ECLI:NL:RBNNE:2024:2547

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
22/2971
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschadevergoeding in verband met Windpark De Drentse Monden - Oostermoer en de voorzienbaarheid van schade

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om vergoeding van planschade, gerelateerd aan het Windpark De Drentse Monden - Oostermoer. De minister van Economische Zaken en Klimaat had het verzoek om planschade op 12 mei 2022 afgewezen, omdat de schade voor eisers voorzienbaar was. Dit besluit werd bevestigd in een later besluit op 22 juni 2022. De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2024 behandeld, waarbij eisers en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

Eisers, eigenaren van een woning in Eexterveen, hebben hun woning gekocht in 2015 en dienden in 2021 een verzoek in voor planschadevergoeding, dat door de minister werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de schade voor eisers voorzienbaar was, omdat er voldoende concrete beleidsvoornemens waren die openbaar waren gemaakt, waaronder de Omgevingsvisie Drenthe en het inpassingsplan voor het windpark. De rechtbank concludeert dat eisers niet voldoende onderzoek hebben gedaan naar de mogelijke planologische gevolgen van hun woning aankoop.

De rechtbank wijst ook de argumenten van eisers af dat Thorbecke, de deskundige die het advies uitbracht, niet onafhankelijk zou zijn. De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat Thorbecke partijdig is en dat de deskundige in eerdere zaken als onafhankelijk is aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eisers geen recht hebben op vergoeding van hun proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2024 in de zaak tussen

