ECLI:NL:RBNNE:2024:2631
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-betaling griffierecht
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 28 juni 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, ingediend op 25 april 2024, niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek is op 26 april 2024 doorgestuurd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en op 1 mei 2024 ingekomen bij de rechtbank. De voorzieningenrechter benadrukt dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt.
De voorzieningenrechter legt uit dat de verzoeker verplicht is om griffierecht te betalen, dat in dit geval € 51,- bedraagt. De griffier heeft de verzoeker per aangetekende brief op 4 mei 2024 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Echter, de brief werd op 7 mei 2024 bezorgd op een PostNL-punt, maar is niet afgehaald en kwam op 11 juni 2024 retour bij de rechtbank. De griffier heeft de brief vervolgens als gewone brief verzonden naar het bekende adres van de verzoeker, maar het griffierecht is niet betaald.
De voorzieningenrechter concludeert dat er geen verontschuldiging is gegeven voor het niet betalen van het griffierecht, waardoor het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.