Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zijn deurmat in brand heeft gestoken waardoor - wanneer de brand niet was geblust en zich verder had kunnen ontwikkelen - de enige vluchtroute voor de medebewoners van de flat zou zijn afgesneden. Gelet op het voorgaande heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor zowel gemeen gevaar voor goederen als ook levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken van brandstichting, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het proces-verbaal van tactisch brandonderzoek, waar uit geconcludeerd zou kunnen worden dat er sprake was van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, ontbreekt. Daarnaast verwijst de raadsman naar de website brandveilig.com en naar jurisprudentie, waaruit blijkt dat betonnen constructies brandwerend zijn en gevaarzetting niet aanwezig wordt geacht. De raadsman merkt voorts op dat sprake was van een relatief zeer kleine brand die met een paar pannetjes water door de buurman is geblust. De raadsman heeft voorts verzocht verdachte partieel vrij te spreken van hetgeen onder het tweede gedachtestreepje ten laste is gelegd, te weten het gooien van een brandend voorwerp in de portiek/hal van het flatgebouw. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat enkel getuige [getuige 1] hierover verklaart en verdachte dit ten stelligste ontkent.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 2 juli 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb mijn deurmat met verfverdunner besprenkeld en deze in brand gestoken. Ook heb ik een fles met vloeistof vanuit mijn woning naar buiten gegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (namens slachtoffer [slachtoffer] te Emmen) d.d. 24 mei 2023, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023131490 d.d. 20 juli 2023, inhoudend als verklaring van [naam] :
Eén van onze huurders betreft meneer [verdachte] , wonende aan de [adres] te Coevorden. Dit betreft een flatwoning in een flat van 12 woningen, verdeeld over drie woonlagen op de eerste, tweede en derde etage. [adres] bevindt zich op de eerste etage aan de uiterst rechterzijde, gezien vanaf de openbare weg.
(..)
Ik ben direct in contact gekomen met wijkagent [naam] welke bevestigde dat het ging om meneer [verdachte] welke gepoogd had zelf zijn woning in brand te steken. In de flat is geen lift en de bewoners naast en boven [adres] moeten middels een zelfde trap de flat verlaten. Daar de woning van meneer [verdachte] op de eerste etage is en hij brand heeft gesticht in de hal, waar zich de trap bevindt, belemmert dit de vluchtroute voor de rest van de bewoners. Ook sluiten alle woningen op elkaar aan waardoor het overslaan van vuur een reëel gevaar is geweest.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 mei 2023, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op 23 mei 2023 kwam ik bij de woning van mijn vriend aan. Mijn vriend woont op adres: [adres] te Coevorden.
(..)
Toen ik naar boven keek richting de voordeur van [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte)zag ik dat door het gat in zijn voordeur een brandend voorwerp gegooid werd. Dit voorwerp belandde in de gang van de flat. Ik rook een chemische lucht en er ontstond een grijzige rook.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2023 met proces-verbaalnummer PL0100-2023131490-31, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Uit het onderzoek blijkt dat er meerdere mensen woonachtig zijn in de flat, aan de zijde van de woning van verdachte. Volgens getuige [getuige 2] wonen er zestien
personen in die zijde van de flat, waaronder gezinnen met kinderen. De bewoners hebben elkaar gewaarschuwd toen men erachter kwam dat er brand zou zijn. Hierdoor konden zij vroegtijdig hun woningen en de flat verlaten. De bewoner van [adres] is door de politie gewaarschuwd. Tevens is door het optreden van buurman [naam] de brand in de hal beperkt gebleven. Het incident speelde zich af in de avond. De melding kwam om 22.03 uur bij het
Operationeel Centrum binnen. Als het incident later die avond c.q. nacht had plaatsgevonden, was de kans veel groter dat de brand niet werd ontdekt en dat men elkaar niet op tijd had kunnen waarschuwen en/of de flat had kunnen verlaten.
(..)
Tevens gaf de wijkagent aan dat de woning van [verdachte] erg vuil is, dat er veel afval en etensresten liggen. Ook lagen er houten knutselwerken. Hierdoor was brandgevaar een ernstige dreiging. Tevens zou er geen vluchtroute in de woning aanwezig zijn
geweest door de vele spullen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvulling d.d. 2 augustus 2023 met proces-verbaalnummer PL0100-2023131490, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Met behulp van de PID meter werd er een onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van vluchtige organische componenten. Op drie plaatsen werden hiervoor indicaties gekregen:
vloermat
onderzijde raamkozijn buitendeur tussen glasrestanten
vloer gang/hal ter hoogte van de dorpel
Er werden twee monsters genomen AAOF0410NL (A) en AAOF0411NL (C), welke voor chemische analyse naar het NFI werden verzonden
() CONCLUSIES
Ontstaansplaats
Er was op twee plaatsen zelfstandig brand ontstaan: ter hoogte van de buitenzijde buitendeur (portiek) en in de gang/hal tussen buitendeur en toegang tot keuken (woning).
