ECLI:NL:RBNNE:2024:2784

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
18-132526-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt, diefstal van elektriciteit en heling van fietsen

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 19 juli 2024 een man veroordeeld voor hennepteelt, diefstal van elektriciteit en heling van twee fietsen. De verdachte, geboren in 1989, werd bijgestaan door mr. A. Szirmai, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra. De tenlastelegging omvatte het telen van 396 hennepplanten, het illegaal aftappen van elektriciteit van Liander en het in bezit hebben van twee fietsen waarvan hij wist dat ze door misdrijf verkregen waren. Tijdens de zitting op 5 juli 2024 heeft de verdachte de feiten bekend, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met een subsidiaire gevangenisstraf van 75 dagen. Bij de strafbepaling is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het feit dat de verdachte niet eerder met de politie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking genomen, wat heeft geleid tot een strafvermindering. De benadeelde partij Liander heeft een schadevergoeding van €10.048,67 toegewezen gekregen, terwijl de vordering van een andere benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de toepasselijke wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet toegepast, en het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer op 19 juli 2024.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-132526-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 19 juli 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juli 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Szirmai, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 4 maart 2021 te [adres] , gemeente Noardeast-Fryslân opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 396 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks 26 juli 2020 tot en met 4 maart 2021 te [adres] , gemeente Noardeast-Fryslân (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Liander, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3
hij op of omstreeks 4 maart 2021 te [adres] , gemeente Noardeast-Fryslân, althans in Nederland, een fiets (Giant Prime E+2), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij op of omstreeks 4 maart 2021 te [adres] , gemeente Noardeast-Fryslân, althans in Nederland, een fiets (Mobion Merit-E), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft
gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3 en 4.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat op grond van de aangiftes, de bevindingen van de politie en de bekennende verklaring van verdachte, alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juli 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 11 maart 2021, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2021089922 d.d. 10 juni 2021, inhoudend de verklaring van verbalisanten;
een schriftelijke aangifte d.d. 17 maart 2021, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] namens Liander;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2020, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 april 2019, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 4 maart 2021 te [adres] , gemeente Noardeast-Fryslân, opzettelijk 396 hennepplanten heeft geteeld in een pand aan de [adres] , zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
hij in de periode van 26 juli 2020 tot en met 4 maart 2021 te [adres] , gemeente Noardeast-Fryslân, elektriciteit toebehorende aan Liander heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3
hij op 4 maart 2021 te [adres] , gemeente Noardeast-Fryslân, een fiets, Giant Prime E+2, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij op 4 maart 2021 te [adres] , gemeente Noardeast-Fryslân, een fiets, Mobion Merit-E, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
opzetheling;
opzetheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis. De officier van justitie heeft in strafverminderende zin rekening gehouden met de ouderdom van de zaak. Ook heeft de officier van justitie in het voordeel van verdachte mee laten wegen dat hij niet opnieuw met de politie in aanraking is gekomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een taakstraf van 75 uren, omdat zij van mening is dat het grote tijdsverloop én de positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven, zwaarder dienen te worden meegewogen bij de bepaling van de straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een grote hoeveelheid hennepplanten geteeld in een professioneel ingerichte kwekerij. Dit deed hij om geld te verdienen. Uit het dossier volgt en verdachte heeft dat ook verklaard dat hij meerdere keren hennep heeft geoogst. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de handel in softdrugs, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat deze drugs de gezondheid van gebruikers kan schaden. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van deze middelen vaak gepaard met andere vormen van (georganiseerde) criminaliteit. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal door de stroom voor de hennepkwekerij illegaal af te tappen. Het energiebedrijf heeft hierdoor schade geleden. Het illegaal aftappen van stroom brengt (brand)gevaar voor de omliggende woningen met zich mee. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van twee fietsen. Hij heeft daarmee geprofiteerd van het misdrijf van een ander (diefstal) en bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen fietsen. Verdachte heeft daarmee geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting (hierna: oriëntatiepunten). Bij verdachte zijn 396 hennepplanten aangetroffen. Het oriëntatiepunt voor het telen van een dergelijke hoeveelheid hennepplanten is een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. Dat het een professionele kwekerij was en dat sprake was van diefstal van elektriciteit werkt in strafverhogende zin mee bij het bepalen van de straf.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat verdachte nadien niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden waarin het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn (in beginsel twee jaar) te worden berecht. In dit geval is die redelijke termijn met ruim een jaar overschreden. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Alles overwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie redelijk. De rechtbank legt een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis op..

Benadeelde partij

De volgende partijen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[naam] , tot een bedrag van 23.500,00 aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Liander, tot een bedrag van 10.048,67 aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
De vordering van [naam] ziet op een woninginbraak, die niet aan verdachte is ten laste gelegd.
Uit de vordering van Liander blijkt niet dat de persoon die de vordering heeft ondertekend, daartoe gemachtigd is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie en concludeert eveneens tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen.
Oordeel van de rechtbank
Liander.
De rechtbank constateert op basis van de bij de vordering gevoegde stukken het uittreksel van de Kamer van Koophandel en machtiging dat er geen gebreken kleven aan de machtiging en dat de vordering op de juiste wijze is ingediend. Liander is dan ook ontvankelijk in de vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij Liander de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente in het midden van de periode waarin de diefstal van de elektriciteit is weggenomen, dus op 15 november 2020.
Gelet op het feit dat Liander een professioneel bedrijf is, dat in staat moet worden geacht om zelfstandig het toegewezen bedrag te innen, zal de rechtbank geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[naam]
Naar het oordeel van de rechtbank is de door de benadeelde partij gevorderde schade geen rechtstreeks gevolg van de door de rechtbank bewezenverklaarde opzetheling van de fiets. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
Lianderte betalen:
  • het bedrag van 10.048,67 (zegge: tienduizendachtenveertig euro en zevenenzestig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Verklaart de vordering van [naam] niet-ontvankelijk.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Ruijter, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2024
Mr. Joha is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.