ECLI:NL:RBNNE:2024:2755

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
08-161035-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in openlijk geweldszaak te Zwolle

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld gepleegd in een park te Zwolle op 19 juni 2021. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat de bewijsvoering onvoldoende was. De herkenning van de verdachte door getuigen was gebaseerd op een enkelvoudige fotoconfrontatie, waarbij grote behoedzaamheid geboden is. De rechtbank concludeerde dat de resultaten van deze confrontatie niet betrouwbaar waren, omdat de foto's aan een grote groep mensen in elkaars aanwezigheid waren getoond, wat de kans op beïnvloeding vergrootte. Er waren geen andere bewijsmiddelen die de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld konden aantonen.

De rechtbank stelde vast dat er in de nacht van 18 op 19 juni 2021 een vechtpartij had plaatsgevonden in het park, waarbij meerdere jongeren betrokken waren. De verdachte was kort na het incident aangehouden, maar ontkende betrokkenheid bij het geweld. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen niet voldoende consistent en specifiek waren om de verdachte te kunnen veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de feiten niet bewezen waren.

Daarnaast werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke veroordelingen van de verdachte afgewezen, omdat er geen overtreding van de voorwaarden was vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 08/161035-21
Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 13/236446-20 en 13/684040-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juli 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juni 2024 (inhoudelijke behandeling). Ter terechtzitting van 18 juli 2024 is het onderzoek gesloten.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2021 te Zwolle openlijk, te weten in het Park [naam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
door die [slachtoffer 1] :
  • meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), en/of
  • meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), en/of
  • meermalen, althans eenmaal met een fles, althans enig (hard) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
door die [slachtoffer 2] :
  • vast te grijpen bij de keel en/of het lichaam en/of (vervolgens) te duwen, en/of
  • meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan, terwijl dit door hem en/of medeverdachte(n) gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond en/of een opgezwollen en/of blauwe hand, voor die [slachtoffer 1] , en/of opgezwollen jukbeenderen en/of een opgezwollen oogkas en/of bloeduitstortingen op het hoofd en/of krassen in de hals voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid, te weten dat het aan verdachte verweten geweld het in de tenlastelegging opgenomen lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, en gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 138 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 90 dagen
voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, in combinatie met een taakstraf voor de duur van 160 uren. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd kort en zakelijk weergegeven dat met een enkelvoudige fotoconfrontatie weliswaar behoedzaam dient te worden omgegaan, maar dat de resultaten daarvan wel voor het bewijs kunnen worden gebezigd. In dit geval is sprake van een betrouwbare herkenning van verdachte door aangever [slachtoffer 1] en getuige [naam] . Deze herkenning vindt daarnaast voldoende steun in de verklaring die zij hebben afgelegd. Zo verklaart aangever [slachtoffer 1] dat er een jongen was met een blauwe capuchon en een gouden tand. Deze jongen heeft [slachtoffer 2] geduwd. Aangever [slachtoffer 1] herkent verdachte vervolgens als degene met de blauwe capuchon en de gouden tand.
Volgens aangever [slachtoffer 1] is verdachte de persoon die [slachtoffer 2] geslagen heeft en was hij één van de grootste onruststokers. Ook getuige [naam] beschrijft iemand met een blauwe jas en een gekleurde tand. Getuige [naam] herkent verdachte als de persoon die bij het groepje stond dat om [slachtoffer 1] heen stond en hem in elkaar geslagen heeft. Verdachte heeft [slachtoffer 1] toen ook geslagen. Ondersteunend is voorts het proces-verbaal van aanhouding van verdachte waaruit blijkt dat verdachte kort na het geweldsincident is aangehouden en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Wolters waaruit blijkt dat verdachte nog dezelfde nacht door een aangever is herkend als de jongen die gevochten heeft. Deze aangever weet op dat moment bovendien te vertellen dat verdachte een gouden tand heeft, iets dat niet op de foto is te zien.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd kort en zakelijk weergegeven dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het tegen aangevers gepleegde groepsgeweld. Verdachte heeft dit stellig en consequent ontkend. De getuigen die het geweld tegen aangever [slachtoffer 1] van dichtbij hebben gezien, wijzen verdachte niet aan als dader. De andersluidende verklaring van getuige [naam] is onvoldoende betrouwbaar en kan om deze reden niet voor het bewijs worden gebruikt. Zijn verklaring staat haaks op die van de andere getuigen en is bovendien gebaseerd op de conclusie van de getuige dat verdachte aangever [slachtoffer 1] wel
