ECLI:NL:RBNNE:2024:254

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
LEE 23/349
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakkapel wegens strijd met redelijke eisen van welstand

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 9 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren om een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een dakkapel aan de voorzijde van zijn woning beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het college de vergunning terecht heeft geweigerd op basis van het welstandsadvies, dat concludeert dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Eiser had eerder op 5 mei 2021 een aanvraag ingediend voor een dakkapel, die op 24 juni 2021 werd afgewezen. Een nieuwe aanvraag op 10 mei 2022 leidde opnieuw tot een negatief advies van de welstandscommissie, die op 31 mei 2022 concludeerde dat het bouwplan niet voldeed aan de welstandseisen. Het college heeft de vergunning op 4 juli 2022 geweigerd, en het bezwaar van eiser tegen deze weigering werd op 12 december 2022 ongegrond verklaard.

De rechtbank stelt vast dat het college zich op het welstandsadvies heeft mogen baseren, ook al vertoonde het eerdere advies gebreken. Het aanvullend advies van 23 november 2022 herstelde deze gebreken en gaf voldoende onderbouwing voor de weigering. Eiser's beroep op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat het college voldoende had gemotiveerd waarom er geen sprake was van gelijke gevallen en omdat er geen toezeggingen waren gedaan die aan het college konden worden toegerekend. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft, zonder terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/349

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. dr. ing. P.M.J. de Haan),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren, het college
(gemachtigde: mr. T.G. Dolfijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering om hem een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een dakkapel aan de voorzijde van de [adres] te [woonplaats] .
1.1.
Het college heeft de vergunning met het besluit van 4 juli 2022 geweigerd. Met het bestreden besluit van 12 december 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de weigering gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering om eiser een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een dakkapel. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1
Eiser woont aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). De woning is onderdeel van een serie woningen. De woning is niet direct aan de doorgaande weg gesitueerd, maar is gelegen aan een binnenplaats, haaks op de doorgaande weg ( [weg] ). De woning is vanaf de straat de derde in de rij en is vanaf de straat goed zichtbaar.
Eerdere aanvraag
4.2
Eiser heeft op 5 mei 2021 een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel aan de voor- en achterzijde van de woning.
4.3
Op 18 mei 2021 heeft de welstandscommissie advies uitgebracht over het aangevraagde bouwplan. De conclusie van de welstandscommissie is dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het college heeft de aanvraag daarom op 24 juni 2021 afgewezen.
Huidige aanvraag
4.4
Op 10 mei 2022 heeft eiser opnieuw een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een dakkapel aan de voor- en achterzijde van de woning.
4.5
Op 31 mei 2022 is de nieuwe aanvraag behandeld door de welstandscommissie. Eiser was daarbij aanwezig om het nieuwe bouwplan toe te lichten. De welstandscommissie is opnieuw tot de conclusie gekomen dat het bouwplan niet aan de welstandeisen voldoet. Volgens de welstandscommissie wijkt deze aanvraag nauwelijks af van de eerdere aanvraag. De welstandscommissie heeft dan ook verwezen naar het eerdere advies van 18 mei 2021.
4.6
Op 4 juli 2022 heeft het college besloten de aangevraagde omgevingsvergunning, ten aanzien van de aan de voorzijde te plaatsen dakkapel, te weigeren op de grond dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De dakkapel aan de achterzijde kan zonder vergunning geplaatst worden.
4.7
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 28 september 2022 is eiser in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren mondeling toe te lichten tijdens een hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie. Eiser heeft zich onder andere op het gelijkheidsbeginsel beroepen.
4.8
Het college is door de bezwaarschriftencommissie in de gelegenheid gesteld om te reageren op door eiser overgelegde foto’s in het kader van het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het college heeft hiertoe een aanvullend verweerschrift aan de commissie doen toekomen.
4.9
De bezwaarschriftencommissie heeft het college geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren, maar de motivering van het besluit wel aan te vullen. De bezwaarschriftencommissie heeft geconcludeerd dat het welstandsadvies een gebrek vertoont en dat het college nader moet motiveren waarom het welstandsadvies door het college wordt overgenomen.
4.1
Op 12 december 2022 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Bij het bestreden besluit is een aanvullend advies gevoegd van de welstandscommissie van 23 november 2022, waarmee het gebrek uit het eerdere advies, volgens het college, wordt hersteld.
Welstand
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het bouwplan voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012, de Bouwverordening De Fryske Marren en het bestemmingsplan ‘Joure – Westermeer’. Deze procedure ziet derhalve enkel nog op de vraag of het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De rechtbank stelt voorts vast dat voor de woning de gebiedsgerichte welstandseisen uit hoofdstuk 7.7 ‘Buurten met individuele opzet’ van de Welstandsnota De Friese Meren 2014 (hierna: de welstandsnota) gelden.
5.1.
