ECLI:NL:RBNNE:2024:264

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
18-234062-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van partner met gevangenisstraf als gevolg

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn toenmalige partner gedurende een periode van acht maanden heeft mishandeld en een derde persoon heeft bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen mishandeling van zijn partner, aangeduid als [slachtoffer 1], en bedreiging van [slachtoffer 2]. De mishandelingen vonden plaats in Emmen en omvatten onder andere het slaan, stompen en het vastbinden van de partner. De rechtbank achtte de aangifte van [slachtoffer 1] betrouwbaar en steunde deze op verklaringen van getuigen, waaronder de ouders van het slachtoffer. De verdachte heeft tijdens de zitting ontkend dat zijn handelen zo ernstig was, maar de rechtbank oordeelde dat zijn gedrag een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer vormde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op van achttien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onder toezicht van de reclassering moet blijven en dat hij zich moet laten behandelen voor zijn problemen. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor de immateriële schade die zij hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer: 18/234062-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer: 18/208614-23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer: 18/188253-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 07 februari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 januari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

18/234062-23
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2022 tot en met 3 september 2023 te Emmen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
  • die [slachtoffer 1] meerdere malen en/of op meerdere tijdstippen tegen het hoofd en/of gezicht en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of
  • (in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 juli 2023 te Emmen) een tuinstoel, althans een (hard) voorwerp, tegen die [slachtoffer 1] aan te gooien en/of die [slachtoffer 1] tegen de grond te duwen en/of vervolgens, toen die [slachtoffer 1] op de grond lag, die [slachtoffer 1] vast te pakken en haar over de (scherpe) grindtegels en/of de grond te sleuren en/of mee te trekken en/of
  • (in of omstreeks de periode van 1 augustus 2023 tot en met 2 september 2023 te Emmen) meerdere malen (met kracht) tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of
  • (op of omstreeks 3 september 2023 te Emmen) die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of gezicht en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of met touwen de armen en/of benen van die [slachtoffer 1] vast te binden.
18/208614-23
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2023 te Emmen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "ik schoot nog naar jou, pam pam uit het raam, een kogel voor jou man", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of met zijn hand en/of zijn vingers een schietbeweging te maken in de richting van die [slachtoffer 2] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummers 18/234062-23 en 18/208614-23 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben over de bewijsbaarheid van het onder parketnummer 18/208614-23 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder parketnummer 18/234062-23 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De belastende verklaringen van aangeefster kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt nu zij onvoldoende betrouwbaar zijn. Aangeefster verklaart hierin tegenstrijdig en het dossier bevat berichten waarin aangeefster aangeeft door haar ouders te zijn gedwongen tot het doen van aangifte, onder de dreiging dat aangeefster anders haar dochtertje kwijtraakt. Na de aanhouding van verdachte heeft aangeefster bovendien geregeld contact gezocht met verdachte en uit alle gewisselde berichten en telefoongesprekken kan niet worden afgeleid dat daarbij bij aangeefster sprake was van enige angst voor, of druk vanuit verdachte. De verklaringen van de ouders van aangeefster zijn eveneens onvoldoende betrouwbaar, gelet op hun grote betrokkenheid rondom het doen van aangifte en de aanwezigheid van haar vader tijdens het opnemen van de aangifte. De ouders hebben zelf het ten laste gelegde ook niet waargenomen.
Los van de betrouwbaarheid van voornoemde verklaringen vinden de verklaringen van aangeefster geen steun in andere dossierstukken. Het bij aangeefster geconstateerde letsel kan evengoed het gevolg zijn van de ruwe (vrijwillige) seks en het scooterongeval waarover verdachte heeft verklaard. De tik, waarover verdachte in een telefoongesprek spreekt, moet hooguit worden geïnterpreteerd als wat geduw over en weer. Gelet op het voorgaande is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/234062-23
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) d.d. 11 september 2023, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023242779 d.d. 12 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ergens rond de kerstdagen van 2022 is de eerste keer geweest dat [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ] mij heeft mishandeld. Ik wilde graag de kerst van 2022 doorbrengen bij mijn ouders. [verdachte] werd hier erg kwaad om. Hij wilde de kerstdagen niet bij mijn ouders doorbrengen. Ik kan mij niet meer precies herinneren wat wij tegen elkaar hebben gezegd. Wat ik wel weet is dat [verdachte] op een bepaald moment fysiek werd. Ik weet dat hij mij toen heeft geslagen. Na deze eerste keer van fysiek geweld heeft er nog vele malen fysiek geweld plaats gevonden. Ik werd zeker één keer per week mishandeld. Soms was het zelfs zo dat ik meerdere dagen achter elkaar mishandeld werd.
