ECLI:NL:RBNNE:2024:2525

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
22/3110
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van maatwerkvoorschriften voor geluidsniveaus van een zuivelfabriek in Coevorden

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de maatwerkvoorschriften die zijn opgelegd aan de zuivelfabriek aan de Vlieghuis Europaweg 42 in Coevorden beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Oosterbroek, betwist de geluidsniveaus die het college van burgemeester en wethouders heeft vastgesteld. De maatwerkvoorschriften zijn op 3 december 2021 ingesteld en zijn door het college op 8 juli 2022 in stand gehouden. Eiser stelt dat de geluidsniveaus die zijn voorgeschreven hoger zijn dan in een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst is afgesproken.

De rechtbank onderzoekt of het college de maatwerkvoorschriften terecht heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de voorgeschreven geluidsniveaus niet onaanvaardbaar zijn en dat de geluidsbelasting op de woning van eiser binnen de wettelijke normen blijft. De rechtbank wijst erop dat de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit in beginsel voldoende bescherming bieden tegen geluidshinder. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat de geluidsniveaus die in het bestreden besluit zijn vastgesteld, onaanvaardbaar zijn.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat het college de maatwerkvoorschriften op een juiste wijze heeft vastgesteld. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3110

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R. Oosterbroek),
en

het college van burgemeester en wethouders van [woonplaats].

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Katshaar Holding B.V. uit Coevorden (derde)
(gemachtigde: mr. R. Snel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de maatwerkvoorschriften die zijn gesteld aan de zuivelfabriek aan de Vlieghuis Europaweg 42 in Coevorden.
1.1.
Het college heeft de maatwerkvoorschriften op 3 december 2021 gesteld. Met het bestreden besluit van 8 juli 2022 heeft het college besloten op de bezwaren van eiser.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Derde heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
Eiser heeft op 29 maart 2024 gereageerd op de stukken van het college en derde.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen met zijn gemachtigde. Eiser heeft E.W. Boontje, werkzaam bij Peutz, meegenomen als deskundige. Namens het college hebben C.N. de Boer, J. oude Egbrink, J.H. de Vries en R. Wassink deelgenomen. Namens derde heeft de gemachtigde deelgenomen met R. Bensdorp en H.J. de Wit. Derde heeft J. van Mulken, werkzaam bij TAUW, meegenomen als deskundige.
1.5.
Op de zitting zijn, met instemming van partijen, enkele in het dossier ontbrekende stukken overgelegd aan de rechtbank. Deze stukken zijn bekend bij partijen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college het maatwerk terecht heeft gesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaard het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
3.1.
Aan de Vlieghuis Europaweg 42 is een zuivelfabriek gevestigd. De fabriek ligt op een gezoneerd industrieterrein. Eiser woont aan de [adres].
3.2.
Op 27 augustus 2014 is een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de beperking van geluidsoverlast.
3.3.
Het college heeft op 17 april 2018 aan KH Dairy Sourcing B.V. (dat onderdeel uitmaakt van het concern van Katshaar Holding B.V.) maatwerkvoorschriften milieu met betrekking tot geluid opgelegd.
3.4.
Op 11 juni 2021 heeft KH Dairy Sourcing een melding Activiteitenbesluit gedaan in verband met verandering van de zuivelfabriek. De voorfabriek wordt uitgebreid, enkele (bestaande) activiteiten worden verplaatst en enkele installaties worden vernieuwd. Bij de melding is een akoestisch onderzoek gevoegd.
3.5.
Het college heeft op 19 november 2021 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend voor het uitbreiden van de voorfabriek.
3.6.
Het college heeft op 19 november 2021 aan KH Dairy Sourcing B.V. een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) verleend omdat er voor de uitbreiding van de voorfabriek geen MER-rapport hoeft te worden opgesteld.
3.7.
Het college heeft op 3 december 2021 aan KH Dairy Sourcing B.V. maatwerkvoorschriften milieu opgelegd omdat de wijzigingen niet meer passen binnen de maatwerkvoorschriften geluid uit 2018. De oude maatwerkvoorschriften worden ingetrokken.
3.8.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 19 november en 3 december 2021.
3.9.
Het college heeft op 8 juli 2022 de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Het college heeft de omgevingsvergunning voor het bouwen en de OBM ongewijzigd in stand gelaten en de maatwerkvoorschriften van 3 december 2021 ingetrokken en vervangen door de maatwerkvoorschriften zoals opgenomen in bijlage 2 bij de beslissing op bezwaar. Voor het overige is het besluit van 3 december 2021 in stand gelaten.
Voor zover relevant is nu in de maatwerkvoorschriften het volgende voorgeschreven:
“1. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau Lar,LT veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op de onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan
Punt
Omschrijving
Dagperiode(07:00 tot 19:00 uur)
Avondperiode(19:00 tot 23:00 uur)
Nachtperiode(23:00 tot 07:00 uur)
MTG-01
Europaweg 46
42
44
41
Z-02
Zonebewakingspunt
41
40
39
(…)
Z-36
Zonebewakingspunt
41
40
40
Geluidniveau in dB(A) ref. 20 µPa
2. In afwijking van wat is gesteld in voorschrift [1] mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau Lar,LT veroorzaaktdoor]
de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, na realisatie voorfabriek, op de onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan
Punt
Omschrijving
Dagperiode(07:00 tot 19:00 uur)
Avondperiode(19:00 tot 23:00 uur)
Nachtperiode(23:00 tot 07:00 uur)
MTG-02
Europaweg 46
44
43
42
Z-02
Zonebewakingspunt
41
41
40
(…)
Z-36
Zonebewakingspunt
40
39
39
Geluidniveau in dB(A) ref. 20 µPa
3. Met de realisatie van de voorfabriek dienen de volgende aanvullende maatregelen te worden getroffen:
- (…)
- Rondom de chillers en de container met de stoomunits een geluidwerend scherm met een hoogte van tenminste 5 meter. De geluidwering van het scherm dient tenminste 20 dB(A) te bedragen(…).
(…)
6. De vertrekkende vrachtwagens dienen tussen 21:00 uur en 5:30 bij het verlaten van het terrein rechtsaf richting Schoonebeek te rijden.
(…)
8. In de periode tussen 19:00 en 7:30 uur parkeert het personeel uitsluitend op het oostelijk gelegen terrein.”
Overgangsrecht
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ambtshalve te nemen besluit bekend is gemaakt, blijft op grond van artikel 4.5, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt.
4.1.
Het besluit tot het stellen van maatwerk is op 3 december 2021 bekendgemaakt. Dat betekent dat in dit geval het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Omvang geding
5. De rechtbank stelt vast dat het beroep zich alleen richt tegen de gestelde maatwerkvoorschriften en niet op dat deel van het bestreden besluit dat ziet op de OBM en de omgevingsvergunning voor het bouwen van de voorfabriek. De gemachtigde van eiser heeft dat op de zitting bevestigd. De rechtbank gaat in deze uitspraak daarom alleen in op de gestelde maatwerkvoorschriften. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser ook toegelicht dat, anders dan het beroepschrift mogelijk deed vermoeden, het beroep zich niet richt op het maatwerkvoorschrift over het parkeren door het personeel in de periode tussen 19:00 en 7:30 uur.
Bestreden besluit
6. Ten tijde van de bestreden besluitvorming golden de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. Op grond van artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit mocht het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau – kortweg gezegd – als gevolg van een inrichting op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A) in onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor inrichtingen die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein (zoals ook de zuivelfabriek) golden de waarden van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ook op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting.
Op grond van artikel 2.20, eerste en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit kon het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vaststellen en bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.
6.1.
Op 17 april 2018 heeft het college maatwerkvoorschriften vastgesteld voor de zuivelfabriek. Daarbij is onder meer de toegestane geluidsbelasting op zonepunten Z-02 en Z-36, de punten die het dichtst bij de woning van eiser liggen, voor realisatie van de voorfabriek gesteld op 41, 40 en 39 dB(A) (Z-02) en 41, 40 en 40 dB(A) (Z-36) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. De geluidsbelasting na de realisatie van de voorfabriek is gesteld op 39, 37 en 36 dB(A) (Z-02 en Z-36) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
6.2.
In het nu bestreden maatwerkbesluit heeft het college de toegestane geluidsbelasting op zonepunt Z-02, voor realisatie van de voorfabriek gesteld op 41, 40 en 39 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode en na de realisatie van de voorfabriek gesteld op 41, 41 en 40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor zonepunt Z-36 is dat 41, 40 en 40 dB(A) voor realisatie van de voorfabriek en 40, 39 en 39 dB(A) na de realisatie. Het college heeft overwogen dat dat past binnen de geluidszone en dat met die geluidsbelasting sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau.
6.3.
De rechtbank toetst hierna aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit rechtmatig is. Volgens vaste rechtspraak [1] heeft het college beleidsvrijheid bij de beslissing om maatwerkvoorschriften te stellen. Als wordt besloten tot het stellen van maatwerkvoorschriften, heeft het college verder een zekere beoordelingsvrijheid bij de vaststelling van wat nodig is ter bescherming van het milieu. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de rechter het bestreden besluit slechts terughoudend toetst.
Vaststellingsovereenkomst
7. Eiser wenst verdergaande maatwerkvoorschriften dan het college heeft gesteld. Eiser beroept zich daarbij op een vaststellingsovereenkomst uit 2014 waarin afspraken zijn gemaakt over de beperking van geluidsoverlast. Eiser heeft op de zitting nader toegelicht dat het beroep is ingegeven door de volgens eiser onjuiste doorwerking in het bestreden besluit van de in de vaststellingsovereenkomst vastgelegde afspraken. Volgens eiser worden met het bestreden besluit geluidsniveaus toegelaten die hoger zijn dan overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst. Het gaat volgens eiser om een overschrijding van 2 tot 3 dB(A) ten opzichte van de geluidsniveaus die passen bij de in het kader van de vaststellingsovereenkomst afgesproken maatregelen.
7.1.
De rechtbank overweegt dat een partij die een vaststellingsovereenkomst met het bevoegde gezag heeft gesloten, daarop in beginsel een beroep toekomt in een bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank stelt vast dat op 27 augustus 2014 een vaststellingsovereenkomst is gesloten waarin onder meer afspraken zijn gemaakt over de beperking van geluid van de zuivelfabriek. In die vaststellingsovereenkomst zijn eiser en derde als “Partij(en)” aangeduid. Eiser en derde zijn over en weer verplichtingen aangegaan. Bij deze vaststellingsovereenkomst zijn ook het college en het college van gedeputeerde staten van Drenthe betrokken. Zij zijn niet als partij aangeduid. In de considerans van de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat hun betrokkenheid nodig werd geacht “voor het kunnen implementeren van de afspraken die partijen hebben gemaakt”. Over de rol van de colleges is in de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat de colleges zich maximaal zullen inspannen om het resultaat van de in deze overeenkomst tussen partijen vastgelegde wilsovereenstemming binnen een adequate beslistermijn vergund en bestemd te krijgen.
7.2.
De rechtbank volgt het standpunt van het college en derde dat uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst niet blijkt dat er tussen partijen overeenstemming is bereikt over aan derde op te leggen concrete geluidsgrenswaarden die door het college in acht moeten worden genomen. De rechtbank is verder van oordeel dat de vaststellingsovereenkomst niet zover strekt dat het college op grond van die overeenkomst zelf een actieve rol heeft om aan het bedrijf bepaalde voorzieningen op te leggen. Het betoog van eiser dat het college op grond van de vaststellingsovereenkomst lagere geluidsniveaus had moeten voorschrijven, slaagt niet.
Voorgeschreven geluidsniveau
8. Eiser voert aan dat gelet op het maatwerkvoorschrift uit 2018, te hoge geluidsniveaus zijn toegestaan. Het college erkent dat sprake is van een toename van de geluidsniveaus, maar geeft aan dat sprake is van een aanvaardbare situatie. Het college voert daartoe aan dat de grenswaarde op de bewakingspunten op de geluidszone niet wordt overschreden. Verder acht het college van belang dat de totale geluidsbelasting op de woning van eiser met inachtneming van de door eiser bestreden maatwerkvoorschriften 36 dB(A) in de dagperiode en 38 dB(A) in de avond- en nachtperiode zal bedragen. Dit ligt ruimschoots onder de grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Het college stelt zich op het standpunt dat de geluidhinder voor de woning van eiser tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt.
8.1.
Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet. De rechtbank licht dat oordeel hierna verder toe.
8.1.1.
De rechtbank stelt vast dat de zuivelfabriek is gelegen op een gezoneerd industrieterrein. De zuivelfabriek is de enige inrichting op dit industrieterrein. De geluidszone is vastgelegd in het bestemmingsplan “Katshaar Zuivel”. De woning van eiser ligt buiten deze geluidszone. In het bestreden besluit zijn geluidgrenswaarden opgelegd die gelden op een aantal zonebewakingspunten. Niet ter discussie staat dat de punten Z-02 en Z-36 het dichtst bij de woning van eiser zijn gelegen en dat op die punten wordt voldaan aan de uit de geluidszonering voortvloeiende grenswaarde. Evenmin staat ter discussie dat op de woning van eiser de hiervoor onder 8 genoemde geluidsbelasting geldt met inachtneming van de door eiser bestreden maatwerkvoorschriften.
8.1.2.
De rechtbank overweegt verder dat de wetgever de geluidsnormen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit in beginsel toereikend heeft geacht ter bescherming tegen geluidhinder. Met het gestelde maatwerk worden op de zonepunten die het dichtstbij de woning van eiser liggen, normen gesteld die onder de geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit liggen. Ook wordt voldaan aan de begrenzing van het geluid in het bestemmingsplan. Nu eisers woning verder van de zuivelfabriek is gelegen dan de zonepunten Z-02 en Z-36 en voor de woning van eiser ook met het bestreden besluit nog steeds een lagere geluidsbelasting geldt dan de toereikende normen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit, heeft het college zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat met het voorgeschreven geluidsniveau nog steeds sprake is van een situatie die niet onaanvaardbaar is. Dat de waarden die gesteld zijn in het bestreden besluit, hoger liggen dan de in 2018 vastgestelde waarden, doet aan de aanvaardbaarheid daarvan niet af. Door eiser wordt niet betwist dat het terrein van de zuivelfabriek anders is ingericht dan in 2018 en dat daarom aanpassing van het maatwerkvoorschrift noodzakelijk was. Eiser heeft verder ook niet, los van wat eiser stelt over de vaststellingsovereenkomst, gemotiveerd of met nadere stukken onderbouwd dat de met het bestreden besluit gestelde geluidsniveau na realisatie van de voorfabriek vanuit het oogpunt van het belang van de bescherming van het milieu onaanvaardbaar is.
Eiser heeft in een nader stuk nog verwezen naar een door TAUW opgesteld rapport van 28 september 2023. Dat rapport geeft de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Het betreft een rapport ten behoeve van een door Katshaar gedane melding voor een tijdelijke afvalwaterzuivering. Volgens eiser volgt daaruit dat de zuivelfabriek wel aan de volgens eiser uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeiende waarden zou kunnen voldoen. De rechtbank overweegt hierover dat deze rapportage van ruim na het bestreden besluit is. Bovendien ziet het rapport op een wijziging van inrichting. Het college heeft dit rapport, wat er verder ook van zij, niet bij de besluitvorming kunnen betrekken. De rechtbank ziet hierin geen grond voor het oordeel dat de met het bestreden besluit gestelde maatwerkvoorschriften niet mochten worden gesteld.
Chillers
9. Eiser voert aan dat derde ten onrechte de chillers niet heeft vervangen door geluidsarme condensors met binnen opgestelde compressoren. Het college geeft aan geen aanleiding te zien om een regeling te treffen voor vervanging van de chillers.
9.1.
De rechtbank stelt vast het project van derde onder meer de verlenging van de voorfabriek omvat. Daarbij worden de chillers verplaatst naar het ‘utilities-plein’. Vervanging van de chillers door geluidsarme condensors is geen onderdeel van dit project. Het college heeft de akoestische gevolgen van het project beoordeeld. Het college heeft op basis van die beoordeling maatwerkvoorschriften opgelegd. Daarbij is aan de zuivelfabriek de verplichting opgelegd om rondom de chillers en de container met de stoomunits een geluidwerend scherm met een hoogte van ten minste 5 meter op te richten. Het college is daarbij tot de conclusie gekomen dat met de gestelde maatwerkvoorschriften sprake is van een aanvaardbare situatie. De rechtbank ziet geen aanleiding om dat niet te volgen. Het college heeft onbetwist aangegeven dat op basis van het bestreden besluit sprake zal zijn van een geluidsbelasting van 36 dB(A) op de woning van eiser gedurende de dagperiode en van 38 dB(A) in de avond- en nachtperiode. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hiermee geen aanvaardbaar geluidsniveau wordt behaald.
9.1.1.
Eiser heeft toegelicht dat het hem gaat om naleving van de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de vervanging van de chillers. Dat leidt niet tot een ander oordeel van de rechtbank. Het college dient op grond van de publiekrechtelijke regeling in het Activiteitenbesluit te beoordelen of er aanleiding is voor het stellen van maatwerkvoorschriften. In dit geval vloeit naar het oordeel van de rechtbank uit de vaststellingsovereenkomst voor het college geen plicht voort om vervanging van de chillers door geluidsarme condensors voor te schrijven. Verder heeft het college in het bestreden besluit en op zitting toegelicht dat partijen met de in de vaststellingsovereenkomst genoemde maatregel een geluidreductie van 3 dB(A) op de woning van eiser hebben beoogd. Het college heeft toegelicht dat die reductie ten opzichte van de situatie van voor de vaststellingsovereenkomst ook wordt behaald. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De rechtbank ziet, gelet ook op het publiekrechtelijke toetsingskader uit het Activiteitenbesluit, geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het college nadere maatwerkvoorschriften in de vorm van technische voorzieningen ten aanzien van de (verwijdering van de) chillers aan de zuivelfabriek had moeten voorschrijven. Dat de chillers niet BBT zouden zijn, omdat deze niet in overeenstemming zijn gebracht met de vaststellingsovereenkomst, volgt de rechtbank niet. Of de zuivelfabriek op grond van de vaststellingsovereenkomst de chillers had moeten vervangen, ligt bovendien in deze zaak niet ter beoordeling voor. Voor een oordeel daarover dient eiser zich te wenden tot de burgerlijke rechter.
Vrachtverkeer
10. Eiser voert aan dat in het kader van de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat arriverend vrachtverkeer in het tijdvak van 22:30 uur tot 05:30 uur zal worden geleid in oostelijke richting. Die afspraak is volgens eiser ten onrechte niet opgenomen in de maatwerkvoorschriften.
10.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat net als in het eerdere maatwerkvoorschrift uit 2018 geen voorschrift is opgenomen over het arriverend vrachtverkeer. Wel is in het bestreden besluit een maatwerkvoorschrift opgenomen voor vertrekkend vrachtverkeer (voorschrift 6). Om geluidhinder voor eiser van optrekkend vrachtverkeer te voorkomen moet het vertrekkend vrachtverkeer tussen 21.00 en 06.00 uur bij het verlaten van het terrein van de zuivelfabriek rechtsaf richting Schoonebeek te rijden.
10.2.
Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet. Voorschrift 6 in het bestreden besluit komt overeen met het maatwerkbesluit uit 2018. Daarbij is geen voorschrift gesteld voor arriverend vrachtverkeer. Het college heeft toegelicht dat er aanleiding was (en is) om een maatwerkvoorschrift op te nemen voor vertrekkend vrachtverkeer, omdat vertrekkende vrachtwagens een hoog bronvermogen hebben en dat dit niet vergelijkbaar is met arriverend vrachtverkeer. Eiser heeft dat niet gemotiveerd betwist. Eiser betwist verder niet dat ook zonder maatwerkvoorschrift over de rijroute van het arriverend vrachtverkeer sprake is van een aanvaarbare situatie. De enkele verwijzing naar de vaststellingsovereenkomst maakt dan niet dat het college het bestaande maatwerkvoorschrift uit 2018 niet mocht overnemen in het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 8 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO6612.