieraden en het vluchten na een confrontatie, naar hun uiterlijke verschijningsvorm - in onderlinge samenhang bezien - zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, te weten de diefstal van de goederen zoals omschreven in de hierna opgenomen bewezenverklaring. Verdachte is met haar handelen dan ook tot een begin van uitvoering gekomen, zodat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbare poging tot diefstal uit een woning, met dien verstande dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming. De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal van schoenen en een sleutel. Uit het voorgaande blijkt immers dat de achtergebleven schoenen van verdachte zelf zijn en ten aanzien van de sleutel is de rechtbank van oordeel dat uit de aangifte onvoldoende blijkt dat verdachte daadwerkelijk een sleutel heeft weggenomen dan wel dat verdachte heeft gepoogd een sleutel weg te nemen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging.
Parketnummer 18/021868-24, feit 3
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2024, opgenomenop pagina 157 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024012918 d.d. 21 maart 2024, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 16 januari 2024 omstreeks 9:45 uur was ik aan het werk in de [bedrijf] aan de [adres] te Groningen. Ik was hier werkzaam voor het bedrijf [bedrijf] . Ik was op het moment van de diefstal bezig met een kiosk ter hoogte van de sushi-schappen. Ik had mijn tas met spullen net om het hoekje gezet. In mijn tas zaten verschillende opladers, een tablet en een etui met bonnetjes. De opladers zijn van het bedrijf. De rest is mijn eigendom. Op een gegeven moment merkte ik dat mijn tas niet meer op de plek stond waar ik hem neergezet had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 170
e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb telefonisch gesproken met aangever Hartongh. Ik hoorde aangever zeggen dat er ook een computermuis en een HDMI kabel zijn weggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2024,opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant [verbalisant] , was belast met het onderzoek naar de diefstal van een rugzak vanuit de winkel van de [bedrijf] aan de [adres] in Groningen, gepleegd op dinsdag 16 januari 2024. Ik bekeek hiervoor de beelden van de [bedrijf] .
Op de beelden, tijdstip 09:18 uur, camera sushibalie, zie ik een vrouw. Ik zie dat de vrouw een winkelmandje en een rood-oranje tas in haar hand heeft. Ik herken deze vrouw onmiddellijk als de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [geboorte datum] 1989 in Marokko. Ik zie in de weerspiegeling tijdens het voorbij lopen van de sushibalie dat de verdachte bukt en iets van de grond pakt.
Op de beelden, tijdstip 09:21 uur: De verdachte is niet meer in het bezit van haar winkelmand en de oranje tas. Ik zie dat de verdachte nu een rugzak, zwart van kleur met een geopende rits op haar rug draagt over beide schouders.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2024,opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant [naam] , werd geattendeerd op camerabeelden van de diefstal van een tas. De diefstal zou zijn gepleegd bij de [bedrijf] aan de [adres] te Groningen. Ik bekeek de door de [bedrijf] beschikbaar gestelde beelden. Daarop herkende ik de mij ambtshalve [verdachte] , geboren op [geboorte datum] 1989 te [geboorte plaats] Marokko. Op de beelden zie ik dat na enig moment [verdachte] een zwarte rugtas van de grond oppakt en hiermee wegloopt. Op een volgend camerabeeld zie ik dat [verdachte] na de ingang van de winkel een zwarte rugtas op haar rug draagt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt voorop dat verdachte door twee verbalisanten is herkend als de vrouw die op de beelden in de [bedrijf] te zien is. De rechtbank stelt vast dat één van de cameras gericht is op de plek waar aangever blijkens zijn aangifte de tas had neergezet. Op die beelden is volgens voornoemde verbalisanten te zien dat verdachte op enig moment iets van de grond pakt. Meer specifiek blijkt uit het relaas van verbalisant [naam] dat dit een zwarte rugtas betreft. Uit het relaas van verbalisant [verbalisant] volgt dat verdachte, kort nadat zij bij de sushibalie iets van de grond pakte, niet meer te zien is met de rood-oranje tas die zij aanvankelijk droeg, maar met een zwarte rugtas. Op basis van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de rugtas van aangever van de grond heeft gepakt en dat zij de [bedrijf] met deze tas heeft verlaten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal, zoals omschreven in de hierna opgenomen bewezenverklaring.