In juli 2023 gingen [verdachte] en ik op vakantie naar Spanje. De dag voordat wij zouden vertrekken kregen [verdachte] en ik erge ruzie. De ruzie vond plaats in onze tuin. [verdachte] wilde eigenlijk niet op vakantie. De ruzie escaleerde. In het begin was [verdachte] tegen mij aan het schreeuwen. Op een bepaald moment zag ik dat hij een tuinstoel oppakte. Ik zag dat hij de tuinstoel naar mij toe gooide. Ik voelde vervolgens dat de tuinstoel met kracht tegen mij aan kwam. Dit deed pijn. Ik wilde vervolgens weglopen. [verdachte] pakte mij vervolgens vast. Ik probeerde hem weg te duwen. Dit lukte niet. Hij zette mij vervolgens op een tuinstoel neer. Hij duwde vervolgens de stoel omver terwijl ik er op zat. Op het moment dat ik op de grond lag sleurde hij mij over de grindtegels heen. Dit deed erg veel pijn. Ik had hierdoor ook veel schaafwonden op mijn rug.
De volgende dag zijn [verdachte] en ik op vakantie gegaan naar Spanje. Op het moment dat ik in Spanje was en in bikini liep zagen mijn ouders dat ik schaafwonden op mijn rug had. Mijn moeder vroeg toen aan mij hoe dit kwam. Ik durfde op dat moment niet tegen mijn ouders te zeggen dat ik vaak door [verdachte] werd mishandeld.
De dag nadat wij terug waren kregen [verdachte] en ik in de avond ruzie. De ruzie ging erover dat hij wilde dat ik afstand nam van mijn ouders. Op een bepaald moment begon [verdachte] mij ineens te slaan. Hij sloeg mij meerdere keren op mijn lichaam. Ik zag en voelde vervolgens dat hij mij met gebalde vuist hard in mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat hij mij op mijn linkeroog en op mijn neus raakte. Ik voelde heel erg veel pijn. Ik raakte vervolgens buiten bewustzijn. Toen ik weer bij bewustzijn kwam merkte ik dat mijn linkeroog helemaal dicht zat. Ik kon met dit oog niks meer zien. Ik zag vervolgens dat mijn hele bed onder het bloed zat. Ook voelde ik bloed uit mijn neus stromen. Ook voelde ik pijn onder mijn oog. Hier zat ook een wond en ik voelde er ook bloed uit stromen.
Na de mishandeling zag ik er verschrikkelijk uit. Ik zag dat mijn linkeroog dicht zat en dat ik een wond onder mijn oog had. Ook was mijn gezicht behoorlijk blauw. Ik voelde verder dat mijn neus gebroken was. Ik ben toen niet naar de dokter gegaan. Ik was bang dat het uit zou komen dat [verdachte] mij had mishandeld.
Een week na de mishandeling ben ik weer aan het werk gegaan. [verdachte] heeft toen een plan gemaakt wat ik moest gaan zeggen op mijn werk. Hij had bedacht dat ik op mijn scooter reed zonder helm en dat ik tegen de stoeprand aan was gereden en dat ik vervolgens op mijn gezicht was gevallen.
Op 3 september 2023 had ik wederom ruzie met [verdachte] . Ik kreeg een discussie met [verdachte] dat ik extra wilde werken om extra geld te verdienen voor mijn dochter. [verdachte] wilde niet dat ik extra ging werken. Tijdens de discussie ben ik naar boven gegaan. [verdachte] kwam vervolgens ook naar boven. Hij gaf mij vervolgens een klap achter op mijn hoofd. Hij deed dit met de vuist. Ik voelde hierdoor pijn. Door de klap viel ik op bed. [verdachte] had touw boven liggen. Hij pakte vervolgens dit touw. [verdachte] ging mij vervolgens vastbinden. Hij ging mijn benen en armen vastbinden. Doordat hij mij had vastgebonden had ik striemen/brandwonden op mijn enkel. Dit kwam doordat hij de touwen hard aantrok. Dit deed erg pijn. [verdachte] zei ook tegen mij: "Ik moet je vastbinden omdat je niet luistert". Uiteindelijk na ongeveer een kwartier heeft [verdachte] mij weer los gemaakt.
