ECLI:NL:RBNNE:2024:2689

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
18-226178-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door roekeloos rijgedrag met alcoholgebruik

Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 2 september 2022. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed onder invloed van alcohol met een snelheid tussen de 191 en 210 km/uur op een weg waar 80 km/uur was toegestaan. Tijdens het rijden verloor hij de controle over zijn voertuig, botste tegen een verhoogde middengeleider en raakte een fietser, mevrouw [slachtoffer], die door de aanrijding overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich roekeloos had gedragen, wat de zwaarste gradatie van schuld inhoudt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaren geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf van drie jaren op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich bewust was van de risico's van zijn gedrag en dat zijn acties ernstige gevolgen hadden voor de slachtoffers en hun nabestaanden. De rechtbank nam ook de inhoud van een reclasseringsrapport mee in haar overwegingen, maar zag geen reden om af te wijken van de standaardstraf voor dit soort delicten. Het vonnis werd uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten benadrukte en de noodzaak van een strenge straf onderstreepte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.226178.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 juli 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juli 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 september 2022 te [adres] , gemeente Súdwest-Fryslân als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, immers verdachte,
- terwijl hij onder invloed was van alcohol, te weten 275 microgram alcohol per liter
uitgeademde lucht, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven en/of
- met zijn motorrijtuig (een personenauto, merk Mercedes-Benz, met kenteken
[kenteken] ) met een snelheid van/tussen 191 en 210 kilometer per uur gereden - op een weg waar 80 km per uur is toegestaan- in ieder geval met een (veel te) hoge snelheid aldaar heeft gereden en/of
- nabij de kruising van genoemde [adres] met de [adres] de
controle over zijn motorrijtuig is kwijtgeraakt nadat hij met de linker wielen van zijn motorrijtuig een verhoogde midden geleider op die weg raakte en/of (vervolgens)
  • met zijn motorrijtuig in de rechterberm is terechtgekomen en/of daarbij een met de achterzijde van zijn motorrijtuig een boom heeft geschampt en/of (vervolgens)
  • met zijn motorrijtuig op het zich aldaar bevindende brom/fietspad is
terechtgekomen en/of daarbij de zich aldaar rijdende/bevindende fietser [slachtoffer] met de voorkant van zijn motorrijtuig heeft aangereden en/of
geraakt en/of (vervolgens)
- met zijn motorrijtuig die fietser heeft meegenomen/meegesleurd en/of
(vervolgens) is terechtgekomen in een naastgelegen sloot, waardoor die fietser, althans een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1946) werd gedood,
zulks terwijl het verkeersongeval werd veroorzaakt of mede werd veroorzaakt doordat hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
2.
hij op of omstreeks 2 september 2022 te [adres] , gemeente Súdwest-Fryslân als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto (merk Mercedes, met kenteken [kenteken] ), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 275 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten. De officier van justitie heeft gesteld dat ten aanzien van feit 1. de schuldgradatie van 'roekeloosheid' bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewijsbaarheid van de feiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich als bestuurder van een personenauto roekeloos heeft gedragen. Verdachte heeft een aantal ernstige verkeersfouten gemaakt. Hij is een auto gaan besturen terwijl hij veel had gedronken om dat te mogen doen als beginnend bestuurder en hij reed op het moment
van het ongeval met een zeer hoge snelheid. Beide verkeersovertredingen worden omschreven in artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De snelheid waarmee verdachte reed was extreem hoog gezien de betreffende weg; verdachte reed tussen de 191 en 210 km/uur waar 80 km/uur was toegestaan en de weg maakte ter plaatse van het ongeval een lichte bocht waarin de verdachte onvoldoende rechts heeft gehouden en tegen de verhoogde midden geleider is gebotst. Verdachte heeft door deze buitengewoon onvoorzichtige gedragingen zeer ernstig gevaar in het leven geroepen voor andere weggebruikers en verdachte was zich daarvan ook bewust. Daarmee is de zwaarste gradatie van schuld, in de vorm van roekeloosheid, aan verdachte toe te rekenen.
De opgave van de bewijsmiddelen luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 02 juli 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2023, opgenomen op pagina 85 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaakregistratienummer PL0100-2022232337 d.d. 2 oktober 2023, inhoudend de verklaring van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed d.d. 6 september 2023, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten en een afdruk van het ademanalyseformulier;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanrijding d.d. 4 september 2023, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensische opsporing verkeer d.d. 2 september 2023, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2022, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant;
een (herzien) deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2022.11.15.128, d.d. 10 juli 2023 opgemaakt, inhoudend de verklaring van de deskundige.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 2 september 2022 te [adres] , gemeente Súdwest-Fryslân als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos rijgedrag,
immers heeft verdachte,
- gereden terwijl hij onder invloed was van alcohol, te weten 275 microgram alcohol per liter
uitgeademde lucht, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven en
- met zijn motorrijtuig (een personenauto, merk Mercedes-Benz, met kenteken [kenteken] ) met een snelheid van/tussen 191 en 210 kilometer per uur gereden -op een weg waar 80 km per uur is toegestaan- en
  • nabij de kruising van genoemde [adres] met de [adres] de controle over zijn motorrijtuig is kwijtgeraakt nadat hij met de linker wielen van zijn motorrijtuig een verhoogde midden geleider op die weg raakte en vervolgens
  • met zijn motorrijtuig in de rechterberm is terechtgekomen en daarbij een met de achterzijde van zijn motorrijtuig een boom heeft geschampt en vervolgens
  • met zijn motorrijtuig op het zich aldaar bevindende brom/fietspad is terechtgekomen en daarbij de zich aldaar rijdende/bevindende fietser [slachtoffer] met de voorkant van zijn motorrijtuig heeft aangereden en vervolgens
  • met zijn motorrijtuig die fietser heeft meegenomen/meegesleurd en vervolgens is terechtgekomen in een naastgelegen sloot,
waardoor die fietser, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1946), werd gedood,
zulks terwijl het verkeersongeval werd veroorzaakt doordat hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 2 september 2022 te [adres] , gemeente Súdwest-Fryslân als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto (merk Mercedes, met kenteken [kenteken] ), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 275 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op

