ECLI:NL:RBNNE:2024:2541

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
LEE 24/2545
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar om vergoeding van planschade

Op 5 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van gedeputeerde staten van de provincie Groningen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag om vergoeding van planschade, maar het college had nog niet op dit bezwaar beslist. Eiseres stelde dat het college niet tijdig had beslist en heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het college niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had beslist, waardoor het beroep gegrond werd verklaard. De rechtbank gaf het college een termijn van twaalf weken om alsnog een besluit te nemen, met de waarschuwing dat bij overschrijding van deze termijn een dwangsom van € 100,- per dag, tot een maximum van € 15.000,-, opgelegd zou worden. Daarnaast werd het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 371,-. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het beroep kennelijk gegrond was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/2545

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E.G.J.M. Meijer),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Groningen, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 12 april 2023. Het betreft een bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 12 april 2023. Het college moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is
.Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. [2] Vast staat dat er meer dan achttien weken zijn verstreken na 12 april 2023. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Het is de rechtbank niet gebleken van enige verlenging of opschorting met instemming van partijen bij deze procedure.
3.1.
De rechtbank kan het beroep vanwege niet tijdig beslissen alleen in behandeling nemen als eiseres aan het college een ingebrekestelling heeft gestuurd. [3] Van een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb is sprake als de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk maant om alsnog een bepaald besluit te nemen. Daarvoor moet voldoende duidelijk zijn op welke aanvraag het geschrift betrekking heeft, dat belanghebbende zich op het standpunt stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en dat belanghebbende erop aandringt dat een zodanige beslissing alsnog wordt genomen. [4]
3.2.
Het college heeft eiseres op 15 april 2024 laten weten dat zij het voornemen heeft om een nieuwe planschadeadviseur in te schakelen, en op basis daarvan de aanvraag opnieuw te beoordelen. Eiseres heeft hierop op 1 mei 2024 een mail gestuurd waarin zij het college dringend verzoekt om zich te houden aan de procedurevoorschriften en een besluit te nemen op basis van het advies van de Commissie Rechtsbescherming van de provincie Groningen van 19 februari 2024, zodat zij hiertegen rechtsmiddelen kan instellen. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze brief aan de vereisten van een ingebrekestelling. Op het moment dat beroep werd ingesteld waren twee weken verstreken na de ingebrekestelling. Dat betekent dat het beroep door de rechtbank kan worden behandeld.
3.3.
Omdat het college te laat heeft besloten, is het beroep gegrond.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. Het college heeft uitgelegd dat het tijd nodig heeft omdat het een planschadedeskundige wil inschakelen. De rechtbank vindt dat, met het oog op een definitieve geschilbeslechting, een goede reden. Als de rechtbank het college niet de kans geeft om het advies van de reeds ingeschakelde deskundige af te wachten, zal de discussie zich waarschijnlijk voortzetten in een beroepsprocedure, waar het gevraagde advies alsnog door het college zal worden ingebracht.
4.2.
De rechtbank vindt de door het college genoemde termijn van 29 weken na 3 mei 2024 echter te ruim. Het college verwijst naar de regels uit de Planschadeverordening van de provincie Groningen, maar die zijn van toepassing op het primaire besluit en niet op de bezwaarprocedure. De rechtbank acht een termijn van twaalf weken, gerekend vanaf heden (zes weken voor het uitbrengen van het advies, twee weken voor partijen om daarop te reageren, twee weken voor het definitieve rapport van de deskundige en twee weken voor de beslissing op het bezwaarschrift) redelijk. Het college moet daarom het besluit nemen binnen twaalf weken na de verzending van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding van de gebruikelijke hoogtes van de bedragen aan te passen.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Eiseres heeft niet verzocht om een dwangsom vast te stellen. Daarom stelt de rechtbank geen bestuurlijke dwangsom vast.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het college de onder 4.2 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.
3.Dit staat in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4682.