ECLI:NL:RBNNE:2024:2774

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
18-315189-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor veroordeelde met complexe psychische problematiek

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde, geboren in 2001, die momenteel verblijft in een instelling voor terbeschikkingstelling (tbs). De officier van justitie had op 3 juni 2024 gevorderd om de tbs van de veroordeelde met twee jaren te verlengen. De behandeling vond plaats op 9 juli 2024, waarbij de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. M. Schlepers, de officier van justitie mr. J.G. Brontsema en deskundige mevr. drs. J.E.L.M. Bongaerts aanwezig waren. De rechtbank heeft de relevante stukken, waaronder een rapport van het behandelteam, in overweging genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in 2022 ter beschikking is gesteld wegens doodslag, met een tbs-bevel. De tbs is ingegaan op 23 juli 2022. In het verlengingsadvies van 24 mei 2024 werd geadviseerd om de tbs met twee jaren te verlengen, gezien de complexe psychische problematiek van de veroordeelde. Er zijn aanwijzingen voor een chronisch psychotische aandoening, maar er is nog geen definitieve diagnose gesteld. De deskundige heeft bevestigd dat de veroordeelde aan het begin van zijn behandeling staat en dat verder diagnostisch onderzoek noodzakelijk is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen vereist dat de tbs wordt verlengd. Ondanks dat er momenteel onvoldoende bewijs is voor de diagnose schizofrenie, zijn er eerdere rapporten die wijzen op een stoornis. Gezien het recidiverisico, dat als hoog wordt ingeschat, heeft de rechtbank besloten om de tbs met twee jaren te verlengen, in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie en het advies van de deskundige. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/315189-21
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 23 juli 2024 in de rechtbank Noord-Nederland
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , thans verblijvende in [instelling] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 3 juni 2024 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) van veroordeelde zal verlengen met 2 jaren.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juli 2024, waarbij aanwezig waren veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. M. Schlepers, de officier van justitie mr. J.G. Brontsema en mevr. drs. J.E.L.M. Bongaerts als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies d.d. 24 mei 2024, van het behandelteam van de instelling waar veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd en de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van veroordeelde.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 8 juli 2022 heeft de rechtbank veroordeelde wegens doodslag ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De tbs is aangevangen op 23 juli 2022.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies van 24 mei 2024 wordt geadviseerd de termijn van de tbs te verlengen met twee jaren. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde speelt complexe problematiek. Met name vanaf de tienertijd wordt een toename van psychische problematiek gezien, die psychiatrisch telkens binnen een ander diagnostisch kader wordt begrepen. De ontwikkeling van veroordeelde vindt daarnaast plaats binnen een context die is belast met ernstige systeemproblematiek, hetgeen een scherp zicht op de eigenlijke problematiek van veroordeelde mogelijk (deels) verhult. Terugkijkend kan het psychisch disfunctioneren begrepen worden als voorstadia van de uiteindelijke ernstige psychotische ontregeling. Of er onderliggend sprake is van ontwikkelingsproblematiek, bijvoorbeeld in de vorm van een autismespectrumstoornis kan vanwege het huidige toestandsbeeld en het ontbreken van hiervoor relevante informatie uit de voorgeschiedenis (nog) niet vastgesteld worden. Aspecten die voorheen begrepen worden binnen het kader van de persoonlijkheid van veroordeelde, waaronder weinig getoond berouw omtrent het delict, worden momenteel eerder begrepen binnen het kader van ernstige realiteitstoetsingsproblematiek, dus minder als uitingen van antisociale of narcistische persoonlijkheidsproblematiek. Verder diagnostisch onderzoek zal daar meer duidelijkheid over moeten geven.
De psychiater en de psycholoog hebben eerder geconcludeerd dat bij veroordeelde sprake is van een psychische stoornis in de zin van de chronisch psychotische aandoening schizofrenie. Vooralsnog kan de kliniek zich hierin vinden. Op dit moment heeft veroordeelde geen ziekte-inzicht en weigert daarom medicatie. Nadat diagnostiek heeft plaatsgevonden zal er worden gestart met een psychotherapeutische behandeling, waarbij medicatie ook een onderwerp van gesprek zal zijn.