moet hebbengeslagen en niet op zijn eigen waarneming dat verdachte aangever
heeftgeslagen. Ten aanzien van het tegen aangever [slachtoffer 2] gepleegde geweld, heeft alleen aangever [slachtoffer 1] belastend over verdachte verklaard. Zijn verklaring is evenwel onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te kunnen worden gebruikt nu aangever [slachtoffer 1] wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over de geweldshandelingen en de persoon die deze zou hebben gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 18 op 19 juni 2021 vindt er in park [naam] te Zwolle een zogenoemde blockparty plaats. Het is die nacht druk in het park en er zijn meerdere groepen jongeren aanwezig. Omstreeks 02:00 uur heeft er in het park een vechtpartij plaatsgevonden, waarbij een grote groep personen betrokken is geweest. Bij de vechtpartij hebben alle aangevers als gevolg van het tegen hen gepleegde geweld letsel opgelopen. Kort na de geweldplegingen worden 8 personen aangehouden, onder wie verdachte. Voor zijn aanhouding was verdachte al staande gehouden en gecontroleerd en zijn van hem twee zogenoemde full body-fotos gemaakt. Deze fotos zijn diezelfde nacht op het [naam] getoond aan aangevers en getuigen.
Verdachte wordt na het tonen van de fotos herkend als een van de geweldplegers. Verdachte heeft erkend dat hij in het park is geweest, maar heeft ontkend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan geweld jegens de slachtoffers. De rechtbank zal dienen te beoordelen of de herkenning van verdachte als een van de
geweldplegers kan worden gebezigd voor het bewijs.
Voor zover door aangevers dan wel door getuigen een signalement is opgegeven dat zodanig specifiek is dat dat kan passen bij de persoon van verdachte, dan wel dat verdachte is herkend tijdens de fotoconfrontatie ten tijde van de aanvullende verhoren, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat, bij het gebruik van de resultaten van een enkelvoudige fotoconfrontatie als bewijsmiddel, grote behoedzaamheid is geboden. Volgens vaste jurisprudentie heeft een enkelvoudige fotoconfrontatie een zwakkere bewijskracht dan een meervoudige fotoconfrontatie omdat een keuzemogelijkheid ontbreekt. Door het tonen van fotos van één verdachte kan aldus de overtuiging ontstaan dat de getoonde persoon wel de dader
moetzijn, zeker als het uiterlijk van de persoon op de foto enigszins overeenkomt met het uiterlijk van de dader zoals dat door een aangever of getuige in het geheugen is opgeslagen. Bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van een herkenning die gebaseerd is op een enkelvoudige fotoconfrontatie is onder meer de wijze waarop de enkelvoudige fotoconfrontatie en de herkenning hebben plaatsgevonden van groot belang.
Uit het procesdossier kan worden afgeleid dat kort na de geweldplegingen aan de aanwezigen ter plaatse door een verbalisant full body fotos van verdachte zijn getoond, die kort daarvoor nabij het park van verdachte zijn gemaakt. De rechtbank constateert dat op dat moment nog door geen van de aanwezigen een beschrijving van het signalement van de dader(s) was gegeven. De rechtbank constateert in het proces-verbaal van bevindingen dat hierover is opgemaakt voorts dat niet is vastgelegd aan wie de betreffende verbalisant de fotos heeft getoond, aan hoeveel personen dit is geweest en wie daar verder bij aanwezig zijn geweest, zodat de rechtbank niet kan vaststellen wie op dat moment al de fotos van verdachte hebben gezien. Ook is door verbalisant niet vastgelegd wie verdachte voor 100% heeft herkend als de jongen die gevochten heeft en wie bij het tonen van de fotos aanwezig zijn geweest, zodat de rechtbank voorts niet kan vaststellen wie op dat moment deze herkenning van verdachte hebben gehoord. Daarnaast is niet vastgelegd aan de hand van welke specifieke uiterlijke kenmerken verdachte is herkend. Tot slot constateert de rechtbank dat sprake is geweest van een (veel) grotere groep dan de 8 aangehouden verdachten. Niet kan worden vastgesteld of de uiterlijke kenmerken en kleding van anderen die ter plaatse aanwezig waren overeenkomen met de aangehouden verdachten.
