ECLI:NL:RBNNE:2024:2695

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
LEE 23/03002
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.S. Schür
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen een brief van DUO

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een brief van DUO beoordeeld. Eiser had op 25 april 2023 een klacht ingediend bij DUO, die op 3 mei 2023 door verweerder werd beantwoord. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser op 29 juni 2023 niet-ontvankelijk, wat eiser aanvecht. De rechtbank behandelt de vraag of de brief van 3 mei 2023 als een besluit kan worden aangemerkt.

De rechtbank concludeert dat de brief van 3 mei 2023 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze niet gericht was op rechtsgevolg. Eiser had in 2022 een aanvraag ingediend voor de geldelijke waarde van het studentenreisproduct, welke was afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de brief van 3 mei 2023 geen beslissing bevatte over de rechten of verplichtingen van eiser, en dat er geen rechtsgeldig bezwaar kon worden gemaakt tegen deze brief.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 juli 2024, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3002

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Bouhuys).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het
niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar. Eiser had dat bezwaar ingesteld tegen een brief van DUO van 3 mei 2023, waarin DUO reageerde op een klacht van hem. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op 29 juni 2023. De rechtbank noemt dit besluit hierna ‘het bestreden besluit’.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze procedure alleen of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft geacht.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. Het beroep is daarom ongegrond. Eiser krijgt ongelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
Eiser heeft in 2022 een aanvraag bij verweerder gedaan om hem voor zijn studieperiode de geldelijke waarde van het studentenreisproduct toe te kennen, omdat hij hiervan door ziekte of handicap geen gebruik kon maken. Die aanvraag heeft verweerder afgewezen.
3.2.
Op 25 april 2023 heeft eiser een klacht ingediend bij verweerder. In die klacht heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat verweerder zich schuldig maakt aan ongelijke behandeling en discriminatie en heeft hij zijn eerdere verzoek herhaald.
3.3.
In een afdoeningsbrief van 3 mei 2023 reageert verweerder als volgt op de klacht:
“uw klacht van 25-4-2-23Via uw klacht uit u uw ongenoegen over het feit dat er voor mensen met uw beperkingen geen oplossing is voor reiskostenvergoeding anders dan het reisproduct dat DUO aanbiedt. U verzoekt om coulance vanuit DUO.Ik begrijp dat dit een hele vervelende situatie is voor u en heb en onderzoek ingesteld. Hierover kan ik u het volgende mededelen:Het gebruik van het studentenreisproduct en eventuele vergoedingen is vastgelegd in wet- en regelgeving. Het onderwerp van uw klacht is dus de (inhoud van) wet- en regelgeving op zich. Daarover kan bij een organisatie die de wet- en regelgeving niet opstelt maar alleen uitvoert niet worden geklaagd, een klachtenprocedure is daarvoor niet bedoeld. Daarin kan het alleen gaan om de vraag of de wet- en regelgeving behoorlijk door de uitvoeringsorganisatie wordt toegepast en/of u door (medewerkers van) die organisatie correct wordt behandeld, geïnformeerd etc.Ik kan uw klacht over de regelgeving op zich dan ook niet verder in behandeling nemen.Uw grieven zult u kenbaar moeten maken aan de wetgever c.q. politiek. (…)”
Verweerder heeft eiser gewezen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Nationale ombudsman.
Is de brief van 3 mei 2023 een besluit?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat de brief van verweerder van 3 mei 2023 een besluit is, waartegen bezwaar en beroep open stonden. Eiser voert aan dat hij op 25 april 2023 (ook) een aanvraag heeft ingediend bij verweerder, die verweerder in de brief van 3 mei 2023 ten onrechte (impliciet) heeft afgewezen of waarop verweerder heeft geweigerd te beslissen.
4.1.
Volgens verweerder is de brief van 3 mei 2023 geen besluit omdat hierin geen beslissing is genomen over eisers rechten of verplichtingen. Als de klacht gedeeltelijk zou moeten worden opgevat als een aanvraag, is hierop geen beslissing genomen. De brief van 3 mei 2023 bevat geen weigering om op een aanvraag te beslissen.
4.2.
De rechtbank overweegt het volgende. In de brief van 3 mei 2023 heeft verweerder gereageerd op eisers klacht en hem uitgelegd dat hij bij verweerder niet terecht kan voor protest tegen de wet- en regelgeving. Verweerder voert die regelgeving alleen uit, maar stelt deze niet op. De afdoeningsbrief heeft niets veranderd in de rechtsverhouding tussen eiser en verweerder. Eiser heeft niet meer of minder rechten gekregen dan hij daarvoor had. Omdat de brief niet gericht was op rechtsgevolg, is deze brief geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. [1] Hiertegen kon eiser dus geen rechtsgeldig bezwaar maken. Overigens is het als gevolg van de bijzondere regeling van de klacht(behandeling) in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het algemeen niet mogelijk om bezwaar en beroep in te stellen tegen beslissingen over een klacht(behandeling). Verweerder heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.S. Schür, rechter, in aanwezigheid van K.D. Bosklopper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat blijkt uit de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afd. 10 maart 2004, LJN AO5219 en AB 2004, 445). Uit de toelichting op artikel 9:12 Awb blijkt de bedoeling van de wetgever op dit punt: Kamerstukken II 1997/1998, 25 837, nr. 3, p. 22.