ECLI:NL:RBNNE:2024:2748

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
08-161022-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van openlijk geweld in Zwolle

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld gepleegd in een park te Zwolle op 19 juni 2021. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij een significante of wezenlijke bijdrage had geleverd aan het openlijke geweld. Tijdens de zitting op 12 juni 2024 en de sluiting van het onderzoek op 18 juli 2024, was de verdachte niet persoonlijk aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R.J.E. Berfelo. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

De tenlastelegging omvatte verschillende geweldshandelingen tegen meerdere slachtoffers, waaronder het slaan en trappen van slachtoffers, wat resulteerde in lichamelijk letsel. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet betrokken was bij het geweld. De rechtbank overwoog dat de verklaringen van de aangevers en getuigen inconsistent waren en dat er geen eenduidig bewijs was dat de verdachte bij het geweld betrokken was. De rechtbank concludeerde dat de herkenning van de verdachte door de getuigen onvoldoende betrouwbaar was en dat de omstandigheden waaronder de geweldpleging plaatsvond, de identificatie bemoeilijkten.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op en bepaalde dat de benadeelde partijen hun eigen proceskosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 08/161022-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juli 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juni 2024 (inhoudelijke behandeling) en 18 juli 2024 (sluiting onderzoek).
Verdachte is niet in persoon verschenen, doch bij gemachtigde mr. R.J.E. Berfelo, advocaat te Diemen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2021 te Zwolle openlijk, te weten in het Park [naam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
door die [slachtoffer 1] :
  • meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), en/of
  • meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), en/of
  • meermalen, althans eenmaal met een fles, althans enig (hard) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
door die [slachtoffer 2] :
  • vast te grijpen bij de keel en/of het lichaam en/of (vervolgens) te duwen, en/of
  • meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan,
door die [slachtoffer 3] :
  • meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan,
  • meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de ribben en/of het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of stampen (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag), en/of
door die [slachtoffer 4] :
- vast te grijpen bij de schouder en/of het lichaam en/of (vervolgens) met een fles, althans enig (hard) voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan,
en/of
door die [slachtoffer 5] :
  • vast te grijpen bij de arm en/of het lichaam en/of (vervolgens) om laag te trekken, en/of (vervolgens)
  • meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of te schoppen (terwijl die [slachtoffer 5] op de grond lag), en/of
  • met een fles, alhans enig (hard) voorwerp, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te slaan,
terwijl dit door hem en/of mededaders gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
een hoofdwond en/of een opgezwollen en/of blauwe hand voor die [slachtoffer 1] , en/of een afgebroken tand voor die [slachtoffer 3] , en/of een opgezwollen en/of blauw oog en/of jukbeen voor die [slachtoffer 4] , en/of een hoofdwond en/of een gebroken kootje van de middelvinger voor die [slachtoffer 5] , en/of opgezwollen jukbeenderen en/of een opgezwollen oogkas en/of bloeduitstortingen op het hoofd en/of krassen in de hals voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid, te weten dat het aan verdachte verweten geweld het in de tenlastelegging opgenomen lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, in combinatie met een taakstraf voor de duur van 180 uren. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd kort en zakelijk weergegeven dat sprake is van een betrouwbare herkenning van verdachte na enkelvoudige fotoconfrontatie door aangever [slachtoffer 1] , aangever [slachtoffer 2] , aangever [slachtoffer 3] ,
aangever [slachtoffer 5] en getuige [naam] . Deze herkenning vindt daarnaast voldoende steun in de verklaringen die getuige [naam] voorafgaand aan de fotoconfrontatie heeft afgelegd over het signalement van de daders en de door hen gepleegde geweldshandelingen, het proces-verbaal van aanhouding van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het tegen de aangevers gepleegde (groeps)geweld. Verdachte heeft bij de politie stellig ontkend geweld te hebben gepleegd of daarbij aanwezig te zijn geweest. De enige voor verdachte belastende verklaring is die van aangever [slachtoffer 5] . Die verklaring is onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te kunnen worden gebruikt. Mocht de rechtbank die verklaring van [slachtoffer 5] wel betrouwbaar achten, dan is sprake van slechts één belastende verklaring, waardoor ook dan onvoldoende wettig en overtuigend bewijs tegen verdachte voorhanden is. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat enkel het aanwezig zijn in een groep enkele uren voorafgaand aan het door die groep gepleegde geweld, onvoldoende is om vast te stellen dat verdachte een significante en/of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat (openlijk) geweld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Niet ter discussie staat dat in de nacht van 19 juni 2021, omstreeks 02:00 uur, in park [naam] te Zwolle vechtpartijen zijn ontstaan waaraan een groot aantal personen heeft deelgenomen en waarbij door een aantal personen van die groep fors en heftig geweld is gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Uit het strafdossier blijkt dat verdachte die bewuste nacht (en voorafgaande avond van 18 juni 2021) in het park aanwezig is geweest en dat hij, ongeveer twee uur vóór het geweldsincident, door verbalisant [naam] is aangesproken op zijn negatieve gedrag. Daarbij is aan verdachte te verstaan gegeven dat hij moest stoppen met ruzie zoeken en mensen uitlokken.
