3.1.Eisers hebben hiertegen op 5 juni 2024 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om de vergunning te schorsen.
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoering Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 9 september 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft
5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
6. Verzoekers zijn omwonenden van basisschool [naam] waar de noodlokalen worden geplaatst. Zij stellen spoedeisend belang te hebben bij een voorziening omdat vergunninghouder is begonnen met de uitvoering van de vergunde werkzaamheden.
7. Het college heeft op 20 juni 2024 bevestigd dat alle drie de noodlokalen zijn geplaatst en dat er binnen de lokalen nog werkzaamheden moeten plaatsvinden waaronder de aansluiting op de brandmeldinstallatie van de school en het aanbrengen van brandwerende voorzieningen tussen de school en de noodlokalen. Naar verwachting zullen de noodlokalen met ingang van het volgend schooljaar (september 2024) in gebruik worden genomen.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat het verzoek is ondertekend door 24 omwonenden van de basisschool. Omdat het verzoek niet is ondertekend door [naam 2] is hij geen partij in deze procedure. Het is onduidelijk of de overige verzoekers allemaal als belanghebbende bij het bestreden besluit kunnen worden aangemerkt gelet op de afstand tussen de noodlokalen en de woningen en het (ontbreken van) zicht op de noodlokalen. Omdat de omwonenden gezamenlijk hebben verzocht om een voorlopige voorziening en in ieder geval een aantal van hen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter als belanghebbende kan worden aangemerkt omdat zij direct aanwonende zijn, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek inhoudelijk.