Op grond van voornoemde omstandigheden kan de rechtbank niet uitsluiten dat de aanwezige aangevers en getuigen de getoonde fotos van verdachte, waarop te zien is dat hij licht getint is en een vest met een blauwe capuchon draagt, en de herkenning van verdachte als de dader, in hun geheugen hebben opgeslagen en dat dit hun eigen herinnering aan het geweld en de daders daarvan, (met het verloop van de tijd) onbewust heeft beïnvloed. Nu voorts niet duidelijk is wie van de aangevers en getuigen bij deze eerste fotoconfrontatie aanwezig zijn geweest, kan de rechtbank niet vaststellen of de verklaringen die door de aangevers en getuigen later bij de politie zijn afgelegd, gebaseerd zijn op hun eigen waarneming van het geweld of op een ingekleurde herinnering daaraan.
Nadat de fotos van verdachte reeds ter plaatse aan verschillende personen in elkaars aanwezigheid zijn getoond, zijn aangevers en getuigen enkele dagen hierna aanvullend gehoord waarbij fotobladen zijn getoond van de 8 aangehouden verdachten. Daarbij is, alvorens de fotos werden getoond, aan de aangevers en getuigen gemeld dat het ging om de (aangehouden) verdachten en de personen die wij op dit moment vast hebben zitten.
Deze suggestieve wijze van presenteren kan naar het oordeel van de rechtbank de overtuiging van de aangevers en getuigen dat de persoon op de foto (verdachte) ook de dader is, verder hebben beïnvloed.
Kijkend naar de grote mate van behoedzaamheid die moet worden betracht bij de te volgen werkwijze bij enkelvoudige fotoconfrontaties ter verkrijging van een betrouwbaar onderzoeksresultaat, bezien in het licht van de manier waarop in deze zaak met name de full body fotos van verdachte in het park zijn getoond aan een grote groep personen in elkaars aanwezigheid kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de resultaten van de confrontatie niet meer betrouwbaar kunnen worden geacht en daarmee niet kunnen worden gebezigd voor het bewijs.
De rechtbank constateert dat het strafdossier geen verklaringen bevat van getuigen van wie kan worden vastgesteld dat zij niet bij de eerste fotoconfrontatie in het park aanwezig zijn geweest én die voldoende consistent, gedetailleerd en specifiek hebben verklaard over de betrokkenheid van verdachte bij het geweldsincident, terwijl ook geen andere bewijsmiddelen, zoals bijvoorbeeld camerabeelden, voorhanden zijn waaruit blijkt van de betrokkenheid van verdachte bij het geweld.
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat het verdachte is geweest die in de nacht van 18 op 19 juni 2021 geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] of dat hij daaraan een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd, zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank beseft dat het onbevredigend is, in het bijzonder voor de slachtoffers, dat er na zoveel tijd geen antwoord wordt gegeven op de vraag wie alle personen zijn die verantwoordelijk zijn voor het gepleegde geweld.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 400,- ter zake van materiële schade en 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 3] tot een bedrag van 89,79 ter zake van materiële schade en 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 4] tot een bedrag van 264,- ter zake van materiële schade en 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 5] (door tussenkomst van mr. M.L. de Jong, advocaat te Meppel) tot een bedrag van 2.420,30 ter zake van materiële schade en 2.250,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Voorts is verzocht om vergoeding van proceskosten ten bedrage van 2.292,95.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten waaruit de schade van de benadeelde partijen zou zijn ontstaan niet bewezen en spreekt verdachte daarvan geheel vrij. De rechtbank zal de benadeelde partijen om die reden niet ontvankelijk verklaren in hun vordering.
Benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
De rechtbank constateert dat het tegen de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gepleegde geweld niet aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de hieruit voortvloeiende schade reeds om deze reden niet aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering

Vordering na voorwaardelijke veroordeling 13/236446-20

Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, kan niet worden geoordeeld dat de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank zal daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling 13/684040-19

Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, kan niet worden geoordeeld dat de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank zal daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 2]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 3]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 4]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 5]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 13/236446- 20:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de Rechtbank Amsterdam van 23 november 2020.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 13/684040- 19:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de Rechtbank Amsterdam van 9 juli 2020.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Eising, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze
rechtbank op 18 juli 2024.