Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
Feiten
Partijen
Werknemer
1. Werknemer is werkzaam in fase A voor bepaalde tijd. Op deze detacheringsovereenkomst is het uitzendbeding niet van toepassing.
2. Deze detacheringsovereenkomst wordt aangegaan onder de volgende voorwaarden:
3. Gedurende de looptijd van fase A is de loondoorbetalingsverplichting uitgesloten. Werkgever is daarmee aan Werknemer alleen loon verschuldigd als er daadwerkelijk arbeid is verricht.
In de aangifte hebt u inkomsten van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) aangegeven als inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking. Echter heeft het UWV aan ons doorgegeven dat deze inkomsten vallen onder de groene tabel binnen de loonheffingen. Dat houd in dat dit geen inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking zijn, maar inkomsten uit vroegere dienstbetrekking. Dit kan invloed hebben op de arbeidskorting. In artikel 8.1 lid 2 en 8.11 Wet inkomstenbelasting 2001 kunt u lezen wat tot het arbeidsinkomen toe wordt gerekend. Ik zal een kopie van de wetsartikelen meesturen als bijlage.(…)”
U kon aan de behandeling van de aangifte van 2019 en de behandeling van het bezwaar dat u tegen de definitieve aanslag over 2019 had ingediend het vertrouwen ontlenen dat een WAZ-uitkering en een WW-uitkering beschouwd zouden worden als inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking. Bij dezen zeg ik het vertrouwen dat u hieraan kon ontlenenper direct op.Dit houdt in dat het betreffende onderdeel uit de aangifte vanaf het belastingjaar 2023 opnieuw beoordeeld kan worden. Dit betekent in dit geval dat een WAZ-uitkering en een WW-uitkering aangegeven moeten worden als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking.
U hebt het recht om gehoord te worden. Dit betekent dat u uw bezwaar mondeling aan mij toelicht in een hoorgesprek. Dit mag -op afspraak- op een kantoor van de Belastingdienst, telefonisch of via een videoverbinding.
Ik wil mijn recht om gehoord te worden behouden . En bepaal zelf wel welke voorwaarden en het tijdstip . Uw genoemde voorwaarden accepteer ik niet .( wij hebben geen vertrouwens relatie ) (…)”.
In uw reactie geeft u aan gebruik te willen maken van uw hoorrecht. Mijn voorkeur gaat uit naar een telefonisch hoorgesprek, al dan niet met videoverbinding, maar u kunt er ook voor kiezen het hoorgesprek fysiek te laten plaatsvinden.
- Dinsdag 6 december om 11:00 uur
- Donderdag 8 december om 13:00 uur
- Dinsdag 13 december om 13:30 uur
Alvorens ik uitspraak ga doen, stel ik u nogmaals in de gelegenheid uw bezwaar toe te lichten tijdens een hoorgesprek. Mijn voorkeur gaat uit naar een telefonisch hoorgesprek, al dan niet met videoverbinding, maar u kunt er ook voor kiezen het hoorgesprek fysiek te laten plaatsvinden. Ik stel u de volgende data voor:
- Woensdag 27 december 2022 om 11:00 uur
- Dinsdag 10 januari 2023 om 13:30 uur
- Donderdag 12 januari 2023 om 11:00 uur
Ik geef u nogmaals aan dat ik gehoord wil worden maar dat kan pas nadat ik alle feiten ,ook van uw kant heb kunnen bestuderen. Voor dat bestuderen heb ik als , leek een redelijke termijn nodig . Ik schat dat in op 14 dagen . Ik heb u over het horen al medegedeeld dat ik zelf de voorwaarden bepaal en niet die van uw dienst aanvaard . In uw brief van 2 dec 2022 bent u daar niet ondubbelzinnig op in gegaan maar dat neemt niet weg dat u het ook niet ondubbelzinnig afwijst zodat ik nu mag aannemen dat u mij volgt . Bij gebrek van uw motivering ,14 dagen vooraf kan ik dus geen datum prikken ,dat zult u begrijpen (…)”.