  • De fotos, als bijlage gevoegd bij de aangifte vanaf pag. 19;
  • De medische verklaring van [naam 4] , werkzaam bij de doktersdienst Groningen, van 08-09-2023, als bijlage gevoegd bij de aangifte vanaf pag. 25:
Naam: [slachtoffer 1]
Objectief: neusbrug wat dik en pijnlijk, linker bovenooglid dik, wat blauw linker enkel excoriatie, passend bij omsnoering
Subjectief triagist: (...) Algemeen: blauw oog / neus gebroken / brandwonden van vastbinden
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 september 2023, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] (vader van aangeefster):
V: [slachtoffer 1] en [verdachte] zijn samen bij jullie geweest in Spanje toen jij en jouw vrouw daar verbleven. Wanneer was dit?
A: 28 juli 2023
V: Heb je toen ze bij jullie waren in Spanje nog iets gezien aan [slachtoffer 1] wat kon duiden op letsel. A: Ja.
V: Je bent nu heel stellig. Wat heb je gezien?
A: Over haar hele rug allemaal schaafwonden. Die waren vers.
V: Als je zou moeten omschrijven hoe die verse schaafwonden er uit zagen, wat zeg jij dan?
A: Krassen en schuren. Op haar schouderbladen naar beneden over een lengte van ongeveer 30
centimeter naar beneden. Het was duidelijk zichtbaar vers zo als je je pas geschaafd hebt. Zaten wel korstjes op en was nog niet genezen.
V: Wat heb je waargenomen aan [slachtoffer 1] toen ze uiteindelijk bij jullie thuis kwam op 8 september 2023 en vertelde wat er tussen haar en [verdachte] aan de hand was?
A: Ze had nog letsel aan haar gezicht. Daarnaar gevraagd of het echt een scooter ongeluk was, barstte ze in tranen uit en vertelde wat er was gebeurd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 september 2023, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] (moeder van aangeefster):
V: Wanneer waren [verdachte] en [slachtoffer 1] bij jullie in Spanje in 2023?
A: 28 juli 2023 zijn ze bij ons gekomen en 10 dagen later weer terug gegaan naar Nederland. Dat was 7 augustus 2023 en op 8 augustus 2023 heeft hij, [verdachte] , [slachtoffer 1] in elkaar geslagen.
V: Wat viel je op toen je [slachtoffer 1] daar zag toen ze aan kwamen?
A: Ze zag er slecht uit en maakte een vermoeide indruk. Later zag ik toen [slachtoffer 1] kleding droeg waardoor je haar rug kon zien dat ze schaafplekken op haar rug had. Rare ronde korsten.
V: Wat deed jij toen jij dit zag?
A: Ik zei tegen haar: "Lieverd wat heb je toch op je rug?" Direct hierop reageerde [verdachte] en keek mij daarbij recht in de ogen met een big smile en zei: "Dat wil jij niet weten."
()
A: Donderdag, de 17e augustus hebben wij [slachtoffer 1] gezien en zagen wij dat ze letsel had aan het linker oog volgens mij.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 september 2023, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In de aanwezigheid van [slachtoffer 1] was haar vader [naam 1] . Vader verklaarde nog over een geluidsfragment te beschikken. Dit fragment zou vorige week vrijdag, 08 september 2023, zijn opgenomen nadat [slachtoffer 1] had besloten de relatie met [verdachte] te verbreken. Op dit fragment zou te horen zijn, volgens vader en [slachtoffer 1] , dat [verdachte] meerdere keren toegeeft [slachtoffer 1] te hebben mishandeld in het verleden. Vader heeft dit geluidsfragment naar mij [verbalisant 1] doorgestuurd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2023, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik beluisterde een geluidsfragment, dat ons was toegezonden door de vader van [slachtoffer 1] , [naam 1] .
Ik hoorde dat het geluidsfragment begon met een vrouwenstem en een mannenstem, dit zijn [slachtoffer 1] en [naam 1] . [slachtoffer 1] verder te noemen ' [slachtoffer 1] ' en [naam 1] verder te noemen
' [naam 1] '. Ik hoor een telefoon overgaan en dat er iemand opneemt en zegt 'madam' of iets dergelijks, dat is niet helemaal duidelijk. Het is een mannenstem, dit is [verdachte] , verder te noemen ' [verdachte] '.