Parketnummer 18/021868-24, feit 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2024, opgenomen op pagina 50 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024012918 d.d. 21 maart 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik doe aangifte van inbraak dan wel insluiping en diefstal van goederen in mijn woning aan de [adres] in Groningen. Op vrijdag 12 januari 2024 omstreeks 13:05 uur kwam ik thuis en zag ik dat deuren van mijn huis open stonden. Toen ik in mijn woning rondkeek zag ik dat er iemand in ons huis was geweest tijdens onze afwezigheid. Het moet ongeveer tussen 12:00 uur en 13:00 uur zijn gebeurd. Ik zag dat er spullen waren weggenomen. Ik heb een lijst gemaakt met de goederen die wij voor zover wij nu kunnen zien missen:
  • Laptop + oplader;
  • Laptop + oplader;
  • IPad + oplader;
  • Plastic mapje (rood);
  • Laptoptas Lenovo;
  • Blauwe leren dameshandtas;
  • Rugzak donkerblauw;
  • Zwarte koffer;
  • Sporttas met inhoud (kleding);
  • Kleding (blouse, rokje, kousen, ochtendjas, diverse vesten, jassen, broeken, truitje);
  • Sieraden (horloge, armband, ketting en andere sieraden);
  • Fotocamera;
  • Overige goederen (prullenbak, flesje parfum, make-uptasje, interieurspray).
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 januari 2024,opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 12 januari 2024 was ik samen met mijn man in onze woning gelegen aan de [adres] te Groningen. Omstreeks 12:50 uur hoorde ik bij mijn buurman, welke woont aan [adres] , vreemde geluiden. Het klonk alsof er goederen in de kliko werden gegooid. Hierop keek ik, via de kamer aan de straatzijde op de eerste verdieping, naar buiten. Ik zag een voor mij onbekende vrouw lopen met een grijze kliko aan de hand.
Toen ik buiten kwam, stond de kliko bij de overige papiercontainers die aan de weg stonden. De betreffende vrouw was weggelopen, maar kwam weer teruggelopen richting de container. Ik kan deze vrouw als volgt omschrijven: donkere huidskleur, donkerbruin haar. Ik ben ondertussen gaan kijken bij de woning van onze buurman ( [adres] ). Toen ik aankwam bij de woning zag ik dat alle deuren van de woning open stonden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2024,opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant [verbalisant] , bekeek de camerabeelden die zijn aangeleverd. Ik zag op het camerabeeld linksboven de datum 01/12/2024
(de rechtbank begrijpt: 12 januari 2024)en het tijdstip 12:45.08 uur vermeld staan. Ik zag dat de camera gericht is op de parkeervakken voor de woning. Ik zag hierbij aan de straatzijde zwart met blauwe containers staan. Ik zag gelijk bij het afspelen van de camerabeelden om 12:45.08 uur een vrouw in beeld lopen. Ik zag dat de vrouw een groene container in haar linkerhand achter haar aan trok. Ik zag dat zij deze groene container achter haar aan trok over de parkeervakken voor de woning langs.
4. Een schriftelijk bescheid, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend een fotobladmet stills met daarop als datum 01/12/2024
(de rechtbank begrijpt: 12 januari 2024)en tijdstip 12:36 en 12:45 uur, die behoren bij de camerabeelden zoals omschreven in voornoemd proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2024.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2024,opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op basis van de camerabeelden kan opgemaakt worden dat het camerabeelden betreffen van de buren van de aangever van de [adres] te Groningen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor, opgenomen op pagina 239 e.v.van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: We tonen u nu een aantal foto's van 12 januari 2024, 12:45 uur. Wat en wie ziet u?
