ECLI:NL:RBNNE:2024:2608

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
C/18/235863 KG RK 24-228
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een strafzaak zonder onderbouwing van feiten en omstandigheden

Op 11 juli 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. M. Helmantel. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. M.A.A. van Capelle, de rechter in een strafzaak tegen de verzoeker. De procedure begon met een mondeling wrakingsverzoek op 27 juni 2024, maar de verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die het verzoek konden onderbouwen. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat het verzoek in een vroeg stadium van het onderzoek is gedaan en dat een kritische bevraging niet automatisch wijst op partijdigheid. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve redenen waren voor de vrees dat de rechter partijdig zou zijn, en dat het wrakingsverzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten zoals vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor werd de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters M. Brinksma, W.S. Sikkema en C.W. Couperus-van Kooten, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Gaastra.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Leeuwarden

Wrakingskamer
zaaknummer: C /18/235863 / KG RK 24-228
Beslissing van 11 juli 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [adres]
hierna te noemen: verzoeker,
Raadsvrouw mr. M. Helmantel, advocaat te Sappemeer
strekkende tot de wraking van
mr. M.A.A. van Capelle,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 27 juni 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek is vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 27 juni 2024

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met [zaaknummer in hoofdzaak] tegen verzoeker als verdachte.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek meteen nadat de rechter de zaak heeft aangehouden vanwege het wrakingsverzoek de zittingszaal verlaten, zodat in het proces-verbaal geen verklaring omtrent de redenen van wraking kon worden opgenomen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het wrakingsverzoek is gedaan in de beginfase van het onderzoek naar de feiten. Een kritische bevraging impliceert niet zonder meer dat de rechter bevooroordeeld is, de rechter voegt hier aan toe dat hij niet heeft opgemerkt de mededelingen van verzoeker leugenachtig te vinden. Gelet op vorenstaande dient het wrakingsverzoek te worden afgewezen.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Aan het verzoek tot wraking zijn geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd. De wet schrijft in artikelen 512 en 513 van het Wetboek van Strafvordering voor dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek bekend zijn geworden en dat deze tegelijk moeten worden voorgedragen. Het wrakingsverzoek voldoet niet aan deze voorschriften. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De rechtbank
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door de mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. C.W. Couperus-van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Gaastra als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024.
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.