Bij een situatie in-zorg, zonder verlof, wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag ingeschat als matig. In een situatie uit-zorg wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag ingeschat als hoog.
De deskundige mevr. drs. J.E.L.M. Bongaerts heeft tijdens de terechtzitting het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
Veroordeelde staat aan het begin van zijn behandeling. Binnenkort gaat hij naar een structuurafdeling voor mensen met een psychotische stoornis. Op dit moment zien we geen psychotische symptomen en daarom is uitgebreid diagnostisch onderzoek erg belangrijk. Er zijn wel tekenen van psychotisch gedrag, waaronder oninvoelbaar gedrag, maar het kost tijd om veroordeelde goed te leren kennen en om een diagnose te stellen. Ook moet worden onderzocht wat de rol van het middelengebruik van veroordeelde is geweest ten tijde van het delict.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de tbs met dwangverpleging met twee jaren.
Het standpunt van veroordeelde en zijn raadsvrouw
Veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de tbs. De raadsvrouw heeft dit standpunt als volgt toegelicht:
Veroordeelde heeft lang gewacht op plaatsing in een kliniek. Vanaf de eerste dag van zijn plaatsing heeft hij openheid van zaken gegeven om zo tot een gedegen behandeling te komen. Als er naar de mening van veroordeelde niet naar hem wordt geluisterd, trekt hij zich terug en dat wordt hem nu verweten als oninvoelbaar gedrag. In de kliniek is sprake geweest van meerdere crisissituaties, zoals het overlijden van andere ter beschikking gestelden en het ontslag van werknemers. Dit heeft voor vertraging gezorgd in de diagnostiek bij veroordeelde. Veroordeelde is bijzonder gemotiveerd voor behandeling, maar de trage gang van zaken doet hier afbreuk aan. Er is geen eenduidige diagnose; hieromtrent heerst veel twijfel en daarom is verder diagnostisch onderzoek nodig. Ten tijde van het delict stond schizofrenie op de voorgrond, maar dit is daarna niet opnieuw vastgesteld en er is geen sprake van een chronisch psychotisch beeld, zelfs zonder medicijnen. Tevens is veroordeelde sinds zijn veroordeling niet meer betrokken geweest bij geweldsincidenten. Nu onduidelijk is of, en zo ja, wat de onderliggende stoornis van veroordeelde is, is het ook twijfelachtig of voldaan wordt aan de criteria voor het verlengen van de tbs.
Veroordeelde refereert zich voor wat betreft die vraag aan het oordeel van de rechtbank en is het eens met een verlenging van twee jaren, met de kanttekening dat in de kliniek voortvarend moet worden gehandeld.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de overwegingen in het onderliggende vonnis van 8 juli 2022 vast dat de tbs niet in duur beperkt is en dus verlengd kan worden.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
De rechtbank overweegt dat uit eerdere rapporten is gebleken dat het delict waarvoor veroordeelde de tbs heeft gekregen is gepleegd onder invloed van een stoornis, namelijk schizofrenie. Hoewel in de huidige behandelsetting voor die diagnose nog onvoldoende aanknopingspunten zijn gevonden, is de rechtbank van oordeel dat gelet op de eerdere rapporten en het nog zeer korte verblijf van veroordeelde in de kliniek, er wel aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat ook nu nog sprake is van een stoornis in de geestesvermogens. Veroordeelde staat aan het begin van zijn behandeling en mede gelet op het recidiverisico, dat als hoog wordt ingeschat, is verlenging van de tbs noodzakelijk. De rechtbank is van oordeel dat daarmee is voldaan aan de voorwaarden om de tbs te verlengen. De rechtbank zal daarom de tbs, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met twee jaren verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[veroordeelde]met twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. S. Zwarts, en mr. M. Lok, rechters, bijgestaan door mr. J. van der Wiel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 juli 2024.