A: Dat ben ik aan de weg.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2024,opgenomen op pagina 129 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 januari 2023 kwam ik, verbalisant [verbalisant] , ter plaatse aan de [adres] te Groningen. Aldaar was een insluiping geweest in de woning. In de inpandige garage van deze woning troffen de bewoners spullen aan welke niet van hen waren. Ik heb de spullen bekeken en zag kleding, een laptoptas en een koffer bij de spullen staan. Even daarvoor was ik bij een woninginbraak geweest aan de [adres] te Groningen. Op 16 januari 2023 heb ik contact gelegd met de bewoner van de [adres] . Samen met zijn vrouw is hij naar het politiebureau gekomen en kon blijken dat de meeste spullen van hen waren.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit de aangifte volgt dat er op 12 januari 2024 tussen 12:00 uur en 13:00 uur een diefstal is gepleegd in de [adres] te Groningen. De buurvrouw, getuige [getuige] , heeft verklaard dat zij rond 12:50 uur vreemde geluiden heeft gehoord aan [adres] , welke geluiden klonken alsof er goederen in een kliko werden gegooid. De getuige heeft vervolgens gezien dat een voor haar onbekende vrouw buiten met een grijze kliko in de weer was en heeft kort daarna gezien dat alle deuren van de [adres] open stonden. Uit de beschrijving van de camerabeelden in het dossier en bijbehorende stills volgt dat op 12:36 en 12:45 uur een vrouw in de weer is met een groene kliko. Verdachte heeft zichzelf herkend op deze beelden. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de vrouw over wie getuige [getuige] heeft verklaard eveneens verdachte betreft, gelet op het door de getuige afgegeven signalement, het tijdstip waarop de getuige de vrouw heeft gezien en het feit dat de vrouw waarover de getuige heeft verklaard eveneens - met een kliko in de weer was.
De rechtbank overweegt voorts dat op 14 januari 2023 een diefstal heeft plaatsgevonden aan de [adres] te Groningen, welk feit aan verdachte is ten laste gelegd onder parketnummer 18/148149-24 en welk feit de rechtbank - met verwijzing naar de bewijsmiddelen en de overwegingen in dit vonnis ten aanzien van dat feit - wettig en overtuigend bewezen acht. In de garage van die woning zijn goederen aangetroffen die toebehoren aan de bewoners van de [adres] . De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheid, in combinatie met de kennelijke aanwezigheid van verdachte op en rond het perceel aan de [adres] in het uur waarin de diefstal heeft plaatsgevonden, het feit dat is gezien dat de deuren van de woning openstonden nadat verdachte zich kennelijk had begeven op het perceel en het feit dat er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een ander persoon op dat tijdstip in of rond de woning, maakt dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die in de woning is geweest en daar de ten laste gelegde goederen heeft weggenomen. De rechtbank acht de ten laste gelegde diefstal uit de woning aan de [adres] dan ook wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Parketnummer 18/021868-24, feit 5
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2024, opgenomenop pagina 172 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024012918 d.d. 21 maart 2024, inhoudend als verklaring van [naam] :
Mijn woning is gelegen aan de [adres] in Groningen. Via de steeg kom je aan de achterzijde van de woning. Daar heb je een schuttingdeur. Via deze schuttingdeur kom je in de tuin. Het moet gebeurd zijn op 19 januari 2024, tussen 10 over 10 en 20 over 10 in de ochtend. Ik liep naar beneden
(de rechtbank begrijpt: om 20 over 10). Ik zag dat de achterdeur van de woning openstond en dat ook het tuinhek openstond. Vervolgens heb ik gekeken of er spullen weg waren. Ik zag dat de iPad en de laptop niet meer in de kast lagen. Vervolgens zag ik ook dat er 50 euro weg was. Ook zag ik dat de Watch weg was. De Watch is zwart van kleur. Op deze dag lag er vers gevallen sneeuw. Hierin zag ik voetstappen van een onbekende voet. Hier zijn door de politie foto's van gemaakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 januari 2024,opgenomen op pagina 176 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 19 januari 2024, omstreeks 10:15 uur, was ik in de tuin van mijn woning aan de [adres] in Groningen. Ik zag toen ineens een vrouw met een fiets vanaf de [adres] de steeg naast mijn woning in lopen. Als je deze steeg in loopt, moet je ook echt bij mij thuis zijn of bij de buren. Op 19 januari 2024, omstreeks 10:20 uur, was ik nog steeds in de tuin van mijn woning. Ik zag toen dat diezelfde vrouw weer via de steeg terugliep richting de [adres] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 19 januari 2024 inclusief bijlagen,opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 19 januari 2024 kregen wij de opdracht om ter plaatse te gaan naar de [adres] te Groningen.