de eendaadse samenloop van:

1. Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat uit roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

en

2. Overtreding van artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren in combinatie met een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland van 17 juni 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank beschouwt de bewezenverklaarde en gekwalificeerde feiten als eendaadse samenloop in de zin van artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en past alleen de strafbepaling van artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994 toe.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto roekeloos gedragen door met een extreem hoge snelheid en onder invloed van alcohol te rijden. In een flauwe bocht is de auto tegen de middengeleider gereden waardoor verdachte de controle over de auto verloor. De auto is in de berm terechtgekomen en heeft daar een boom geschampt. Vervolgens is de auto terechtgekomen op het fietspad en heeft daar de daar fietsende 76-jarige mevrouw [slachtoffer] geschept, waardoor zij is overleden. Volgens de nabestaanden stond zij nog volop in het leven en wordt zij ernstig gemist door de familie. Verdachte is schuldig aan haar dood. Hij heeft de keuze gemaakt om achter het stuur te stappen met een ademalcoholgehalte van - in ieder geval - 275 microgram. Daarnaast heeft hij de keuze gemaakt om te gaan rijden met een snelheid van ongeveer 200 km/uur op een weg waar hij maar 80 km/uur mocht rijden. Verdachte heeft daarbij de gok genomen dat het wel goed zou gaan, maar die gok heeft verkeerd uitgepakt.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien alle omstandigheden rondom dit dodelijke ongeval, oplegging van een gevangenisstraf aangewezen is.
De rechtbank betrekt bij haar afwegingen over de duur van de op te leggen gevangenisstraf en de keuze voor een eventueel voorwaardelijk deel daarvan, dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich roekeloos heeft gedragen in het verkeer. Dit is de zwaarste gradatie van schuld. De binnen de rechtspraak gehanteerde landelijke oriëntatiepunten geven aan dat een gevangenisstraf van drie jaren het uitgangspunt is voor de strafoplegging van een dergelijk feit onder deze omstandigheden.
De rechtbank neemt de inhoud van het over verdachte gemaakte reclasseringsrapport mee bij haar afwegingen. Verdachte heeft erg veel spijt van zijn handelen en is zich sinds het ongeval nu bijna twee jaar geleden anders en meer verantwoordelijk gaan gedragen. Dat is op zich positief. De rechtbank ziet in de inhoud van het rapport of in hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting naar voren hebben gebracht, echter geen doorslaggevende argumenten om af te wijken van het hierboven genoemde vertrekpunt van drie jaren gevangenisstraf. De rechtbank acht dit een passende straf in deze zaak. De rechtbank zal eveneens de door de officier van justitie geëiste ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Zowel de op te leggen gevangenisstraf als de langdurige bijkomende straf dienen in deze zaak met name als vergelding voor het aan mevrouw [slachtoffer] en haar familie aangedane leed. Daarnaast dient het als algemene waarschuwing voor andere verkeersdeelnemers om zich te onthouden van gedragingen die de verkeersveiligheid zeer ernstig in gevaar brengen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft een formulier met een verzoek tot schadevergoeding gedeeltelijk ingevuld. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij geen vordering tot schadevergoeding in wil dienen. De rechtbank beschouwt daarmee het verzoek tot schadevergoeding als ingetrokken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.

Ten aanzien van feit 1. voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen-
voor de tijd van vijf jaren.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2024.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.