Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1 september 2018 als toeslagpartner van eiseres moet worden aangemerkt, omdat het verzoek tot echtscheiding op 27 augustus 2018 is ingediend. De wet biedt volgens verweerder geen ruimte om het toeslagpartnerschap op grond van het echtscheidingsconvenant per eerdere datum te beëindigen.
Is het beroep ontvankelijk?
Het betoog van eiseres
5 december 2017 tijdelijk bij haar ouders is gaan wonen en dat zij vanaf dat moment al duurzaam gescheiden leefde. Eiseres stelt voorts dat in artikel 1, onder f, van het echtscheidingsconvenant is vastgelegd dat ze sinds 28 december 2017 geen gezamenlijke huishouding meer voert. Zoals blijkt uit de Basisregistratie Personen (BRP) woont eiseres met haar zoon vanaf die datum op een eigen adres. Dat vanaf die datum geen sprake meer was van een gemeenschappelijke huishouding is bovendien door de uitspraak van de familierechter, waarbij de echtscheiding conform het echtscheidingsconvenant is uitgesproken, bevestigd.
Is verweerder een dwangsom verschuldigd?
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Als partner wordt aangemerkt: de echtgenoot.
In afwijking van het eerste lid wordt een persoon niet meer als partner aangemerkt ingeval:
a. een verzoek, zoals bedoeld in artikel 150, respectievelijk 169 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek tot echtscheiding, respectievelijk tot scheiding van tafel en bed is ingediend, en;
b. hij niet meer op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland staat ingeschreven als de belastingplichtige.
Partner van de belanghebbende is degene die ingevolge artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als partner wordt aangemerkt.