()
- 02:17
[naam 1] 'Jongen, is niet waar, jongen hou toch op man. We zijn gisteren bij de huisartsenpost geweest, ze is onderzocht door een arts. Haar neus is gebroken, haar oogkas is gebroken, er zitten striemen om haar benen van dat jij haar vastgebonden hebt op bed. Gozer, alles loopt, alles loopt, de huisarts, de politie, alles loopt. Wat wil je nou dan toch?
[verdachte] 'Hoe dan vast.. Meisje wees alsjeblieft eerlijk .'
[naam 1] (lacht) 'Gozer, alsjeblieft, je hebt ook niet op haar oog geslagen? Wat wil je nou dan toch? Je hebt haar helemaal lens geslagen man, de dag nadat je van vakantie terugkomt.'
[verdachte] 'Ik heb één (1), ik heb één (1) tik uitgedeeld ja.'
- 4:24
[naam 1] 'Jij bent een man he? Dan sla je een vrouw?'
[verdachte] 'Ik heb meermalen gezegd dat ik het mezelf niet kan vergeven. Nooit niet.' ()
- 18:49
[verdachte] 'Ik weet dat ik één (1) keer een tik heb uitgedeeld en dat we ruzie hadden met elkaar. [naam 1] 'Je luistert niet, één (1) verkeerd botje, één (1) verkeerd botje en ze was dood geweest!' [verdachte] 'Ja dat hoor ik nu al drie keer en dat spijt me zeer.'
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster en haar ouders
De rechtbank stelt voorop dat zij de aangifte van [slachtoffer 1] betrouwbaar acht. De aangifte is authentiek en gedetailleerd, en beschrijft specifiek de aanleiding tot de geweldsincidenten. Aangeefster lijkt haar verwijten jegens verdachte daarbij niet te overdrijven op onderdelen waar dat mogelijk zou zijn. Als aangeefster zich geen specifieke details over een voorval herinnert, geeft zij dit ook aan. Dit maakt de aangifte tevens genuanceerd.
Op 17 januari 2024 heeft aangeefster bij de rechter-commissaris verklaard dat zij blijft bij de aangifte zoals zij die bij de politie heeft afgelegd. Over het contact dat aangeefster na de aanhouding van verdachte met hem heeft gezocht, en over de e-mails die zij in die periode aan hem heeft verzonden, legt aangeefster uit dat zij, hoe tegenstrijdig ook, nog steeds van verdachte hield. Over de e-mail die aangeefster aan een advocaat (mr. Wiersema) heeft verzonden en waarin zij schrijft door haar ouders te zijn gedwongen tot het doen van aangifte, geeft aangeefster bij de rechter-commissaris aan dat zij dit op verzoek van verdachte heeft gedaan, om te kijken of hij daardoor vrij zou kunnen komen. De opmerking van aangeefster, dat verdachte haar hier al vaak over had gebeld, vindt steun in het dossier. Uit de transcriptie van een op 9 oktober 2023 tussen aangeefster en verdachte vanuit de penitentiaire inrichting gevoerd telefoongesprek, volgt dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd: Zeg dat het anders is en dat je dit moest doen onder dwang of wat.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster over de spagaat waarin zij zat, goed te volgen en begrijpelijk. Gelet op al het voorgaande is er voor de rechtbank geen enkele aanleiding tot twijfel aan de betrouwbaarheid van de aangifte.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding tot twijfel aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de ouders van aangeefster. Uit het dossier kan de rechtbank enkel afleiden dat aangeefster betrokken ouders heeft die, nadat aangeefster durfde toe te geven door verdachte te worden mishandeld, wilden dat de waarheid aan het licht zou komen en die hun dochter wilden beschermen tegen het door verdachte uitgeoefende geweld. Uit hun betrokkenheid, of uit het gegeven dat aangeefsters vader (op enig moment) aanwezig is geweest tijdens het opnemen van de aangifte, kan niet worden afgeleid dat de ouders niet uit eigen waarneming zouden hebben verklaard, of dat zij hun verklaringen zouden hebben afgestemd op hetgeen aangeefster heeft verklaard.
Steunbewijs
Nu van het ten laste gelegde geen directe getuigen zijn, zal de rechtbank moeten beoordelen of er voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De aangifte vindt allereerst op onderdelen steun in de verklaringen van aangeefsters ouders. Aangeefster verklaart dat zij op de dag vóórdat zij en verdachte naar Spanje gingen, door verdachte is mishandeld, waarbij zij onder meer over scherpe grindtegels is gesleurd. Haar ouders verklaren dat zij op de dag dat aangeefster in Spanje aankwam, letsel hebben waargenomen op haar rug. Haar vader beschrijft daarbij dat het ging om krassen en schuren over een lengte van dertig centimeter en dat goed zichtbaar was dat de wonden vers waren.
