ECLI:NL:RBNNE:2024:2581

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
192509
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (WSNP) op basis van onvoldoende aannemelijkheid van goede trouw en hardheidsclausule

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak van [verzoeker] betreffende een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (WSNP). Het verzoekschrift werd ingediend na een faillissementsrekest op 23 november 2023. [verzoeker] heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 1.036.214,29, grotendeels voortkomend uit zijn ondernemingen. Tijdens de zitting op 26 juni 2024 is [verzoeker] gehoord, bijgestaan door zijn adviseur en een vertegenwoordiger van Bureau Benedictus.

In zijn verzoek deed [verzoeker] een beroep op de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet, stellende dat hij door medische problemen en onbetrouwbare hulp bij zijn administratie in een moeilijke situatie verkeerde. De rechtbank oordeelde echter dat [verzoeker] niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn schulden te goeder trouw waren ontstaan. De rechtbank wees het verzoek af, omdat de schulden grotendeels voortkwamen uit een gebrekkige administratie en er geen bewijs was van een bestendige gedragsverandering.

De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die bepalend waren voor het ontstaan van de schulden niet onder controle waren en dat er onvoldoende basis was om het verzoek tot WSNP te honoreren. De behandeling van het eerdere faillissementsrekest zal worden hervat. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
zaaknummer: C/17/192509 / FT RK 23/628

vonnis van 10 juli 2024

in de zaak van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres] ,
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd [adres] ,
KVK nummer [KvK-nummer] ,
hierna te noemen [verzoeker] .

DE PROCEDURE

Op 23 november 2023 is een faillissementsrekest ingediend tegen de ondernemingen van [verzoeker] . [verzoeker] heeft op 24 november 2023 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (WSNP). Daarnaast heeft [verzoeker] op 10 januari 2024 en op 17 januari 2024 een verzoek tot het afgeven van voorlopige voorzieningen (moratorium) ingediend. [verzoeker] heeft meerdere keren verzocht om uitstel van het inleveren en completeren van het WSNP verzoek. Op 17 april 2024 heeft Bureau Benedictus uiteindelijk het WSNP-verzoek gecompleteerd.
Het WSNP-verzoekschrift is behandeld ter zitting op 26 juni 2024. Daarbij is verzoeker verschenen en gehoord, hierbij bijgestaan door de heer G. Benedictus van Bureau Benedictus. Bij de behandeling van het verzoek is ook de heer [adviseur] aanwezig geweest in zijn hoedanigheid van adviseur van [verzoeker] .

DE FEITEN

Situatie van [verzoeker]
Uit het verzoekschrift en hetgeen ter zitting is besproken blijkt het volgende. [verzoeker] heeft een eenmanszaak en handelde onder de namen [handelsnaam] en [handelsnaam] . [verzoeker] heeft een totale schuldenlast van € 1.036.214,29. De schulden zijn ontstaan uit de ondernemingen. Een deel van de schulden is jonger dan 3 jaar en houdt verband met niet of niet juist uitvoeren van administratie en belastingaangiften waardoor in de afgelopen jaren forse belastingschulden zijn ontstaan, alsmede vele verkeersboetes.
Beroep op de hardheidsclausule
In het verzoekschrift doet [verzoeker] een beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 288 lid 3 Faillissementswet. Aan dit beroep heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat hij de uitoefening van zijn onderneming heeft gestaakt en dat een hulpverleningstraject is gestart. [verzoeker] heeft verklaard dat hij de dupe is geworden van een aantal elkaar opvolgende problemen door zijn medische situatie. Daarnaast heeft [verzoeker] verklaard dat hij voor administratie zaken aangewezen was op naasten, waarvan één medewerkster onbetrouwbaar is gebleken.

DE BEOORDELING

Schulden te kwader trouw
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest (artikel 288 lid 1 sub b Fw). De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet voldoende aannemelijk is.
De schulden komen grotendeels voort uit de ondernemingen die [verzoeker] heeft gedreven. Gebleken is dat [verzoeker] al diverse jaren geen deugdelijke administratie heeft gevoerd. In beginsel is reeds om die reden onvoldoende aannemelijk dat de ondernemingsschulden te goeder trouw zijn ontstaan en/of onbetaald zijn gelaten. Het is immers de verantwoordelijkheid van [verzoeker] om er voor te zorgen dat er een deugdelijke administratie wordt gevoerd. Feiten of omstandigheden die meebrengen dat aannemelijk is dat de schulden ondanks het ontbreken van een deugdelijke administratie te goeder trouw zijn ontstaan of onbetaald gelaten, zijn door [verzoeker] niet aangevoerd en evenmin gebleken.
Hardheidsclausule
Voor de beoordeling van het beroep op de hardheidsclausule is relevant of verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, inmiddels onder controle zijn. De rechtbank is van oordeel dat het beroep faalt.
Voor het slagen van een beroep op de hardheidsclausule is in zijn algemeenheid nodig dat er sprake is van een persoonlijke en bestendige gedragsverandering. In het oordeel kan de rechtbank ook veranderingen van feitelijke aard betrekken, zoals de omstandigheid dat een ondernemer zijn onderneming heeft gestaakt. Dat laatste is in geval van [verzoeker] echter niet het geval. [verzoeker] heeft zijn ondernemingen weliswaar gestaakt maar de ondernemingen zijn nog niet afgewikkeld. Van een bestendige gedragsverandering is ook anderszins niet gebleken. [verzoeker] heeft naar het oordeel van de rechtbank te weinig aangevoerd om het beroep op de hardheidsclausule te honoreren. Daarvoor was des te meer aanleiding nu er sprake is van ernstige verwijten, waaronder de aard en de omvang van de schuldenlast. Ook is de rechtbank van oordeel dat de keuzes die [verzoeker] gemaakt heeft om van zijn succesvolle activiteiten af te stappen niet begrijpelijk zijn. [verzoeker] heeft geen realistische inschattingen gemaakt waardoor er enorme financiële schade is ontstaan. Daarbij komt dat de administratie niet op orde is geweest. Dit alles in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat de gang van zaken rondom de ondernemingen te gemakzuchtig is geweest. Hieruit volgt dat niet kan worden geoordeeld dat de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan en onbetaald laten van de schulden voldoende onder controle zijn.
Conclusie
Gezien het bovenstaande is ten aanzien van [verzoeker] niet voldaan aan de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op de WSNP. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen. Hieruit volgt dat de behandeling van het eerdere faillissementsrekest zal worden hervat.
BESLISSING
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Idzenga, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.[1]
[1] Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.