Uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van verdachte
Strafmotivering
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest,
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en
- een taakstraf van 60 uren.
Benadeelde partij
Toepassing van wetsartikelen
Uitspraak
De rechtbank
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
de benadeelde partij [slachtoffer 1]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
- het bedrag van 1.000,00 (zegge: één duizend euro);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige af.
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00 (zegge: één duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
de benadeelde partij [slachtoffer 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
- het bedrag van 4,48 (zegge: vier euro en achtenveertig eurocent);
- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
[slachtoffer 2]voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van 4,48 (zegge: vier euro en achtenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.