ECLI:NL:RBNNE:2024:2569

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
LEE 24/2578
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor omgevingsvergunning tijdelijke noodlokalen bij basisschool

Op 10 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak LEE 24/2578, waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen tegen de omgevingsvergunning voor het plaatsen van drie tijdelijke noodlokalen bij een basisschool. De vergunning was op 15 mei 2024 verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noardeast-Fryslân. Verzoekers, omwonenden van de basisschool, stelden dat er spoedeisend belang was bij schorsing van de vergunning, omdat de vergunninghouder al was begonnen met de uitvoering van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen onomkeerbare situatie dreigde en de behandeling van de bezwaren van verzoekers kon worden afgewacht. De voorzieningenrechter benadrukte dat een houder van een verleende vergunning op eigen risico gebruik maakt van de vergunning zolang deze niet in rechte onaantastbaar is. De uitspraak heeft geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/2578

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekers], uit [woonplaats], verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noardeast-Fryslân.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting ROOBOL uit Buitenpost (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om schorsing van de omgevingsvergunning die is verleend voor het plaatsen van drie tijdelijke noodlokalen bij de basisschool aan de [adres] in [woonplaats].
1.1.
Het college heeft deze vergunning op 15 mei 2024 verleend. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens verzoekers: [naam], [naam 2], [naam] en [naam]. Namens het college heeft D. Wielstra deelgenomen en namens vergunninghouder W. Wouda en T. van der Ploeg.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten
3. Het college heeft op 15 mei 2024 een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van drie tijdelijke noodlokalen bij de basisschool aan de [adres] in [woonplaats]. De omgevingsvergunning is verleend voor een periode van vijf jaar en is verleend voor de activiteiten bouwen en planologisch strijdig gebruik. De noodlokalen worden, in strijd met het bepaalde in artikel 20, tweede lid, sub 2, onder a, van de planregels bij het bestemmingsplan ‘Dokkum Regiostad’, (deels) buiten het bouwvlak gerealiseerd. Het college heeft de afwijking van het bestemmingsplan vergund met behulp van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met artikel 4, lid 11, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht; ander gebruik van gronden of bouwwerken voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
3.1.
Eisers hebben hiertegen op 5 juni 2024 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om de vergunning te schorsen.
Overgangsrecht
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoering Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 9 september 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft
Spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
6. Verzoekers zijn omwonenden van basisschool [naam] waar de noodlokalen worden geplaatst. Zij stellen spoedeisend belang te hebben bij een voorziening omdat vergunninghouder is begonnen met de uitvoering van de vergunde werkzaamheden.
7. Het college heeft op 20 juni 2024 bevestigd dat alle drie de noodlokalen zijn geplaatst en dat er binnen de lokalen nog werkzaamheden moeten plaatsvinden waaronder de aansluiting op de brandmeldinstallatie van de school en het aanbrengen van brandwerende voorzieningen tussen de school en de noodlokalen. Naar verwachting zullen de noodlokalen met ingang van het volgend schooljaar (september 2024) in gebruik worden genomen.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat het verzoek is ondertekend door 24 omwonenden van de basisschool. Omdat het verzoek niet is ondertekend door [naam 2] is hij geen partij in deze procedure. Het is onduidelijk of de overige verzoekers allemaal als belanghebbende bij het bestreden besluit kunnen worden aangemerkt gelet op de afstand tussen de noodlokalen en de woningen en het (ontbreken van) zicht op de noodlokalen. Omdat de omwonenden gezamenlijk hebben verzocht om een voorlopige voorziening en in ieder geval een aantal van hen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter als belanghebbende kan worden aangemerkt omdat zij direct aanwonende zijn, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek inhoudelijk.
8.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen onomkeerbare situatie dreigt. Als blijkt dat de bezwaren gegrond zijn en de omgevingsvergunning wordt herroepen, zal het gebruik, voor zover dat dan al zou zijn gestart, moeten worden gestaakt en zullen de noodlokalen moeten worden verwijderd. De noodlokalen zijn gelet op hun constructie, bedoeld voor tijdelijke plaatsing. Het verwijderen van de noodlokalen is, mede door de interne aansluitwerkzaamheden, wellicht kostbaar, maar niet onmogelijk. Op de zitting heeft vergunninghouder ook toegelicht bewust te hebben gekozen voor losse units die makkelijk aangebouwd kunnen worden. Ook de ingebruikname van de lokalen is niet onomkeerbaar. Indien nodig kan het college handhavend optreden om het eventueel aangevangen gebruik te beëindigen en verwijdering van de noodlokalen te realiseren. Vergunninghouder weet dat de uitvoering van de werkzaamheden en de ingebruikname voor eigen rekening en risico is zolang het bestreden besluit nog niet onherroepelijk is.
Verder hebben verzoekers niet duidelijk gemaakt wat hun concrete belang is bij het treffen van een voorziening. Uit het verzoekschrift en het besprokene op de zitting blijkt dat verzoekers er weinig vertrouwen in hebben dat de basisschool binnen vijf jaar zal worden verplaatst en dat ze bang zijn dat de school op de huidige locatie nog verder uitgebreid wordt. Wat daar ook van zij, dit maakt niet dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij schorsing van deze omgevingsvergunning voor het plaatsen en gebruik van de drie noodlokalen.
8.2.
Al met al ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Niet valt in te zien dat de behandeling van de bezwaren van verzoekers niet kan worden afgewacht. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat een houder van een verleende vergunning, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, op eigen risico daarvan gebruik maakt, ook als het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.