ECLI:NL:RBNNE:2024:255

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
22/4544
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. Koning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering slachtoffer geweldsmisdrijf door Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres beoordeeld met betrekking tot haar aanvraag voor een uitkering als slachtoffer vanuit het Schadefonds geweldsmisdrijven. De aanvraag van eiseres werd eerder afgewezen door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, omdat er onvoldoende objectieve informatie was over de aanleiding, toedracht en omstandigheden van het geweldsmisdrijf. Eiseres had medische informatie overgelegd waaruit bleek dat haar zoon een schotwond in zijn been had opgelopen, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om aan te nemen dat hij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.

De rechtbank stelt vast dat de Commissie terecht heeft geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat er sprake is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De verklaringen van de zonen van eiseres waren niet eenduidig en er was geen objectieve informatie die de toedracht, aanleiding en omstandigheden van het letsel kon verduidelijken. De rechtbank concludeert dat de Commissie de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was om de aanvraag te onderbouwen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/4544

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. Ten Have),
en

De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, de commissie

(gemachtigde: mr. H. Himdi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres met betrekking tot de aanvraag van eiseres voor een Uitkering Slachtoffer vanuit het Schadefonds geweldsmisdrijven.
1.1.
De commissie heeft deze aanvraag met het besluit van 17 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 november 2022 op het bezwaar van eiseres is de commissie bij de afwijzing van de aanvraag gebleven onder een verbeterde motivering. Aan de afwijzing van de aanvraag ligt niet langer het ontbreken van ernstig letsel ten grondslag. De commissie verklaart het bezwaar ongegrond omdat het niet kan vaststellen dat het ernstig letsel het gevolg is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.
1.2.
De commissie heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de commissie.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de commissie het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag terecht ongegrond heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beoordelingskader
3. In artikel 3, eerste lid van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) staat dat een uitkering kan worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijke gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
3.1.
Uit artikel 8, eerste lid van de Wsg volgt dat op de aanvraag wordt beslist door een commissie. De commissie kan bij de beoordeling van de aanvraag afwijken van het bepaalde bij deze wet, indien toepassing ervan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
3.2.
Voor de beoordeling van een aanvraag hanteert de commissie beleid. Dit beleid is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (beleidsbundel), gelet op de datum van de aanvraag is de beleidsbundel van 1 augustus 2021 van toepassing. De beleidsbundel is gepubliceerd op de website van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. [1] In paragraaf 1.1.2 is de wijze van beoordeling opgenomen met betrekking tot de aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf. Belangrijk daarbij is dat het geweldsmisdrijf niet bewezen hoeft te worden. Het moet wel aannemelijk gemaakt worden.
3.3.
Uit paragraaf 1.1.2 van de beleidsbundel blijkt dat aan de hand van de beschikbare informatie het geweldsmisdrijf aannemelijk gemaakt moet worden. Eventueel kan om aanvullende informatie worden verzocht. Als ook uit deze aanvullende informatie onvoldoende beeld kan worden gevormd van de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het plaatsvond, dan is de aanvraag niet voldoende onderbouwd en zal de aanvraag worden afgewezen.
Is het aannemelijk dat sprake is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Hiertoe voert zij aan dat er operatief een kogel uit het been van haar zoon is verwijderd. De kogel kan volgens eiseres maar op één manier in het been terecht zijn gekomen, namelijk door met een vuurwapen te schieten. Dit betreft volgens eiseres altijd een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Dat haar zoon zelf niet heeft gezien of gemerkt dat hij is beschoten doet daar volgens eiseres niet aan af. Haar zoons hebben dan wel niet gezien wie er heeft geschoten maar zij hebben wel (grotendeels) gelijkluidende verklaringen afgelegd bij de politie waaruit vrij duidelijk blijkt wat er volgens hen is voorgevallen, aldus eiseres. Daar komt bij dat er sprake is van een schotwond. Dit alles in samenhang bezien, maakt dat er naar de mening van eiseres voldoende informatie beschikbaar is om vast te kunnen stellen dat er sprake is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.
4.1.
De commissie stelt dat het oplopen van een schotverwonding niet duidelijk maakt of de zoon van eiseres slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De commissie kan alleen de conclusie trekken dat de zoon van eiseres een schotverwonding heeft opgelopen. Door wie, waar, onder welke omstandigheden en of er opzet in het spel was is niet duidelijk geworden op basis van de objectieve beschikbare informatie. De commissie heeft ter zitting bestreden dat de verklaringen van de zoons van eiseres gelijkluidend zijn. De zonen van eiseres hebben geen duidelijk beeld kunnen verschaffen omdat zij naar eigen zeggen niets hebben gezien van de toedracht, aldus de commissie. Daarnaast stelt de commissie dat uit het strafrechtelijk onderzoek ook geen informatie naar voren is gekomen waaruit de aanleiding, toedracht en omstandigheden blijken. De commissie vindt dat de informatie uit het strafrechtelijk dossier meer vragen oproept dan dat het duidelijkheid geeft.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de commissie zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een opzettelijke gepleegd geweldsmisdrijf omdat uit de (aanvullende) informatie onvoldoende beeld kan worden gevormd van de toedracht, de aanleiding en de omstandigheden waaronder het zou hebben plaatsgevonden. Ter zitting blijkt dat ook voor eiseres veel onduidelijk is over wat nu precies is voorgevallen. Zo heeft eiseres ter zitting onder meer aangegeven dat het scenario dat sprake was van een ongeluk net zo aannemelijk is als dat het een geweldsmisdrijf is geweest.
4.3.
Daarnaast heeft eiseres geen andere objectief verifieerbare informatie overgelegd waaruit de toedracht, de aanleiding en de omstandigheden volgen. Het feit dat er wel medische informatie is overgelegd waaruit blijkt dat de zoon van eiseres een schotwond in zijn been heeft opgelopen, is niet voldoende om aan te nemen dat hij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Deze medische informatie kan immers geen bijdrage leveren aan het vaststellen van de toedracht, aanleiding en de omstandigheden waaronder het letsel is toegebracht. De commissie heeft de aanvraag van eiseres naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht afgewezen.
4.4.
Nu uit het voorgaande volgt dat het opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf niet aannemelijk is geworden omdat onvoldoende beeld kan worden gevormd van de toedracht, de aanleiding en de omstandigheden waaronder het zou hebben plaatsgevonden, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van al het overige dat door eiseres is aangevoerd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. Koning, rechter, in aanwezigheid van
mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.www.schadefonds.nl