Het strafdossier bevat meerdere verklaringen van aangevers en getuigen over het geweldsincident en de personen die dit geweld zouden hebben gepleegd. Alle aangevers
en getuigen verklaren dat het om een groep jongens gaat, waarvan het merendeel donker getint is. Meerdere aangevers en getuigen verklaren voorts dat deze jongens allemaal hetzelfde type donkere (sport)kleding droegen, met uitzondering van één van hen die een grijs trainingspak aanhad. Ook hadden alle jongens een pet op of een capuchon over het hoofd. De rechtbank stelt vast dat geen van de aangevers en getuigen in hun verklaring een op verdachte passend signalement heeft gegeven. Dit is opvallend, gelet op de kleding die verdachte die bewuste avond droeg: verdachte was nagenoeg geheel in het wit gekleed, te weten een witte broek, een wit t-shirt met op de voorkant een afbeelding van een grote rode stierenkop, een witte pet en slippers.
Bij de (enkelvoudige) fotoconfrontatie die, met toestemming van de zaaksofficier van justitie, aansluitend op de (aanvullende) verhoren van aangevers en getuigen heeft plaatsgevonden, is verdachte door aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en getuigen [naam] en [naam] herkend. Bij het zien van het fotoblad van verdachte verklaart [slachtoffer 1] de pet van verdachte te herkennen. Hij
verklaart vervolgens dat het kan zijn dat verdachte op [slachtoffer 2] afging, maar hij kan dit niet met 100% zekerheid zeggen. [slachtoffer 2] verklaart verdachte te herkennen. Volgens [slachtoffer 2] was verdachte aanwezig bij het groepje dat de mishandeling heeft gepleegd. Ook [slachtoffer 5] verklaart verdachte te herkennen. Hij verklaart als enige over een concrete, door verdachte gepleegde geweldshandeling, te weten dat verdachte de persoon is die [slachtoffer 3] in het gezicht heeft geschopt. [naam] verklaart bij het zien van de foto van verdachte dat dit mogelijk de lange jongen is die [slachtoffer 3] heeft geslagen. [naam] herkent zijn gezicht en petje wel, alleen had hij een donker kledingstuk met capuchon eroverheen aan. [naam] wijst verdachte aan als de lange donkere jongen die [slachtoffer 1] heeft geschopt toen deze al op de grond lag. Daarbij merkt [naam] wel op dat verdachte mogelijk een zwart vest aanhad.
Naast deze positieve fotoherkenningen van verdachte zijn er ook aangevers en getuigen die bij het zien van het fotoblad van verdachte, met zoveel woorden aangeven hem niet te herkennen als een van de geweldplegers. [slachtoffer 3] verklaart dat verdachte voor zijn gevoel niet hoort bij de groep jongens die geweld tegen hem, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben gepleegd. Ook getuige [naam] twijfelt bij het zien van de foto van verdachte. Hij verklaart niet zeker te weten of verdachte bij de mishandelingen aanwezig is geweest. [naam] herkent wel het gezicht van verdachte, maar zijn kleding herkent hij nadrukkelijk niet. [slachtoffer 4] verklaart verdachte niet te herkennen en getuige [naam] verklaart verdachte niet te hebben gezien.
De rechtbank stelt vast dat uit de afgelegde verklaringen geen eenduidig beeld naar voren komt over betrokkenheid van verdachte bij het openlijk geweld. Aangevers en getuigen verklaren wisselend over de aanwezigheid van verdachte bij het geweld én over de geweldshandelingen die verdachte (tegen verschillende slachtoffers) zou hebben gepleegd. Bovendien zijn [slachtoffer 1] en [naam] niet stellig in hun herkenning van verdachte. Voorts heeft geen van de aangevers en getuigen een passend signalement van verdachte gegeven, terwijl hij die bewuste avond opvallend gekleed was (geheel in het wit), en heeft ook geen van de aangevers en getuigen specifieke, onderscheidende uiterlijke kenmerken kunnen noemen aan de hand waarvan zij verdachte hebben herkend. De rechtbank acht het daarnaast opvallend dat zowel getuige [naam] als getuige [naam] verdachte herkennen, maar daarbij wel de kanttekening plaatsen dat hij op de bewuste avond mogelijk donkere bovenkleding aan had. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam] met daarin een beschrijving van het signalement van verdachte eerder die bewuste avond/nacht, in combinatie met de foto die van verdachte na zijn aanhouding op het politiebureau is gemaakt, lijkt evenwel te volgen dat verdachte - zoals hij ook zelf heeft verklaard- de hele avond geheel in het wit gekleed was, zodat de rechtbank ten aanzien van de herkenning van [naam] en die van [naam] niet kan uitsluiten dat daarbij sprake is geweest van (persoons)verwisseling. Dit geldt te meer nu uit het procesdossier blijkt dat sprake is geweest van een groep van 10 tot 15 personen, terwijl deze personen niet allemaal aangehouden zijn.
Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van de wijze waarop de fotoconfrontatie heeft plaatsgevonden nog het volgende. Door verbalisanten zijn fotobladen getoond van de (aangehouden) verdachten en de personen die wij op dit moment vast hebben zitten, waarna aan de aangevers en de getuigen is gevraagd of zij een van de personen op de foto herkennen. Deze suggestieve wijze van presenteren kan naar het oordeel van de rechtbank de herkenning en/of overtuiging van aangevers en getuigen, dat de persoon op de foto (verdachte) ook de dader is, hebben beïnvloed.
Op grond van voorgaande overwegingen, acht de rechtbank -anders dan de officier van justitie- de herkenning van verdachte door aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en getuigen [naam] en [naam] onvoldoende betrouwbaar om daaraan in bewijsrechtelijke zin doorslaggevende betekenis toe te kennen. Naast de voorgaande overwegingen heeft de rechtbank hierbij ook in aanmerking
genomen de omstandigheden waaronder de aangevers en getuigen de daders van het geweld moeten hebben gezien. Het was donker in het park en er waren in korte tijd twee (elkaar direct opvolgende) heftige geweldsincidenten waarbij een grote groep personen betrokken was. Dat verdachte twee uur voor het incident door surveillerende agenten is aangesproken op zijn gedrag, heeft verder geen bewijswaarde voor de geweldplegingen als aan verdachte tenlastegelegd.
Verdachte heeft bij de politie stellig ontkend geweld tegen (een van de) aangevers te hebben gepleegd. Op de bewuste avond was hij met twee vrienden in het park. Hij stond helemaal aan de achterkant van een veld te praten met een meisje toen hij opeens zag dat zijn vrienden zijn kant op renden. Omdat hij daarnaast ook zwaailichten zag, is hij samen met zijn vrienden het park uit gerend. Van een vechtpartij heeft hij niets gezien. Deze verklaring kan op basis van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting niet zonder meer als ongeloofwaardig of onaannemelijk terzijde worden gesteld.
Nu het strafdossier geen (objectieve) bewijsmiddelen bevat aan de hand waarvan de betrokkenheid van verdachte bij het openlijk geweld kan worden vastgesteld, is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit geweld heeft gepleegd of dat hij daaraan een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 400,- ter zake van materiële schade en 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 3] tot een bedrag van 89,79 ter zake van materiële schade en 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 4] tot een bedrag van 264,- ter zake van materiële schade en 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 5] (door tussenkomst van mr. M.L. de Jong, advocaat te Meppel) tot een bedrag van 2.420,30 ter zake van materiële schade en 2.250,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Voorts is verzocht om vergoeding van proceskosten ten bedrage van 2.292,95.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit waaruit de schade van de benadeelde partijen zou zijn ontstaan niet bewezen en spreekt verdachte daarvan geheel vrij. De rechtbank zal de benadeelde partijen om die reden niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 2]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 3]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 4]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 5]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. H.R. Eising, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2024.