Omstreeks 10:40 uur waren wij ter plaatse. Wij spraken daar met de bewoner van [adres] , meneer [getuige] . Meneer [getuige] vertelde ons dat hij ongeveer twintig minuten geleden een vrouw had zien lopen over het pad vanaf de [adres] naar de achtertuin van [adres] . [getuige] noemde het volgende signalement: vrouw, ongeveer 30 jaar oud, opvallende bos zwarte krullen, grijze jas, licht getinte huidskleur. Wij, verbalisanten, dachten bij het genoemde signalement door meneer [getuige] aan [verdachte] , geboren op [geboorte datum] 1989. Ik, verbalisant [verbalisant] , liep over het pad tussen de woningen van [adres] welke richting de achtertuin van [adres] loopt. In de sneeuw op het pad en in de achtertuin van [adres] zag ik meerdere voetsporen. De bewoonster van [adres] vertelde mij dat een afdruk haar onbekend was. Omstreeks 11:10 uur werd er een aanvulling gemaakt door de meldkamer. De zoon van aangeefster had via "Find my iPhone" de locatie van de uit de woning weggenomen iPad doorgegeven. Ik, verbalisant [verbalisant] , sprak telefonisch met de zoon van aangeefster. Hij vertelde mij dat de iPad zich nu in de omgeving [adres] te Groningen bevond ter hoogte van [adres] . Met meerdere eenheden werd uitgekeken naar de mogelijke verdachte en de gestolen goederen. Ik hield telefonisch contact met de zoon, welke mij op de hoogte hield van wijzigingen op de locatie van de iPad. Omstreeks 11:35 uur werd door een collega doorgegeven dat op het adres [adres] ene [naam] woonachtig is en dat deze meneer vaak bezoek heeft van junkachtige types. Wij, verbalisanten, reden direct naar het adres [adres] . Deze straat loopt parallel met de [adres] . Ik, [verbalisant] , opende de deur en ik zag dat bovenaan de trap de mij ambtshalve bekende [verdachte] stond. Ik, [verbalisant] , zag op de vloer van de woonkamer een tas liggen met daaronder iets wat leek op een laptop. Ik nam de tas weg en zag een iPad en een laptop van het merk Acer. Ik nam telefonisch contact op met de aangever. Deze beschreef de laptop en iPad en vertelde mij de toegangscode van de iPad. Met de toegangscode ontgrendelde ik de iPad. Op het cellencomplex gelegen aan de [adres] te Groningen sloten wij de verdachte in. Bij de insluiting hebben wij de verdachte in combinatie met de kleding die zij bij zich droeg gefotografeerd. De kleding die de verdachte bij zich droeg was gelijkend met het signalement dat door de getuige was genoemd. Ik, verbalisant [verbalisant] , ben omstreeks 13:30 uur terug naar de [adres] gereden om de afdruk van de onbekende schoenafdruk te vergelijken met de zool van de schoen van de aangehouden verdachte. Ik heb de schoen en de afdruk met elkaar vergeleken en opgemeten. Ik zag aan de afmeting en het profiel van de zool dat deze gelijkend waren.
De rechtbank overweegt dat verdachte het ten laste gelegde feit bij de politie en ter zitting heeft ontkend. De rechtbank is echter van oordeel dat de ontkennende verklaring van verdachte wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal uit de woning, met dien verstande dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Parketnummer 18/148149-24, primair
1. De door verdachte ter zitting van 11 juli 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was daar in de tuin.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 januari 2024, opgenomenop pagina 110 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024012918 d.d. 21 maart 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik woon aan de [adres] te Groningen. Op 14 januari 2024 omstreeks 12:00 uur zijn wij samen van huis gegaan. Ons slaapkamerraam stond op een kiertje open. Toen wij even later, zo rond 13:30 uur weer terug kwamen, zag mijn man ineens een schim in de woning. Op het moment dat we de auto uitstapten kwam er vanachter ons huis een meid op een fiets aanfietsen. We liepen naar de achterzijde van de woning. Daar zagen we een ladder tegen ons huis aan liggen. Onze openslaande tuindeur stond open en die was dicht toen we van huis waren gegaan. In onze keuken zag ik allemaal lades en kasten open staan. Op het aanrecht lag een stuk pizza, welke achteraf zo bleek, uit onze vriezer was gehaald. Op die pizza waren champignons gedaan uit onze koelkast. Op de trap naar boven waren champignons terug te vinden en op de eerste kamer aan de rechterzijde lag in de vensterbank nog een stuk pizza. In onze slaapkamer stond het raam wagenwijd open. Ze heeft gegeten in ons huis en op de slaapkamer de fles wijn leeggedronken die naast het bed stond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] Groningen) d.d. 22 januari 2024, los gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 14 januari 2024 om 16:36 uur kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie
[adres] te Groningen. De bewoners vertelden ons dat zij bij het verlaten van hun woning een slaapkamerraam op de eerste verdieping open hadden laten staan met de hor gesloten. Bij thuiskomst zagen zij een ladder tegen de gevel, ter hoogte van dit raam. Zij zagen dat de hor van het raam geopend was. In de woning waren meerdere goederen verplaatst. Tevens was er gegeten en gedronken. De bewoners wezen naar een aangegeten pizza. In de woonkamer was een deur naar de tuin beschadigd. Twee slaapkamers waren doorzocht en op één slaapkamer stond een open fles wijn die afkomstig was uit de koelkast. Wij zagen in de keuken een pizza op het aanrecht. Wij zagen dat er van de pizza gegeten was. Wij zagen namelijk meerdere bijtranden. Wij zagen dat de deur naar de tuin geforceerd was. Wij zagen dat het hout van de deur versplinterd was. Wij zagen in de slaapkamer een geopende fles wijn. De bewoners verklaarden ons dat de inhoud van de wijn minder was dan voorheen. Wij zagen dat het tweede raam, geteld vanaf de linkerkant, open stond. Wij zagen dat de hor in de open positie stond, namelijk omhoog geschoven. Op het kozijn trof ik een handpalmspoor aan. Aan de binnenzijde van het kozijn zag ik vingersporen. Tezamen hadden deze sporen de uiterlijke verschijningsvorm van een greepspoor. De greep werd van buiten naar binnen gezet en was passend bij het inklimmen vanaf de buitenzijde van de woning naar binnen.
Biologische sporen:
SIN: AARH9127NL.
Bijzonderheden: Bem. drinkrand wijnfles.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie d.d. 1 februari 2024, zaaknummer 2024.01.23.081, opgemaakt door [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, los gevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek:
SIN: AARH9127NL.
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: onbekende A (vrouw).
Matchkans: kleiner dan één op één miljard.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen inclusiefbijlagen d.d. 6 maart 2024, los gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van het door mij ontvangen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag verklaar ik, als forensisch onderzoeker, dat van de hierna als betrokkene genoemde persoon door het Nederlands Forensisch Instituut een DNA profiel werd opgenomen in de landelijke DNA-databank. Het rapport is als bijlage bijgevoegd. Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA profiel onder de volgende personalia:
Achternaam: [verdachte] .
Voornamen: [verdachte] .
Geboren: [geboorte datum] 1989 te [geboorte plaats] (Marokko).
Spoor: SIN: AARH9127NL.
De rechtbank is van oordeel dat de ontkennende verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal uit de woning.
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/021868-24 feit 1 tot en met 5 en het onder parketnummer 18/148149-24 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 29 december 2023 te Groningen telkens geld, dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte het geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de pinpas toebehorende aan die [slachtoffer] .
2.
zij op 14 januari 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning aan de [adres] , alwaar zij, verdachte, zich buiten weten van de rechthebbende bevond, sieraden en andere goederen die aan een ander toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
  • voornoemde woning heeft betreden en
  • vervolgens kastdeuren heen en weer heeft gedaan en
  • heeft gezegd tegen [slachtoffer 2] toen ze werd aangesproken: I want to Peepee, althans woorden vangelijke strekking, en
  • door die [slachtoffer 2] is vastgepakt en door die [slachtoffer 2] richting het trapgat is geduwd en
  • vervolgens met hoge snelheid de trap is afgelopen en door de keuken en via de achterdeur de woningheeft verlaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
zij op 16 januari 2024 te Groningen een zwarte tas met als inhoud meerdere opladers, een tablet, een etui met bonnetjes en andere goederen, die ten dele aan [bedrijf] en ten dele aan een ander toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
4.
zij op 12 januari 2024 te Groningen in een woning gelegen aan de [adres] , alwaar zij, verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond, een laptop met oplader (2 stuks), een IPad met oplader, een laptoptas van het merk Lenovo, een blauwe leren dameshandtas, een donkerblauwe rugzak, een zwarte koffer, een sporttas met kleding, een rood plastic mapje, dameskleding (een rokje, een blouse, een vest en andere kleding), sieraden (een ketting, een armband en andere sieraden), een fotocamera en nog meer goederen, die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
5.
zij op 19 januari 2024 te Groningen in een woning gelegen aan de [adres] , alwaar zij, verdachte, zich buiten weten van de rechthebbende bevond, een IPad, een laptop (Acer), een hoeveel geld ( 50,-) en een zwarte Watch, die geheel aan [naam] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
zij op 14 januari 2024 te Groningen uit een woning gelegen aan de [adres] , een gedeelte van een pizza, champignons en de inhoud van een fles wijn, die geheel aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/021868-24
1.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
2.
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt
3.
diefstal
4.
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt
5.
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt
parketnummer 18/148149-24
primairdiefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/021868-24 feit 1 tot en met 5 en het onder parketnummer 18/148149-24 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, te weten 189 dagen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een periode van slechts drie weken schuldig gemaakt aan een woninginbraak, drie woninginsluipingen, een diefstal van een tas met inhoud uit een supermarkt en een diefstal van geld door onbevoegd te pinnen met de pinpas van een ander. Vermogensdelicten zijn feiten die financiële schade, ergernis en overlast meebrengen voor de gedupeerden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij zich hierom niet heeft bekommerd en dat zij slechts oog heeft gehad voor haar eigen financiële gewin. Verdachte heeft met de woninginbraak en de woninginsluipingen die zij heeft gepleegd bovendien een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners van de betreffende woningen. Een woninginbraak dan wel woninginsluiping is een ingrijpende gebeurtenis voor slachtoffers en zij dragen dit doorgaans, nog afgezien van de materiële schade, lang na de gebeurtenis met zich mee. Een woning is immers bij uitstek een plek waar bewoners zich veilig horen te voelen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk, temeer nu zij zowel bij de politie als ter zitting geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar handelen; in tegendeel, zij heeft getracht met onaannemelijke verklaringen die verantwoordelijkheid te ontgaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie d.d. 21 juni 2024, waaruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals beschreven in het reclasseringsrapport d.d. 28 mei 2024. Daaruit volgt dat verdachte niet in staat lijkt haar problemen op een constructieve manier op te lossen en te staken met haar negatieve gedrag. Diverse zorgtrajecten zijn stukgelopen door het gedrag van verdachte. De reclassering heeft niet tot een advies kunnen komen vanwege de zeer aanzienlijke problematiek in combinatie met het feit dat verdachte geen geldige verblijfstatus in Nederland heeft. De reclassering heeft verschillende strafmodaliteiten overwogen, maar heeft geen daarvan geïndiceerd geacht.
Alles afwegend zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest opleggen aan verdachte. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van de straf zoals voorgesteld door de raadsvrouw.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 401,38 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onderdeel van de tenlastelegging waaruit de schade zou zijn ontstaan, niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Bij onherroepelijk vonnis van 27 november 2023 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, is verdachte bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 12 december 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 6 maart 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Na het pleidooi heeft de officier voorgesteld de vordering alsnog af te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken in het dossier niet blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van de in het onderhavig vonnis bewezenverklaarde feiten op de hoogte was van de veroordeling van 27 november 2023. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder parketnummer 18/021868-24 feit 1 tot en met 5 en het onder parketnummer 18/148149-24 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 2] haar eigen proceskosten draagt.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 27 november 2023.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters , voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. C. Krijger rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2024. mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.