ECLI:NL:RBNNE:2024:2580

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
C/18/235768 KG RK 24-222
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verschoningsverzoek in strafzaken met betrekking tot vermeende partijdigheid

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, uitspraak gedaan in een zaak waarin mr. J. van Bruggen, rechter in deze rechtbank, een verzoek tot verschoning heeft ingediend. Dit verzoek was ingegeven door de omstandigheid dat hij deel had uitgemaakt van een combinatie van rechters waarbij een andere rechter zich had verschoond vanwege een persoonlijke familieverbinding. De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken overwoog dat de enkele omstandigheid dat verzoeker deel uitmaakte van deze combinatie, niet voldoende was om te concluderen dat er bij partijen een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die zijn persoonlijke overtuiging van vooringenomenheid konden onderbouwen.

De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De meervoudige kamer concludeerde dat er geen gerechtvaardigde grond was voor het verschoningsverzoek van mr. J. van Bruggen en wees dit verzoek af. De beslissing houdt in dat de processen in de hoofdzaken worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het verzoek tot verschoning. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Verschoningskamer
Zittingsplaats Leeuwarden
zaaknummer: C/18/235768 KG RK 24-222.
beslissing van de meervoudige kamer van 9 juli 2024 op het verzoek tot verschoning van
mr. J. van Bruggen,
rechter in deze rechtbank,
dat ertoe strekt zich te mogen verschonen in de strafzaken tegen de verdachten:
[verdachte 1]
Geboren op [geboortedatum] , te [plaats] .
Laatst opgegeven adres:
[adres]
Advocaat: mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.
[verdachte 2]
Geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Laatst opgegeven adres:
[adres]
Advocaat: mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
[verdachte 3]
Geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Laatst opgegeven adres:
[adres]
Advocaat: mr. E.M. Bakx, advocaat te Heerenveen.
[verdachte 4]
Geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
Laatst opgegeven adres:
[adres]
Advocaat: mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht.
Internetcafé en Theehuis 058 B.V.
Vestigingsplaats: Uniabuurt 2 te Leeuwarden.
Vertegenwoordigd door [verdachte 2] ,
Advocaat: mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
Calede Trading B.V.
Vestigingsplaats Adonisweg 10-t te Leeuwarden.
Vertegenwoordigd door [verdachte 2] .
Advocaat: mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.

7 Days of Sun B.V.

Vestigingsplaats: Noordvliet 165 te Leeuwarden.
Vertegenwoordigd door [verdachte 2] .
Advocaat: mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
[verdachte 8]
Vestigingsplaats: De Lauwers 13 te Leeuwarden.
Vertegenwoordigd door [verdachte 2] .
Advocaat: mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij de rechtbank Noord-Nederland, cluster strafrecht locatie Leeuwarden zijn zaken aanhangig bekend onder zaaknummers [zaaknummer in hoofdzaak] ( [verdachte 1] ), [zaaknummer in hoofdzaak] ( [verdachte 2] ), [zaaknummer in hoofdzaak] ( [verdachte 3] ), [zaaknummer in hoofdzaak] ( [verdachte 4] ), [zaaknummer in hoofdzaak] (Internet Cafe en Theehuis 058 BV), [zaaknummer in hoofdzaak] (7 Days of Sun BV), [zaaknummer in hoofdzaak] (Calede Trading BV) en [zaaknummer in hoofdzaak] ( [verdachte 8] ).
1.2.
Op 24 juni 2024 heeft mr. J. van Bruggen een schriftelijk verzoek tot verschoning gedaan.