[eisers], uit Eexterveen, eisers

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, de minister

(gemachtigde: mr. J.H. Verheul-Verkaik).
Als
derde-partijennemen aan de zaak deel:
Pure Energie Wind BV,
Windpark Oostermoer Exploitatie BVen
Duurzame Energieproductie Exloërmond BV
(gemachtigden: mr. D. Sietses en mr. G.A. Leever).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om vergoeding van planschade.
1.1.
De minister heeft het verzoek om vergoeding van planschade met het besluit van 12 mei 2022 afgewezen, omdat de schade voor eisers voorzienbaar was. Met het bestreden besluit van 22 juni 2022 op het bezwaar van eisers is de minister bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [naam], de gemachtigde van de minister, bijgestaan door P.M. Sacré, werkzaam bij Bureau Thorbecke, en de gemachtigden van de derde-partijen.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie Drenthe (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. In 2013 is de Gebiedsvisie Windenergie Drenthe (hierna: Gebiedsvisie) vastgesteld en op 28 maart 2014 is de Structuurvisie Windenergie op Land (hierna: Structuurvisie) vastgesteld.
2.1.
Eisers zijn eigenaar van de woning aan de [adres] [nummer] in Eexterveen. Zij hebben deze woning gekocht op 24 juli 2015. Eisers zijn eigenaren geworden op 24 februari 2016.
2.2.
Op 22 september 2016 is het inpassingsplan Windpark De Drentse Monden – Oostermoer (hierna: het inpassingsplan) vastgesteld. Het inpassingsplan is op 21 februari 2018 onherroepelijk geworden. [1]
2.3.
Eisers hebben op 10 maart 2021 een verzoek tot vergoeding van planschade als gevolg van het inpassingsplan ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn. Het college heeft het verzoek doorgestuurd naar de minister.
2.4.
Bureau Thorbecke B.V. (hierna: Thorbecke) heeft op 15 april 2022 advies uitgebracht op het verzoek om planschade. Daarin heeft Thorbecke geadviseerd om geen planschadevergoeding toe te kennen.
2.5.
In het besluit van 12 mei 2022 heeft de minister het verzoek om planschade afgewezen.
2.6.
Nadat eisers bezwaar hebben gemaakt, heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 12 mei 2022 ongewijzigd in stand gelaten.
3. Eisers hebben daar beroep tegen ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om vergoeding van planschade. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
6. Op 1 januari 2024 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. In artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet heeft de wetgever regels van overgangsrecht gegeven voor een verzoek om vergoeding van schade die is geleden door de inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, b, e of f, van de Wro. In het derde lid is bepaald dat het oude recht van toepassing blijft op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.
6.1.
De door eisers in de aanvraag van 10 maart 2021 aangewezen oorzaak van de gestelde schade, het inpassingsplan, is een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro. Dat betekent dat in dit geval de Wro, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Wat is in geschil?
7. Tussen partijen is onder meer in geschil of Thorbecke een onafhankelijke deskundige is en of de schade voor eisers voorzienbaar was op het moment van aankoop van de woning.
Is Thorbecke een onafhankelijk deskundige?
8. Eisers betogen dat Thorbecke geen onafhankelijke deskundige is. Thorbecke is niet ingegaan op (volgens eisers) valide argumenten die eisers in bezwaar hebben aangedragen. Eisers zijn daarom het vertrouwen in de overheid kwijt en stellen daarom dat de minister een andere deskundige moet benoemen.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat Thorbecke partijdig is of niet gezien kan worden als een onafhankelijk deskundige. De rechtbank stelt in dat oordeel voorop dat uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) naar voren komt dat Thorbecke meermalen is aangemerkt als onafhankelijk deskundige op het gebied van planschade. [2] Uit hetgeen eisers hebben aangedragen valt voor de rechtbank niet af te leiden dat Thorbecke in dit concrete geval niet als onafhankelijke deskundige is te zien, en eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat Thorbecke een persoonlijk belang zou hebben bij een bepaalde uitkomst van het verzoek om vergoeding van planschade van eisers. De omstandigheid dat Thorbecke, voorafgaand aan het uitbrengen van het advies, telefonisch contact met eisers heeft opgenomen en daarbij naar voren heeft gebracht dat mogelijk de voorzienbaarheid van de komst van windmolens in de weg zou staan aan toekenning van een vergoeding, is niet voldoende om te concluderen dat Thorbecke niet onafhankelijk is. Eisers hebben verder niet nader onderbouwd op welke door hen aangevoerde argumenten Thorbecke niet is ingegaan. Het betoog slaagt daarom niet.
Was de schade voor eisers voorzienbaar?
9. Eisers betogen dat zij aan hun onderzoeksplicht hebben voldaan. De makelaar, taxateur en notaris hebben destijds, op basis van het vigerende bestemmingsplan, vastgesteld dat er geen waardebeïnvloedende bijzonderheden of beperkingen aanwezig waren. Van een redelijk denkend en handelend koper kan niet meer onderzoek worden verwacht, aldus eisers. Eisers betogen verder dat er op het moment van kopen van de woning geen concreet beleidsvoornemen aanwezig was waar de planologische ontwikkeling die tot de schade heeft geleid uit bleek. De Omgevingsvisie is volgens eisers geen concreet beleidsvoornemen, omdat deze niet concreet genoeg is.
9.1.
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de ABRvS volgt dat de voorzienbaarheid van een planologische wijziging moet worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. [3]
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade voor eisers voorzienbaar was, omdat ten tijde van de investeringsbeslissing voldoende concrete beleidsvoornemens openbaar waren gemaakt, op basis waarvan voor eisers aanleiding bestond om rekening te houden met de ongunstige planologische verandering. Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie vastgesteld. Het staat vast dat de woning van eisers is gelegen binnen het zoekgebied voor grootschalige windenergie, zoals dat staat aangeduid op kaart 8A die is opgenomen in de Omgevingsvisie. De rechtbank volgt het betoog van eisers dat de Omgevingsvisie niet concreet genoeg is niet. De rechtbank betrekt in dat oordeel dat uit vaste jurisprudentie van de ABRvS volgt dat een planologische ontwikkeling voldoende voorzienbaar is als sprake is van een bekendgemaakt beleidsvoornemen, met daarin een voldoende afgebakend zoekgebied voor een bepaalde planologische ontwikkeling. [4] Naar het oordeel van de rechtbank is in de Omgevingsvisie sprake van een dergelijk voldoende afgebakend zoekgebied.
9.3.
De rechtbank wijst in dat kader ten overvloede nog op het volgende. Volgens het advies van Thorbecke dat op dit punt niet is bestreden ligt de woning van eisers eveneens binnen het zoekgebied voor grootschalige windenergie zoals dat is opgenomen in de Gebiedsvisie en de Structuurvisie. Net als de Omgevingsvisie zijn ook deze beleidsdocumenten vastgesteld en gepubliceerd voordat eisers de woning hebben gekocht. Ook daarom bestond er voor eisers aanleiding om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in voor hen nadelig opzicht zou veranderen. De rechtbank trekt daarom de conclusie dat de planologische ontwikkeling voor eisers voorzienbaar was.
9.4. Het betoog van eisers, dat zij en de door hen bij aankoop van de woning ingeschakelde makelaar in de geldende bestemmingsplannen hebben gekeken en zij dus voldoende onderzoek hebben gedaan, slaagt niet. Dat betoog neemt immers niet weg dat van een redelijk denkend en handelend koper die een ingrijpende beslissing overweegt als de aankoop van een huis, mag worden verwacht dat hij het nodige onderzoek doet om te zorgen dat hij na die aankoop niet voor verrassingen komt te staan. Waar nodig zal hij ook onderzoek moeten doen in beleidsstukken met mogelijke ruimtelijke gevolgen anders dan een bestemmingsplan, zoals een omgevingsvisie. Dat een dergelijke koper afgaat op mededelingen of advies van derden, zoals een makelaar, is heel begrijpelijk, maar de verantwoordelijkheid voor de mate van onderzoek die hij verricht blijft uiteindelijk bij hemzelf. Ook dit betoog van eiser slaagt niet.
Overige beroepsgronden
10. Eisers wijzen op de gaswinning in Groningen die al sinds 1959 plaatsvindt. Volgens hen getuigt het van rechtsongelijkheid dat mensen in het gebied waar door die gaswinning aardbevingen optreden schadeloos worden gesteld, terwijl, volgens de redenering van de minister in deze procedure, voor betrokkenen die in dat gebied na 1959 een woning hebben gekocht, de schade ook voorzienbaar zou zijn. Daarnaast ondervinden eisers gezondheidsschade door de gevolgen van windturbines.
10.1.
Ook deze beroepsgronden slagen niet. Bij schadevergoedingen ten gevolge van gaswinning in Groningen gaat het niet om schade ten gevolge van een planologische ontwikkeling, maar om schade aan gebouwen en werken ten gevolge van bodembeweging door aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk. In die zin zijn beide situaties niet vergelijkbaar. Bovendien is het inzicht dat de gaswinning in Groningen heeft geleid tot bodemdaling en aardbevingen en daardoor tot forse schade aan gebouwen van aanmerkelijk recenter datum dan 1959. Het betoog van eisers over de door hen gestelde gezondheidsschade slaagt evenmin. Wanneer geen recht bestaat op vergoeding van planschade omdat de schadeoorzaak voorzienbaar was, komt het verantwoordelijk bestuursorgaan immers niet toe aan beoordeling van de gestelde schadeposten.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr.D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616.
2.ABRvS 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:239, r.o. 6.1.
3.ABRvS 20 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1658, r.o. 7.1.
4.ABRvS 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3009, r.o. 6.6.