Daarnaast hebben haar ouders op latere momenten letsel bij aangeefster waargenomen. Haar moeder heeft op 17 augustus 2023 letsel aan haar gezicht gezien en haar vader op 8 september 2023. De doktersdienst in Groningen heeft op 8 september 2023 eveneens letsel bij aangeefster waargenomen, te weten een dikke neusbrug, een dik linkerbovenooglid en een verwonding aan de linkerenkel die past bij omsnoering. Tot slot wordt de aangifte ondersteund door de transcriptie van een telefoongesprek waaruit volgt dat verdachte, geconfronteerd met letsel aan het gezicht van aangeefster, antwoordt dat hij één tik heeft gegeven, en dat dit hem spijt.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de juistheid van de aangifte en leidt de rechtbank uit alle genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, af dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd. De door de verdediging geschetste scenarios, dat het letsel op aangeefsters rug het gevolg is ruwe (vrijwillige) seks en dat het hoofdletsel het gevolg is van een scooterongeval, schuift de rechtbank daarom als ongeloofwaardig terzijde.
Parketnummer 18/208614-23
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/208614-23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023059947 d.d. 13 juni 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummers 18/234062-23 en 18/208614-23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/234062-23
hij in de periode van 24 december 2022 tot en met 3 september 2023 te Emmen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] meerdere malen en op meerdere tijdstippen tegen het hoofd en gezicht en lichaam te
slaan en te stompen en
  • (in de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 juli 2023) een tuinstoel tegen die [slachtoffer 1] aan te gooien en die [slachtoffer 1] op de grond te duwen en vervolgens, toen die [slachtoffer 1] op de grond lag, die [slachtoffer 1] vast te pakken en haar over de scherpe grindtegels te sleuren en
  • (in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 2 september 2023) die [slachtoffer 1] meerdere malen (met kracht) tegen het gezicht en hoofd en lichaam te slaan en te stompen en
  • (op 3 september 2023) die [slachtoffer 1] tegen het hoofd te stompen en met touwen de armen en benen van die [slachtoffer 1] vast te binden.
Parketnummer 18/208614-23
hij op 2 maart 2023 te Emmen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "ik schoot nog naar jou, pam pam uit het raam, een kogel voor jou man" en met zijn hand een schietbeweging te maken in de richting van die [slachtoffer 2] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/234062-23: mishandeling, meermalen gepleegd
Parketnummer 18/208614-23: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op
te leggen, voor de duur van 3 jaren. Het contactverbod dient betrekking te hebben op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en het locatieverbod op de [adres] .
Ten slotte heeft de officier van justitie aangegeven dat hij geen voorwaardelijk strafdeel vordert met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht, gelet op zijn standpunt met betrekking tot de, op 23 november 2023 ingediende, vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 27 december 2022 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit standpunt van de officier van justitie luidt: enerzijds afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging van de bij dat vonnis opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, en anderzijds verlenging van de proeftijd van dat vonnis met één jaar. Dit houdt dan in dat de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht, gekoppeld aan het voorwaardelijke strafdeel van het vonnis van 27 december 2022, doorlopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit om in geval van veroordeling een straf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de duur van het voorarrest. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen voor een verdenking van huiselijk geweld en heeft daarnaast verwezen naar de LOVS-richtlijnen en naar straffen opgelegd in vergelijkbare gevallen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 9 januari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 december 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van acht maanden schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige partner. In deze periode heeft hij aangeefster meermaals op haar lichaam en hoofd gestompt, heeft hij haar over grindtegels gesleurd en heeft hij haar vastgebonden; hij heeft aldus zonder enige terughoudendheid gebruik gemaakt van zijn fysieke overwicht op aangeefster. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van aangeefster. De mishandelingen vonden plaats in de woning van aangeefster, waar zij woonde met haar dochtertje. Op deze plek zou aangeefster zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. In een poging één van zijn heftigste geweldsexplosies te verhullen heeft verdachte er bij aangeefster op aangedrongen dat zij zou vertellen dat haar letsel het gevolg was van een scooterongeluk. Zelfs vanuit de penitentiaire inrichting, alwaar verdachte in een tijdsbestek van 22 dagen 318 keer telefonisch contact met aangeefster zocht, heeft verdachte gepoogd aangeefster ertoe te bewegen haar, voor hem belastende, verklaringen te wijzigen. Hierbij heeft hij geprobeerd aangeefster op te zetten tegen haar ouders, aan wie zij juist de steun ontleende om aangifte te durven doen.