Eiser stelt dat er geen sprake is van strijd met de welstandseisen. In de welstandsnota zijn geen algemene criteria opgenomen voor dakkapellen. Het bouwplan is daarnaast in het welstandsadvies van 31 mei 2022 enkel getoetst aan de algemene criteria en niet aan de gebiedsgerichte criteria. Reeds daarom dient het beroep gegrond verklaard te worden.
5.1.1.
Eiser meent voorts dat er geen sprake is van strijd met de gebiedsgerichte criteria. Eiser stelt in de eerste plaats dat hier sprake is van een welstandsgebied waarbij de welstandstoets ambtelijk plaats had moeten vinden. Uit de criteria zelf blijkt bovendien dat er individuele aanpassingen aan woningen mogelijk zijn. Het gaat niet om buurten met een serie- of planmatige opzet. De welstandscommissie gaat er bovendien ten onrechte van uit dat er in de buurt geen woningen zijn met een dakkapel aan de voorzijde. Eiser meent dat het college de omgevingsvergunning had moeten verlenen, nu er geen sprake is van strijd met de welstandseisen.
5.2.
Het college is van mening dat het welstandsadvies zorgvuldig tot stand is gekomen. Er is sprake van strijd met de algemene en gebiedsgerichte criteria. Het college ziet dan ook geen aanleiding om van het welstandsadvies af te wijken.
5.2.1.
Het college stelt dat de algemene welstandscriteria uit de welstandsnota ook gelden voor dakkapellen. Dit betreft immers ook een te bouwen bouwwerk, waarvoor de welstandscriteria gelden.
5.2.2.
Het college stelt voorts dat in het geval van twijfel een bouwplan voorgelegd kan worden aan de welstandscommissie in plaats van dat het bouwplan ambtelijk getoetst wordt. Dit is expliciet opgenomen in hoofdstuk 3.1 van de welstandsnota. Het college erkent dat het welstandsadvies van 31 mei 2018 een gebrek vertoonde. Dit is naar de mening van het college echter hersteld met het aanvullende welstandsadvies van 23 november 2022.
5.2.3.
Het college stelt tot slot dat eiser in het beroepschrift te selectief geput heeft uit de gebiedsgerichte criteria. Eiser heeft een essentieel onderdeel weggelaten. Het vierde criterium nuanceert de mogelijkheid tot individuele aanpassingen in het geval van rijtjes of korte series van dezelfde woningen. Aanpassing of verbouwingen van dit soort woningen kan alleen met afstemming op de bijbehorende woningen. Afwijkende aanpassingen geschieden alleen per hele serie of het gehele rijtje. De kern van het aanvullend welstandsadvies ziet specifiek op dit criterium en concludeert dat bij deze woning sprake is van zo’n blok rijtjeswoningen en dat derhalve plaatsing van een dakkapel in beginsel alleen kan als het hele rijtje woningen een dakkapel krijgt. Een enkele dakkapel van het aangevraagde formaat zal de gaafheid van het huidige beeld verstoren.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren wegens strijd met de redelijke eisen van welstand, en zich daarbij heeft mogen baseren op het advies van de welstandscommissie. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Dit is anders wanneer het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet – of niet zonder meer – aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Ook indien een aanvrager of derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria, kan het college niet zonder nadere motivering op het welstandsadvies afgaan. [1]
5.3.1.
De rechtbank stelt vast dat de woning onderdeel is van een rijtje woningen. In de welstandsnota is in hoofdstuk 7.7 het volgende criterium opgenomen:
“De intentie van het gebied is individuele gebouwen, het kan echter zijn dat in dit gebied rijtjes of korte series van dezelfde woningen voorkomen. Bij aanpassing of verbouwing van dit soort woningen is afstemming op de bijbehorende woningen nodig. Afwijkende aanpassingen geschieden alleen per hele serie of het gehele rijtje.”De welstandscommissie heeft in het advies van 31 mei 2022 – verwijzend naar een eerder welstandsadvies van 18 mei 2021 voor een gelijke aanvraag – als volgt geadviseerd:
“Het voordakvlak van de rijen meerdere woningen onder één kap zijn in deze buurt overeenkomstig de beoogde architectonische expressie, nog geheel vrij van dakkapellen. Deze dakkapel zal zich mede daardoor zeer nadrukkelijk tonen en de gaafheid van het huidige beeld te zeer verstoren.”In het aanvullend advies van 23 november 2022 adviseert de welstandscommissie:
“De hiervoor genoemde gebiedsgerichte criteria stellen dat het kan zijn dat in het gebied individuele gebouwen rijtjes of korte series van dezelfde woningen voorkomen. Ulekamp 29 te Joure is onderdeel van zo’n blok rijtjeswoningen. In dat geval is bij planvorming afstemming op de bijbehorende woningen nodig. Verder stellen de criteria dat afwijkende aanpassingen dan alleen per hele serie of het gehele rijtje geschieden. Een dakkapel kan als zo’n afwijkende aanpassing gezien worden en zou dus in beginsel alleen kunnen als een totaalplan voor het gehele rijtje wordt ontwikkeld. Een enkele dakkapel zal, zoals de commissie eerder geconstateerd heeft, en zeker als het gaat om een (te) forse dakkapel de gaafheid van het huidige beeld verstoren.”De rechtbank is van oordeel dat, als het advies van 31 mei 2022 al gebreken vertoonde, dit gebrek met het aanvullend advies van 23 november 2022 hersteld is. Uit het advies blijkt voldoende waarom het bouwplan van eiser niet aan de redelijke eisen van welstand voldoet.