Brandbevorderende middelen
Er werden indicaties aangetoond voor de aanwezigheid van brandbevorderende middelen.
Oorzaak
Een technisch verklaarbare oorzaak kon volledig worden uitgesloten. In deze casus moet de brand zijn ontstaan als het gevolg van menselijk handelen waarbij sprake kan zijn van artikel 157 c.q. 158 van het Wetboek van Strafrecht.
GEVAARZETTING
Er was brandschade aan een vloermat en een buitendeur ontstaan. Daarnaast was er sprake van rook- en roetschade in het portiek en in mindere mate aan de onderhavige woning.
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.06.01.074 (aanvraagnummer 001), d.d. 21 juni 2023 opgemaakt door ing. L.J.C. Peschier, op de door zijn/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als verklaring:
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
SIN
Verzegeling
Omschrijving door aanvrager
(Spooromschrijving; Plaats veiligstellen)
AAOF0410NL
Antifraudezegel met codering:
AA 93969
Brandrest, vloerdelen; Vloerdelen onder de
voordeur
AAOF0411NL
Antifraudezegel met codering:
AA 93970
Brandrest, deurmat; Vloerkleed voor de
voordeur
Conclusie:
Tabel 2 Conclusie onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen
SIN
Conclusie
AAOF0410NL
In het monster zijn verschillende vluchtige stoffen aangetoond:
- Een deel van de vluchtige stoffen is afkomstig van een
aardoliedestillaat; de
aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse
kerosine.
- Een deel van de vluchtige stoffen is afkomstig van een alcoholhoudend product.
Binnen de NFI referentieverzameling van alcoholhoudende producten komt de
aangetoonde combinatie van vluchtige stoffen het meest overeen met die van
sommige typen brandspiritus en bio-ethanol.
AAOF0411NL
In het monster zijn verschillende vluchtige stoffen aangetoond:
- Een deel van de vluchtige stoffen is afkomstig van een aardoliedestillaat; de
aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse
kerosine.
- Een deel van de vluchtige stoffen is afkomstig van een alcoholhoudend product.
Binnen de NFI referentieverzameling van alcoholhoudende producten komt de
aangetoonde combinatie van vluchtige stoffen het meest overeen met die van
sommige typen brandspiritus en bio-ethanol.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die met behulp van een brandversneller zijn deurmat in brand heeft gestoken. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat door het in brand steken van de deurmat in de eerste plaats gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt, nu is gebleken dat zowel de deurmat als ook de voordeur van verdachte hierdoor hebben vlam gevat. De buurman heeft het vuur gedoofd. Ten aanzien van het te duchten gevaar voor personen stelt de rechtbank voorop dat adequaat handelen van anderen op zichzelf genomen niet relevant is voor de vraag of voorzienbaar was dat er een reëel gevaar voor anderen te duchten was.
Bezien moet worden of het (levens)gevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er ook levensgevaar voor personen te duchten is geweest. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Er wonen in aangrenzende woningen van verdachte zestien personen, waaronder gezinnen met kinderen. De enige vluchtroute van de bewoners van het flatgebouw is langs de voordeur van verdachte en als de brand niet tijdig was ontdekt hadden de gevolgen zeer ernstig kunnen zijn. Dat de constructie van het flatgebouw uit beton bestaat maakt naar het oordeel van de rechtbank immers niet dat andere delen van het gebouw of de inhoud van de appartementen geen vlam kunnen vatten. Daarenboven kan er als gevolg van een dergelijke brand aanzienlijke rookontwikkeling ontstaan. Hierdoor kan de enige vluchtroute geblokkeerd worden en/of kan er paniek ontstaan onder de vluchtende bewoners. De rechtbank merkt voorts op dat verdachte ook zichzelf in gevaar heeft gebracht door zijn vluchtroute af te snijden. Verdachte moest zelf immers ook langs zijn voordeur om zijn woning te kunnen verlaten. Dit - in samenhang met de vervuilde woning van verdachte, met daarin houten knutselwerken, veel afval en etensresten - maakt dat verdachte ook zichzelf in (levens)gevaar heeft gebracht.
De rechtbank komt, alles afwegende, tot het oordeel dat ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels sprake was van een voorzienbaar gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor
personen, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen.