De rechtbank Noord-Nederland heeft op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld gepleegd in een park te Zwolle op 19 juni 2021. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij een significante of wezenlijke bijdrage had geleverd aan het openlijke geweld. Tijdens de zitting op 12 juni 2024 en de sluiting van het onderzoek op 18 juli 2024, was de verdachte niet persoonlijk aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R.J.E. Berfelo. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.
De tenlastelegging omvatte verschillende geweldshandelingen tegen meerdere slachtoffers, waaronder het slaan en trappen van slachtoffers, wat resulteerde in lichamelijk letsel. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet betrokken was bij het geweld. De rechtbank overwoog dat de verklaringen van de aangevers en getuigen inconsistent waren en dat er geen eenduidig bewijs was dat de verdachte bij het geweld betrokken was. De rechtbank concludeerde dat de herkenning van de verdachte door de getuigen onvoldoende betrouwbaar was en dat de omstandigheden waaronder de geweldpleging plaatsvond, de identificatie bemoeilijkten.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op en bepaalde dat de benadeelde partijen hun eigen proceskosten moesten dragen.