5.3.2.
Eiser heeft niet, dan wel onvoldoende, onderbouwd dat het welstandsadvies (na aanvulling) gebreken vertoont. Hetgeen eiser aangevoerd heeft, kan bovendien niet leiden tot de conclusie dat het advies in strijd is met de geldende welstandscriteria. Het college heeft daarom uit mogen gaan van het welstandsadvies en op die grond de vergunning mogen weigeren.
Gelijkheidsbeginsel
6. Eiser stelt voorts dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. In de directe omgeving van de woning zijn ook op de voorzijde van woningen dakkapellen aangebracht, terwijl de naastgelegen woningen dat niet hebben. Eiser concretiseert deze stelling door acht adressen te noemen waarbij hiervan sprake is.
6.1
Het college stelt dat er geen sprake is van gelijke gevallen. Op één geval na, gaat het in de aangedragen gevallen om twee-onder-één-kapwoningen en niet om rijtjeswoningen. In alle aangedragen gevallen is de dakkapel in verhouding tot het dakvlak kleiner en is er meer ruimte om de dakkapel heen dan bij hetgeen eiser aangevraagd heeft. In alle gevallen, op twee situaties na, is er bovendien sprake van één bouwlaag met kap. De woning van eiser heeft twee bouwlagen en een kap.
Het ene geval waar zowel sprake is van een rijtjeswoning en een woning met twee bouwlagen en een kap is tot slot niet te vergelijken met eisers situatie. De omgevingsvergunning is in dat geval verleend onder de oude welstandsnota van vóór 2015 en kan dus niet worden vergeleken met aanvragen onder de huidige welstandsnota.
6.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende gemotiveerd waarom er geen sprake is van gelijke gevallen. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet.
Vertrouwensbeginsel
7. Eiser stelt tot slot dat het bestreden besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel is genomen. Namens het college is de toezegging gedaan dat onder omstandigheden wel aan de voorzijde een dakkapel is toegestaan. Ter onderbouwing van zijn stelling beroept eiser zich op een mailwisseling tussen hem en een medewerker van de gemeente. Eiser meent voorts dat er sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel nu het college op 6 juli 2022 in het Gemeenteblad gepubliceerd heeft dat de omgevingsvergunning aan eiser verleend is.
7.1
Het college betwist dat er sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel. De door eiser aangehaalde mailwisseling heeft in 2017 plaatsgevonden, in reactie op een aanvraag die uiteindelijk buiten behandeling is gesteld. Er heeft toen geen inhoudelijke toets plaats gevonden. De mail moet worden gelezen in zijn context. Het gaat om een inschatting van wat er wellicht mogelijk is. Van een toezegging is geen sprake. Er is bovendien nooit een aanvraag geweest voor een dakkapel die een derde of de helft van de breedte van het dak beslaat. De huidige aanvraag betreft een dakkapel die ongeveer twee derde van de breedte van het dak inneemt.
Het college erkent dat, door een administratieve fout, ten onrechte gepubliceerd is dat de omgevingsvergunning verleend zou zijn. Dit is echter gerectificeerd en eiser kan aan deze foutieve publicatie geen rechten ontlenen.
7.2
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel vereist is dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval indien de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er vanuit de gemeente toezeggingen zijn gedaan die aan het college toe te rekenen zijn. De mailwisseling waar eiser zich op beroept, heeft plaatsgevonden in 2017 en was naar aanleiding van een andere aanvraag. In antwoord op eisers vragen heeft een medewerker van de gemeente toen aangegeven dat een dakkapel aan de voorzijde, onder voorwaarden, mogelijk is. In het eerste e-mailbericht van de medewerker aan eiser staat het volgende opgenomen:
“Wanneer u toch een dakkapel op de voorzijde wilt dan zal dit niet in de afmetingen kunnen die u aanvraagt. Wij hanteren vaak een breedte van 1/3 van het dakvlak en een beperkte hoogte van de dakkapel.”
In reactie op eisers antwoord op die eerste mail, geeft de medewerker aan dat een dakkapel over de helft van het dakvlak eventueel ook kan.
Op geen enkele wijze volgt uit deze mailwisseling een toezegging aan eiser dat een dakkapel, zoals hij die nu aangevraagd heeft, toegestaan is. Uit de foutieve publicatie heeft eiser evenmin af kunnen leiden dat de vergunning, zoals aangevraagd, verleend was. Het college heeft deze fout immers hersteld door rectificatie, zodat het voor eiser duidelijk had moeten zijn dat er geen sprake was van een verleende vergunning. Eisers beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3264.