2.Het verschoningsverzoek en de beoordeling daarvan

2.1.
De rechter heeft als voorzitter onderdeel uitgemaakt van de samenstelling die belast was met de behandeling van bovengenoemde strafzaken. Op 24 juni 2024 heeft een regiezitting plaatsgevonden waar de rechter tot inzicht is gekomen dat er sprake is van feiten en omstandigheden die mogelijk de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid zouden kunnen opleveren indien de rechter de zaak verder zou behandelen. De rechter voert hiertoe aan dat hij bij twee eerdere regiezittingen als bijzitter deel uit heeft gemaakt van de kamer die de zaak inhoudelijk zouden gaan behandelen. Op 4 juni 2024 heeft de beoogde voorzitter van deze zittingscombinatie een verschoningsverzoek ingediend, omdat zijn broer inmiddels werkzaam is bij de afdeling openbare orde en veiligheid van de gemeente Leeuwarden, aangever in deze strafzaak. De verweren en verzoeken van de verdediging zijn onder meer gericht op het handelen van de gemeente. Het verschoningsverzoek is toegewezen, waarna de rechter is benaderd om als voorzitter op te treden.
Tijdens de regiezitting op 24 juni 2024 heeft de verdediging zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat, gelet op de inhoud van het verschoningsverzoek van de voormalige voorzitter en de toewijzing daarvan, geen van de rechters die in rechtbank Noord-Nederland werkzaam zijn nog (schijnbaar) onbevangen of objectief de behandeling van deze strafzaken kunnen doen. Daarnaast heeft de verdediging erop gewezen dat de situatie die aanleiding was voor de voormalige voorzitter om zich te verschonen, zich al voordeed op het moment dat de rechter ook deel uitmaakte van de zittingscombinatie. De rechter stelt dat, ondanks dat de eerdergenoemde beslissingen met de vereiste objectiviteit en onpartijdigheid zijn genomen, de schijn van tegendeel gewekt kan zijn. De rechter wil verzekeren dat de rechtelijke onpartijdigheid niet alleen daadwerkelijk is gewaarborgd, maar ook buiten elke twijfel en discussie verheven is, in het bijzonder omdat de partijen opnieuw hebben verzocht aan de rechtbank een beslissing te geven op onderzoekswensen die voortbouwen op eerdere beslissingen ten aanzien van het overheidsoptreden. De rechter acht op grond van vorenstaande dat de schijn kan bestaan of nog kan ontstaan dat hij niet met de vereiste onpartijdigheid of objectiviteit op deze onderzoekswensen kan beslissen.
2.2.
Uit artikel 518 Wetboek van Strafvordering (Sv) valt af te leiden dat de behandeling van een verschoningsverzoek, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter zitting behoeft plaats te vinden. De verschoningskamer zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
2.3.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
2.4.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn wanneer bepaalde feiten en omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. In zulks geval dient de rechter zich van een beslissing in de zaak te onthouden, nu rechtzoekenden in het rechterlijk apparaat vertrouwen moeten kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
2.5.
De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken overweegt dat uit het verschoningsverzoek niet blijkt dat verzoeker zelf van mening is dat hij de zaken niet meer onpartijdig verder zou kunnen behandelen. Aanwijzingen voor een subjectieve vooringenomenheid van verzoeker heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken ook niet aangetroffen. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die kunnen rechtvaardigen dat hij, naar zijn persoonlijke overtuiging, een vooringenomenheid jegens partijen koestert of zou kunnen koesteren. Hierbij neemt de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken mee dat verzoeker in zijn verzoekschrift heeft opgenomen dat eerdere beslissingen zijn genomen met de vereiste objectiviteit en onpartijdigheid, zodat naar het oordeel van de rechtbank uit deze betrokkenheid geen subjectieve vooringenomenheid is af te leiden.
2.6.
Door verzoeker is gesteld dat hij in zijn beschreven betrokkenheid bij de regiezittingen waarbij een eerdere voorzitter is verschoond, reden voor partijen ziet om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen. De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken overweegt dat de enkele omstandigheid dat verzoeker deel heeft uitgemaakt van een combinatie waarbij een andere rechter zich heeft verschoond vanwege een persoonlijke familieverbinding, niet een rechtvaardiging oplevert voor de kennelijk bij hem bestaande veronderstelling dat bij partijen daardoor, objectief gerechtvaardigd, de vrees voor partijdigheid van verzoeker kan zijn ontstaan.
2.7.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken geen gerechtvaardigde grond voor het verschoningsverzoek. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek tot verschoning van mr. J. van Bruggen af;
3.2.
bepaalt dat, met inachtneming van het afgewezen verzoek, de processen in de hoofdzaken worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het verzoek tot verschoning;
3.3.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan:
- mr. J. van Bruggen;
- de teamvoorzitter van het cluster waarin mr. J. van Bruggen werkzaam is;
- de partijen in de hoofdzaak.
Aldus gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. C.W. Couperus-van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Gaastra als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.