Naast de mishandelingen heeft verdachte de ex-partner van aangeefster, aangever [slachtoffer 2] met wie aangeefster een dochtertje heeft met de dood bedreigd.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte nog in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling wegens geweldsdelicten en bovendien onder toezicht stond van de reclassering. Op basis van verdachtes delictverleden en de onderhavige verdenking acht de reclassering het risico op recidive hoog, waarbij zij in haar advies opmerkt dat het geweld in ernst lijkt toe te nemen. Voorts houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met het feit dat verdachte ten aanzien
van de mishandelingen van aangeefster geen enkele verantwoordelijkheid neemt.
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank oplegging van een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De rechtbank ziet, gelet op de aard, de duur en de ernst van het door verdachte toegepaste geweld, aanleiding een fors hogere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie geëist. Alles afwegende zal aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte onder toezicht van de reclassering blijft staan en ambulant behandeld zal worden, zodat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden die, grosso modo, eerder zijn opgelegd bij vonnis van 27 december 2022 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen (parketnummer 18/188253- 22). De rechtbank ziet geen aanleiding de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, nu de rechtbank een fors hogere straf oplegt dan door de officier van justitie is geëist.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Parketnummer 18/234062-23
[slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. B.A.E.J. Koster, tot een bedrag van 7.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Parketnummer 18/208614-23
[slachtoffer 2] , bijgestaan door [naam 3] namens Slachtofferhulp Nederland, tot een bedrag van 425,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/234062-23
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat gelet op de bepleite vrijspraak de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering moet
worden verklaard nu de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt en in de vordering feiten en omstandigheden worden betrokken die niet ten laste zijn gelegd. Gelet op dit laatste heeft zij zich meer subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering sterk dient te worden gematigd.
Parketnummer 18/208614-23
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet- ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard, nu het oogmerk van verdachte niet specifiek was gericht op het toebrengen van emotionele schade. De benadeelde partij is eveneens niet op andere wijze in de persoon aangetast, nu geestelijk letsel niet is onderbouwd en van een bijzondere ernst van de normschending geen sprake is.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/234062-23
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/234062-23 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 1.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Parketnummer 18/208614-23
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden in de zin van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 250,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 27 december 2022 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord- Nederland, locatie Assen (parketnummer 18/188253-22), is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 205 dagen met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 11 januari 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 november 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie afwijzing van de tenuitvoerlegging gevorderd. In plaats daarvan, heeft de officier van justitie verlenging van de aan het vonnis van 27 december 2022 verbonden proeftijd gevorderd, met één jaar.
De rechtbank oordeelt als volgt. Nu verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de (gehele) tenuitvoerlegging gelasten van de bij vonnis van 27 december 2022 opgelegde voorwaardelijke straf. De vordering wordt toegewezen om verdachte ervan te doordringen dat een voorwaardelijk opgelegde straf in beginsel (en zo ook hier) ten uitvoer zal worden gelegd indien één of meer algemene en/of bijzondere voorwaarden is/zijn overtreden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummers 18/234062-23 en 18/208614-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich na uitnodiging meldt bij VNN reclassering Drenthe/Emmen op de door de
reclassering aangegeven datum, tijdstip en locatie. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig acht. Dit kunnen ook huisbezoeken inhouden. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering worden gegeven voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd;
- dat veroordeelde zich ambulant laat behandelen door de Forensische Poli van Verslavingszorg Noord
Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik
te beheersen. De reclassering kan bloed- en/of urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak
en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van parketnummer 18/234062-23
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt veroordeelde om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro). Dit bedrag bestaat uit immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als veroordeelde voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, veroordeelde in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van parketnummer 18/208614-23
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt veroordeelde om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro). Dit bedrag bestaat uit immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 maart 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als veroordeelde voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, veroordeelde in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/188253- 22:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 27 december 2022, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. R. Depping en mr. K. Offerein-Hulshoff, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 07 februari 2024.
Mr. K. Offerein-Hulshoff en mr. R. de Boer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.