Alvorens ik uitspraak ga doen, stel ik u voor een laatste keer in de gelegenheid uw bezwaar toe te lichten tijdens een hoorgesprek. Mijn voorkeur gaat uit naar een telefonisch hoorgesprek, al dan niet met videoverbinding, maar u kunt er ook voor kiezen het hoorgesprek fysiek te laten plaatsvinden. Ik stel u de volgende data voor:
- Dinsdag 20 juni 2023 om 10:00 uur
- Donderdag 22 juni 2023 om 13:30 uur
- Dinsdag 27 juni 2023 om 11:00 uur
Ik heb al aangegeven dat ik gehoord wil worden ,maar dat kan alleen als ik al de feiten ken die u aanvoert.
In mijn brieven van 3 november 2022, 2 december 2022, 23 december 2022 en 2 juni 2023 heb ik u gewezen op de mogelijkheid om gebruik te maken van het hoorrecht. U hebt hiervan geen gebruik gemaakt. Ik heb daarom besloten nu uitspraak te doen op het bezwaarschrift overeenkomstig voormelde brief.”
Beoordeling door de rechtbank
nietvan toepassing is (zie 2.2). Dit houdt volgens de rechtbank in dat eiser in het geval hij ziek wordt, recht heeft op doorbetaling van zijn salaris. Van 20 januari 2020 tot en met 18 maart 2020 ontvangt eiser een WW-uitkering. Van 19 maart 2020 tot en met 31 december 2020 heeft eiser een ZW-uitkering ontvangen.
.De inspecteur wijst erop dat eiser voorafgaand aan de ZW-uitkering een WW-uitkering ontving, maar dat is een uitwerking van de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uitsluitingsclausule van de loondoorbetalingsverplichting. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij [beroep in de bouw] is en dat dit seizoensgebonden werk is. In zijn contract is daarom opgenomen dat hij enkel betaald krijgt als hij werkt (zie 2.2.) en dat hij niet betaald krijgt als er geen werk is. Dit betekent echter niet dat hij geen arbeidsovereenkomst meer heeft. Eiser zijn arbeidsovereenkomst liep namelijk nog wel gewoon door en ook voor de gehele periode dat eiser een ZW-uitkering genoot in het jaar 2020. De arbeidsovereenkomst beslaat namelijk de periode 8 februari 2020 tot 10 februari 2021. Bij een eventuele betermelding was eiser dan dus ook geen WW-uitkering meer gaan genieten, maar had hij gewoon loon uit dienstbetrekking gekregen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de ZW-uitkering wel dient te worden gerekend tot het arbeidsinkomen. Het arbeidsinkomen van eiser voor het jaar 2020 moet daarom € 34.407 zijn (zie 2.6.). De conclusie is dan ook dat de door de inspecteur berekende arbeidskorting te laag is geweest en dat eiser recht heeft op een arbeidskorting van € 3.810. [5]
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
arbeidsinkomen: het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de belastingplichtige met tegenwoordige arbeid is genoten als winst uit een of meer ondernemingen, loon en resultaat uit een of meer werkzaamheden.
arbeidsinkomenwordt tevens gerekend:
arbeidsinkomenmet een maximum van € 279, vermeerderd met:
arbeidsinkomenvoor zover dat meer bedraagt dan € 9.921, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a en b niet meer bedraagt dan € 3.595, alsmede vermeerderd met:
arbeidsinkomenvoor zover dat meer bedraagt dan € 21.430, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a, b en c niet meer bedraagt dan € 5.532, en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met:
arbeidsinkomenvoor zover dat meer bedraagt dan € 34.594.
arbeidsinkomenniet meer bedraagt dan € 34.954, bedraagt de arbeidskorting ten minste de volgens artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964 toegekende arbeidskorting ter zake van het loon dat wordt belast volgens de loonbelastingtabellen, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van die wet, maar maximaal het in de eerste volzin, onderdeel c, als tweede vermelde bedrag.