ECLI:NL:RBNNE:2024:2579

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
C/18/235786 KG RK 24-224
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijk ongegrondheid en procesrechtelijke overwegingen

Op 9 juli 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoeker had op 19 juni 2024 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.W. de Jonge, rechter in de rechtbank, naar aanleiding van een afwijzing van zijn aanhoudingsverzoek op 18 juni 2024. Verzoeker stelde dat deze afwijzing een grove schending van zijn recht op een eerlijk proces inhield, omdat hij niet gehoord was. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat er geen concrete feiten zijn die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigen.

De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. De kamer concludeerde dat het afwijzen van het aanhoudingsverzoek een processuele beslissing is en in beginsel geen grond voor wraking oplevert. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleveren.

Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaard en bepaald dat de procedures met het zaaknummer van de hoofdzaak voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK Leeuwarden

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/235786 / KG RK 24-224
Beslissing van 9 juli 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.W. de Jonge,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 19 juni 2024;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 25 juni 2024

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. M.W. de Jonge, rechter in deze rechtbank,
locatie Groningen, afdeling bestuursrecht, in de zaak met nummer [zaaknummer in hoofdzaak]
tussen verzoeker en Raad voor Rechtsbijstand. Verzoeker was indiener van een verzetschrift in deze procedure.
2.2
Verzoeker heeft, blijkens het schriftelijke verzoek, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij op 14 juni 2024 een aanhoudingsverzoek heeft toegestuurd naar de rechtbank in verband met ziekte. Op 18 juni 2024 heeft verzoeker een afwijzing op zijn aanhoudingsverzoek ontvangen. Verzoeker stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat er sprake is van een grove schending van het recht op een eerlijk proces, omdat hem het recht om gehoord te worden is ontnomen.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft – kort en zakelijk weergegeven – op het verzoek gereageerd dat er uit het wrakingsverzoek geen concrete feiten en omstandigheden blijken dat de rechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. De rechter voert hiertoe aan dat het aanhoudingsverzoek van verzoeker door de rechter is afgewezen omdat het verzoek niet onderbouwd was met een medische verklaring.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking ongegrond is. Het afwijzen van het aanhoudingsverzoek is een processuele beslissing en kan in beginsel geen grond voor wraking opleveren. Dit is alleen anders als er geen andere verklaring voor die beslissing te geven is dan dat deze beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer is van oordeel dat er geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht die een aanwijzing opleveren voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter, laat staan een zwaarwegende aanwijzing.
3.3.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek, laat de wrakingskamer de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege overeenkomstig artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Nederland (gepubliceerd op de website www.rechtspraak.nl, zie rechtbank Noord-Nederland, meer regels en procedures, wraking, wrakingsprotocol).

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat de procedures met zaaknummer [zaaknummer in hoofdzaak] wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
- verzoeker;
- de gewraakte rechter; en
- wederpartij.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. C.W. Couperus-Van Kooten in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.A. Gaastra en in openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.