Op 18 juli 2024 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk geweld gepleegd in een park te Zwolle op 19 juni 2021. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld. De zaak kwam ter terechtzitting na een inhoudelijke behandeling op 12 juni 2024 en de sluiting van het onderzoek op 18 juli 2024. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.A. Versteegh, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.
De tenlastelegging omvatte geweldpleging tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarbij de verdachte zou hebben geslagen en geschopt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 97 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet betrokken was bij het geweld en dat de getuigenverklaringen onvoldoende betrouwbaar waren.
De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen en aangevers niet eenduidig waren en dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door enkele getuigen niet betrouwbaar waren, mede door de omstandigheden waaronder de geweldsincidenten plaatsvonden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk, aangezien het feit waaruit de schade voortvloeide niet bewezen was. Tevens werd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling.